Op 18 juni 2013 wordt neurochirurg Kees Tulleken (1940) berispt door het tuchtcollege. Hij heeft zijn beroepsgeheim geschonden door informatie te lekken over de gezondheidstoestand van prins Friso aan zijn vrouw, de NRC-journaliste Jannetje Koelewijn (1959). Voor hem betekent het weinig. Zij is erdoor aangedaan. Een reconstructie.
Het is zes uur ’s ochtends als neurochirurg Kees Tulleken uit bed stapt. De zon is al even op. Even denkt hij eraan: vandaag is de dag hij met Jannetje naar Amsterdam moet voor de uitspraak van het tuchtcollege. Maar meer dan die constatering is het niet. Zijn hartslag is er geen seconde sneller om.
Het gebruikelijke ochtendritueel. Koffie, drie plakken ontbijtkoek. Wat lezen en een pijp roken. Televisie uit, geen internet. Het ANP-bericht, dat om kwart voor zes op de sites van De Volkskrant, Trouw en het Algemeen Dagblad verschijnt – Tuchtcollge spreekt zich uit over Tulleken – ziet hij niet.
Anderhalf jaar eerder, op 17 februari 2012, zijn Tulleken en Koelewijn in Inssbrück voor een conferentie over neurochirurgie. Terwijl in Nederland alle zenders overschakelen naar speciaal ingelaste journaals, wordt Koelewijn gebeld door haar zusje: of ze wel voorzichtig doet. Prins Friso is onder een lawine terecht gekomen, in hetzelfde gebied als waar zij zich bevinden.
Koelewijn en Tulleken lopen terug naar het ziekenhuis. Tulleken om zijn diensten aan te bieden, als neurochirurg met een bijzondere staat van dienst. Koelewijn in haar hoedingheid als journalist, kladblok en pen bij de hand.
De lezingen van wat er vanaf dat moment gebeurde verschillen. Volgens Koelewijn en Tulleken hebben ze gemeld aan dokter Claudius Thomé, van wie ze op dat moment veronderstelden dat het de arts van Friso was, dat Koelewijn journalist is en er een artikel over wilde publiceren in de krant. Thomé zou vervolgens hebben gezegd dat Friso geen schedelbasisfractuur had en geen verwondingen, en dat zijn lichaamstemperatuur redelijk was toen hij onder de sneeuw vandaag kwam. Thomé ontkende dat later echter. Hij zei dat hij in het algemeen over lawineslachtoffers sprak. Hij bleek niet de behandelend arts van Friso te zijn.
Feit is dat het artikel dat de volgende dag op de voorpagina van NRC Handelsblad verscheen, onder de kop ‘Hoe houdt het brein van Friso zich?, een explosie veroorzaakte. De RVD wilde de informatie over Friso ontkennen noch bevestigen. NRC had de privacy van de koninklijke familie geschonden, klonk het, en Tulleken zijn beroepsgeheim. Toen een week later bleek dat het sprankje hoop dat het artikel gaf vals was, maakte NRC excuses. Weer een paar maanden later diende de Inspectie voor de Gezondheidszorg een klacht in tegen Tulleken. Hij had zijn beroepsgeheim geschonden, oordeelde de inspectie.
Toen Tulleken nog werkzaam was als neurochirurg, nam hij zijn werk mee naar huis. Ooit liet hij zijn vakantie verspesten door een kwestie met een patient, omdat hij het niet los kon laten. Dat vond hij niet erg. Want wat is nou een vakantie in vergelijking met een mensenleven?
Maar deze zaak, een tuchtzaak nog wel, doet hem niets. Hij vindt zichzelf dan ook niet representatief voor iemand die voor het tuchtcollege moet verschijnen, zegt hij meerdere malen. Deze zaak is een technische, die de gezondheid van prins Friso op geen enkele manier beinvloedt – die ligt immers nog altijd in coma. Tulleken is bovendien al met pensioen. Een waarschuwing of berisping heeft geen enkele invloed op zijn carriere.
