Kolonel Mietta Groeneveld (45) loopt niet, ze rent. Op haar zwarte instappers sjeest ze door de gangen van gebouw vijfendertig aan de rand van de Frederikskazerne in Den Haag. Gefocuste blik, armen in een boog van negentig graden langs haar lichaam, opschrijfboekje in de rechterhand. Vaak op tijd. Meestal nét iets te laat.
Haar afspraken lopen nu eenmaal altijd uit. Niet dat ze dan hijgend aanschuift aan de vergadertafel. Groeneveld heeft een ijzeren conditie. Een vriendelijke knik voordat ze gaat zitten. Zo. Hoeft ze met haar één meter eenenzestig niet meer op te kijken naar haar lange, vooral mannelijke, collega’s.
Geen geklets, meteen beginnen. Agendapunt één. Geconcentreerd hoort ze haar medewerkers aan. Een lichte frons. Hadden ze het daar vier maanden geleden, op een dinsdagmiddag, niet al eens over gehad? Zestien paar vertwijfeld heen en weer schietende ogen. Een korte discussie. Groeneveld slaat haar boekje open. Ze bladert terug. Triomfantelijk. Ja, daar staat het. Ze had gelijk.
Alweer.
Herkenbare situatie voor Olaf Binsch (44), haar vriend met wie ze een zoon (Odin, 6) heeft. Binsch gaat graag even hardlopen na een discussie met Groeneveld. Stoom afblazen. Veertien jaar geleden leerde hij haar kennen. Of hij wilde dansen, vroeg ze. Haar Nederlandse teamgenoten waren namelijk niet zo los in de heupen. Ze hadden er net een weekend orienteering op zitten. Gewapend met kompas en landkaart van een nogal onbegaanbaar stukje Kroatië, hadden de groepen militairen zich langs de talloze controleposten gewerkt tijdens het sportevenement. De Duitse Binsch streed als deelnemend militair namens de Bundeswehr, Groeneveld was een van de afgevaardigden van het Nederlands leger. De laatste avond werd er gefeest.
“Nadat we hadden gedanst, zei ik dat hij best eens naar Nederland mocht komen. Om de geasfalteerde fietspaden te bekijken, die ze in Duitsland weer in Autobahn hadden veranderd.” Groeneveld grijnst. Een week later luisterde ze haar voicemail af. Een bericht van Binsch. Hij was onderweg en verwachtte rond vier uur bij haar huis te zijn. Kwam het uit? Ja hoor. Ze moest alleen haar toenmalige vriend nog even de deur uitzetten. Daarna kon hun romance van start gaan.
In Nederland, dat wel. Het leek Groeneveld loopbaantechnisch namelijk niet zo handig het land en dus het leger te verlaten. Na de Koninklijke Militaire Academie had ze direct aan het werk gekund als pelotonscommandant bij de Landmacht, en intussen was ze begonnen met een studie natuurkunde. Mogelijkheden te over straks, voorzag ze. Binsch had er minder moeite mee zijn Bundeswehr vaarwel te zeggen en gaf zijn militaire carrière op om als wetenschapper in de psychologie in Nederland aan de slag te gaan. “Je doet toch altijd concessies in een relatie? Bij het ene stel gaat het over de plek van de geraniums op de vensterbank, en bij het andere over zoiets als dit.”
Met de kolonelstitel die Groeneveld in 2010 kreeg, is ze één van de zestien vrouwen binnen Defensie in een hoge militaire rang. Grappig hoe het is gelopen eigenlijk, vindt ze. Het is niet eens écht ooit haar droom geweest het leger in te gaan. Ze had zich al aangemeld voor een studie natuurkunde na het bepalen van haar VWO-diploma. Haar cijfers waren bovengemiddeld en haar vader, hoogleraar criminologie, had haar geadviseerd toch vooral een degelijke studie te kiezen. Dat was voordat ze met de vader van een van de vrienden van haar broer sprak. Die was generaal en dacht dat het leger wel wat voor Groeneveld zou zijn. Hij gaf haar op voor de toelatingstests die ze glansrijk doorstond. “Ik heb altijd ontzettend van sporten gehouden en ik wist dat ze daar op de Koninklijke Militaire Academie veel aan deden. Waarom niet, dacht ik dus toen ik hoorde dat ik was aangenomen.”
