NAP Nieuws bezoekt iedere editie een bijzondere plek of een speciaal persoon in Amsterdam. Altijd een overtreffende trap; de grootste, oudste, duurste … van onze hoofdstad. Deze week: de Fietskantine, de eerste Amsterdamse fietsenmaker, kapper en koffiebar in één.
“Is er wat met je ketting? Breng maar binnen, dan maak ik hem gelijk.” Luuk de Leeuw, fietsenmaker en eigenaar van de Fietskantine houdt de deur open. De hele gevel van het winkelpand op de Overtoom nummer 141 is van glas, ingezet in een modern stalen raamwerk. Het lijkt een hip koffietentje, maar boven de deur staan vier bedrijfsnamen: Lot sixty one, Fietskantine, Bouncespace en Bubblekid. Respectievelijk een koffiebar, fietsenzaak, flexplekverhuur en een kapper in één.
Aan een tafel tegen het raam zitten twee heren achter hun laptop aan de koffie. Links van hen staat een kapperstafel, zónder spiegels, waar twee mensen geknipt worden. Rechts staat de koffiebar van verweerd groen staal. Aan de grove bakstenen muur hangen twee pronkfietsen, één daarvan is bijna volledig van bamboe gemaakt.
De Leeuw – 29 jaar, pretoogjes, modieus blauw overhemd – loopt naar achteren met de fiets, waar een jonge vrouw lampjes bevestigt op een oud fietsframe. Ze bouwt de fiets om tot kroonluchter voor de opening van vanavond. Op de vloer van de werkplaats ligt een Perzisch tapijt, tegen de achterwand staat een paarsrode Chesterfieldbank, daarnaast een dranktafeltje in de vorm van een wereldbol met een halflege fles whisky en bijbehorende glazen.
“De Fietskantine: kappertje, koffie, bikebabe”, grapt de Leeuw naar de klussende dame. “O ja, en bier. Koffietje doen? Of wil je een whiskey, haha, een beetje vroeg nog hè”. De werkbank ligt op een professioneel keukenblok. Op het fornuis rechts daarvan liggen fietsonderdelen en gereedschap. “Ik wilde het eerst Kitchen noemen, maar dan moet ik elke keer ook echt wat maken in de kitchen. Daar heb ik geen zin in.”
De Leeuw, afgestudeerd werktuigbouwkundige, stopte in oktober als installatiespecialist bij ingenieursbureau Royal Haskoning. “Ik ben daar gestopt omdat ik weer met mijn handen wil werken. Ik wil mensen ontmoeten die ik leuk vind in plaats van achter mijn computer de hele dag doorbrengen met mensen die ik toch niet interessant vind.”
Kapper, fietsenmaker, koffiebar, klaar terwijl u wacht? De combinatie is niet vanuit die visie: “Via de kapper hoorde ik toevallig dat ik voor vijfhonderd euro een deel van dit winkelpand kon huren. We vonden koffie gewoon wel leuk erbij. Mensen die naar de kapper gaan, laten hun fiets vaak repareren in de tussentijd.”
De dagomzet van de fietsenwinkel schommelt tussen de twintig en de driehonderd euro. “Elke keer als ik boven de 150 zit, mag ik mezelf trakteren op een Belgisch biertje in de kroeg aan de overkant. Ik zit nu bij de B van de bierkaart, dat is ongeveer vier keer sinds begin december.”
Hoewel De Leeuw tijdens zijn jeugd in Arnhem tien jaar bij een fietsenmaker heeft gewerkt, vindt hij fietsen maken niet per se fantastisch. “Ik wilde gewoon een winkeltje. Bandenplakken vind ik niks, dat heb ik dan ook heel duur gemaakt. Vijftien euro, maar dan krijg je wel een nieuwe binnenband.”
“Zo, dat was voor het eerst in tien jaar dat ik de speling uit een achteras heb gehaald. In één keer goed!” De fiets is klaar, maar De Leeuw hoeft er geen geld voor. Op aandringen vraagt hij toch een tientje. Pinnen kan niet. “Laat maar zitten, geef me maar een kaartje voor je feestje volgende week.”