NAP Nieuws bezoekt iedere editie een bijzondere plek of een speciaal persoon in Amsterdam. Altijd een overtreffende trap; de grootste, oudste, duurste … van onze hoofdstad. Deze week: de top van de Rembrandttoren, het hoogste punt van Amsterdam.
Met licht brommende motor stopt een zwarte BMW achter drie andere glanzende wagens op het Amstelplein. Een man haast zich uit de auto. Hoornen bril, strak gestreken overhemd, aktetas in de hand. Daadkrachtig beent hij richting de ingang van de Rembrandttoren. Van drie draaideuren kiest hij de middelste, pal onder een grote hangende klok met zware wijzers. Hij werpt er een achteloze blik op. Vijf voor half negen. Een hand duikt routineus in zijn borstzak, terwijl zijn passen versnellen, de ontvangsthal in. Toegangspasje? Check.
De ontvangsthal van de honderdvijftig meter hoge toren is ruim, met een grote balie. Achter vier beveiligingspoortjes bevinden zich trappen en acht liften. De bebrilde man verdwijnt in lift nummer zes. Omhoog. Wellicht naar een bank, naar het kantoor van LinkedIn of naar één van de andere bedrijven in het gebouw. Voor de bezoeker is het een raadsel. Zonder pasje kom je hier niet ver.
Wie wel zo’n pasje heeft, kan zich via één van de liften in dertig seconden toegang verschaffen tot een bijzonder panorama op het hoogste punt van Amsterdam. Of beter gezegd: het hoogst toegankelijke punt. Dat is verdieping nummer 32, waar de Rembrandt Tower Boardroom zich al elf jaar bevindt; een bedrijf dat (vergader)ruimten voor zakelijke doeleinden faciliteert.
De ruimten van de Boardroom hebben grote glazen ramen. Voor één ervan staat een verrekijker. “Toen ik hier net werkte, stond ik daar vaak”, vertelt salesmanager Marie-Jeanne Giesen. “Het is net het Empire State Building. Vanaf deze hoogte zagen we het gisteren nog prachtig donker worden.” Tijdens een korte rondleiding wijst ze de herkenbare punten in het duizelingwekkende uitzicht aan. “Kijk, daar kun je de ArenA zien liggen. Als het wat lichter is, zie je ook de Domtoren.” Aan de andere kant van de Boardroom kijken we naar het noorden. “Daar, het Centraal Station, en dat witte vlak is filmmuseum EYE. We ontvangen regelmatig internationale klanten: uit Engeland, Duitsland en binnenkort ook uit het Midden-Oosten. Zij kunnen de stad hier vanuit het hoogste punt overzien.” Directeur Alexandra Hutter vult aan: “De toren is eigenlijk het ijkpunt van Amsterdam. Iedereen kent het.”
Echter, de Boardroom is niet het allerhoogste punt van de stad. De Rembrandttoren, die in 1994 gebouwd is naar voorbeeld van Amerikaanse wolkenkrabbers, heeft maar liefst 35 verdiepingen. Op die bovenste drie etages komen alleen technici. Zij kunnen daar bijvoorbeeld sleutelen aan de machinerie van de lift. In de nok zit ook het airconditioningsysteem; op deze hoogte kunnen de raampjes niet zomaar open. Om een luchtje te scheppen moeten bezoekers dus naar buiten.
Daar, ruim honderd meter lager, zijn de BMW’s inmiddels verdwenen. Het Amstelplein is nu vergeven van de haastige studenten. Ze zijn op weg naar de nabijgelegen Hogeschool van Amsterdam. Een kleine roodharige jongeman gooit zijn racefiets tegen het hek en tuurt omhoog. Tien lange seconden blijft hij voor de toren staan, tot zijn iPhone voor afleiding zorgt. Hij vist hem uit zijn broekzak en sjokt richting de Hogeschool. Die tijd komt nog wel.