De afgelopen drie jaar heeft Groeneveld aan het hoofd gestaan van programmabureau SPEER. Dit automatiseringsproject van Defensie dat de informatie over het materieel en personeel van de krijgsmacht stroomlijnt, zal volgend jaar zijn voltooid. Dat maakt ze niet meer mee. Ze vertrekt over een week met haar gezin naar Canada voor de masteropleiding national security. Daarna hoopt ze op de functie van Defensie-attaché in Berlijn. Laatst sprak ze deze wens uit in het bijzijn van haar collega’s. Hoongelach. Jij? Denk je nu echt dat jíj in aanmerking komt voor die felbegeerde functie in Berlijn? Dat ze geen breedgeschouderde mannelijke militair is, speelt daarbij wel mee, weet ze. Ach, echt druk kan ze zich er niet meer om maken. Na zevenentwintig dienstjaren bij Defensie is ze wel wat gewend.
Zo snel als Groeneveld de gangen door racet, zo rustig verlaten de woorden haar mond. Ze praat graag. Bedachtzaam. En veel. Haar collega Micha Bloem herinnert zich verschillende momenten waarop ze haar gesprekspartner net iets te lang vasthield. “Ze wil altijd zeker weten dat de ander haar punt hélemaal begrijpt. Na afloop van een gezamenlijk overleg laatst, wendde ze zich nog even tot een van de generaals om een en ander toe te lichten. Je zag hem denken: ‘Ja ja, ik snap het, maar wil nu toch eigenlijk wel weg.’”
Een handgebaar in de lucht, een denkbeeldige schets op het tafelblad. Groeneveld zet haar woorden het liefst wat extra kracht bij. Er moet natuurlijk wel naar haar geluisterd worden.
Met name in haar beginjaren als legercommandant had ze het nog wel eens moeilijk als vrouw tussen de mannen. Ze voelde zich niet altijd serieus genomen. Dat lag niet alleen aan haar vrouw-zijn, denkt ze. Het is voor niemand makkelijk een groep van veertig mannen aan te sturen binnen een legereenheid van driehonderd man. En al helemaal niet op je 23ste, de leeftijd waarop ze als commandant begon. “Mijn lengte hielp uiteraard ook niet echt mee. En de meesten waren gewoon stukken ouder”, vertelt ze. Die veel oudere officier bijvoorbeeld, die een arm om haar heen sloeg en zei: ‘Kom maar meisje, ik zal het je even uitleggen.’ Toen wist ze dat ze zich anders moest opstellen. “Ik werd een stuk defensiever. Reageerde sneller agressief. Dat doe ik nog steeds wel hoor. Soms een beetje té.” Maar het werkte het beste, merkte ze, zich tot haar manschappen wendde met een grap. Over haar lengte bijvoorbeeld. “Dan riep ik terwijl ik binnenkwam: ‘Jongens, waar is mijn kistje?’ Moesten ze altijd om lachen.”
Láchen dus, niet giechelen. Niemand in Groenevelds omgeving zal zich daar voorlopig nog in vergissen. Een paar weken terug barstte ze samen met een collega in lachen uit tijdens een belangrijk overleg met een aantal hooggeplaatste militairen. Of de dames even konden stoppen met giechelen, klonk het vanaf de overkant van de tafel. Een ijzige stilte volgde nadat Groeneveld de heer in kwestie had gevraagd wat hij daar precies mee bedoelde. Meteen laten blijken wanneer je het ergens niet mee eens bent, is haar credo. Zo voorkom je onduidelijkheden. Ze recht haar rug. Snap je? Zelfverzekerde blik. Dat verwacht ze dan ook van haar collega’s. En anders wil ze ze daar best even bij helpen.
SPEER-collega Denise Devilee: “Als ze ziet dat iemand onterecht onbeschoft wordt behandeld, bemoeit ze zich er meteen mee. Heel fijn is dat. Toen ik door een generaal werd afgeblaft bijvoorbeeld. Hij deed enorm uit de hoogte en zei dat ik mijn werk niet goed had gedaan, wat gewoon echt niet zo was. Groeneveld is toen even met hem gaan praten. Later is hij zijn excuses komen aanbieden. Bijzonder moment, dat komt hier echt niet vaak voor.”
Van de zevenentwintig jaar dat Groeneveld in dienst is, bracht ze er negen operationeel door: als leidinggevende binnen de gevechtseenheden van de Landmacht. Vreemd genoeg had ze daar nu juist veel minder moeite met haar vrouw-zijn te midden van haar voornamelijk mannelijke collega’s. “Zo’n groep soldaten opleiden, leer je zo. Dat doe ik tegenwoordig met m’n linkerpink.” Het wordt pas echt moeilijk tussen de gelijkgestemden, legt ze uit. “Als je met z’n allen in een concurrentiepositie zit, wordt er nog wel eens neergekeken op de vrouwen. Die zouden toch minder geschikt zijn voor de hoge posities, wordt gedacht. Of áls ze deze krijgen, is dat vast omdat ze vrouw zijn en Defensie ze tegemoet willen komen. Die opmerking heb ik meer dan eens gehad. Onzin natuurlijk. Ik ben gewoon goed.”
Dat beamen Micha Bloem en Hans Westdijk. Groeneveld is een wandelende Defensie-encyclopedie, vinden haar medewerkers. Ze is overal van op de hoogte en voelt aan wat ze op welk moment moet vragen. Strategisch en slim. Westdijk: “Ze weet precies hoe ze een ander klemzet met een vooraf zorgvuldig bedachte vraag.” Wel worden ze bij het SPEER-programmabureau soms gék van haar uitstelgedrag en de veranderingen die ze op het laatste moment wil doorvoeren. Zijn haar collega’s keurig voorbereid voor een belangrijke presentatie, ontvangen ze ’s nachts om half drie een mail van Groeneveld. Alles wordt tóch net een beetje anders. Of ze de bijgevoegde stukken wel kunnen doorlezen voor die bijeenkomst van vanochtend, om negen uur. Delegeer-probleempje, denken ze. Groeneveld geeft liever niets uit handen. Ze doet het zelf wel. De anderen moeten maar accepteren dat dit zo nu en dan tot last-minute-wijzigingen leidt. En tot nachtelijke mailconversaties. Slaapt hun baas eigenlijk wel, vragen ze zich af.
Die knikt langzaam. Jawel. Niet zo lang misschien. Ze gaat nu eenmaal niet slapen voordat ze alles af heeft. Binsch snapt dat wel. Een militaire carrière gaat niet samen met een negen-tot-vijf-mentaliteit. En daarnaast ontspant ze heus wel eens hoor. Door haar droomhuis te tekenen bijvoorbeeld.
Groeneveld kijkt betrapt op en glimlacht. “Die oude jaren dertig huizen, ken je die? Daar zou ik in willen wonen.” Drie strakke handbewegingen op ooghoogte. Midden in de woning moet dan zo’n grote losstaande trap komen, legt ze uit. Met een balustrade. Je weet wel. Haar ogen lichten op. Soms, als ze weet dat niemand naar haar kijkt tijdens een vergadering, slaat ze een lege bladzijde open in haar opschrijfboekje. Minutieus schetst ze dan een deel van het huis waarin ze ooit hoopt te wonen. “Misschien had ik beter architect kunnen worden”, zegt ze dan zacht. Zonde dat militairen tijdens hun opleiding juist leren vooral níet creatief te zijn, vindt ze. “Uiteindelijk ga je allemaal op dezelfde manier denken, zo functioneert het leger natuurlijk. Dat is het doel.”
De kans dat ze binnenkort samen met Binsch en Odin intrek zal nemen in een jaren dertig-paleis schat ze klein in. Een dromerige glimlach. Ze houdt haar hoofd schuin. Wie weet. Misschien in een ander leven. Of straks, in Berlijn.