Hij hoopt er zelfs op. Hij ziet de discussie al losbarsten, als hij er zonder straf mee wegkomt: die artsen houden elkaar weer de hand boven het hoofd. Gezien de commotie, zou hij een maatregel tegen hem terecht vinden. Dat had hij in deze situatie zelf misschien ook wel gedaan, in de tien jaar dat hij zelf in het tuchtcollege zat.
Voor Koelewijn is dat anders. Het doet haar pijn, deze smet op zijn lovenswaardige carrière, waar zij nog een aandeel in heeft ook. Dat iedereen hard over hem oordeelt, terwijl het zo’n goede dokter was. En de afgelopen periode was naar. Er werd gelobbyd om Tulleken via het civiele recht aan te klagen. Er waren bedreigingen. Ze werd uitgemaakt voor heks. Op Twitter schreven mensen dat zij en Tulleken het verdienden zelf onder de sneeuw terecht te komen.
Rond een uur of elf gaan Tulleken en Koelewijn van huis. Hun rode nieuwbouwwoning in het centrum van Utrecht valt op tussen de oude huizen in de straat. Het is een architectenhuis, modern en licht. Zonlicht valt door grote koepelvormige ramen op hun kleurige meubels. Ze wonen naast de Martinuskerk, bij televisiekijkers bekend als de Kerk van Juinen. Ooit werd Kooten en de Bie er opgenomen.
Tulleken houdt van Utrecht. Je voelt de aanwezigheid van studenten, maar ze zijn niet zo aanwezig als in Leiden, de stad waar hij studeerde. Soms wandelt hij met Jannetje langs de drukke, gezellige terrasjes op het Ledig Erf. Ze drinken er nooit wat, maar het is een sfeervolle wandeling.
Koelewijn en Tulleken hebben het goed samen. Ze ontmoetten elkaar ruim tien jaar geleden, toen zij hem in opdracht van iemand anders interviewde – een koppelpoging, hoorden ze later. Wanneer hij praat, kijkt ze hem liefdevol aan. Hij roemt haar om haar scherpe, originele beschouwingen. Beiden behoren tot de besten in hun vakgebied. Tulleken is een internationaal vooraanstaand emeritus-hoogleraar, die een ingenieuze techniek ontwikkelde voor bypassoperaties. Koelewijn is een veelgeprezen journaliste die meerdere boeken schreef. Zelfs van een uurtje bij een fruitkraampje doorbrengen maakt ze een mooi verhaal, zegt Tulleken trots.
In Amsterdam aangekomen lunchen ze bij Riva, een nieuw restaurant aan de Amstel. De lunch is licht. Ceasar salade voor Tulleken, een salade met gegrilde groenten voor Koelewijn. Tulleken is nog altijd niet zenuwachtig. Koelewijn heeft zo min mogelijk aan de uitspraak gedacht vandaag. Een klassiek geval van dissociatie, zal ze later zeggen. Ze stopte het weg. Besloot ervan uit te gaan dat ze haar man, de beroemde, optimistische neurochirurg Kees Tulleken, toch niet zouden straffen voor iets wat hij zonder ook maar een greintje kwade opzet heeft gedaan. Maar nu ze nog maar een uur van de uitspraak verwijderd zijn, slaat de angst bij haar toe.
Twintig februari 2012. Tulleken en Koelewijn zijn een dag terug uit Innsbruck. Pas toen ze thuiskwamen en de krant van de deurmat raapten, zag Tulleken dat het artikel over Friso op de voorpagina stond. Dat verbaasde hem: hij vond het meer iets voor pagina 4 of 5.
De publieke verontwaardiging over het artikel van Koelewijn is groot. Kon dit zomaar, informatie over de gezondheid van de prins publiceren, verkregen omdat je man toevallig dokter was? Veel mensen vonden van niet. Tulleken had moeten zwijgen, Koelewijn had het stuk niet in de ‘sesationele’ ik-vorm moeten opschrijven, NRC had niet moeten publiceren.
Die avond schuiven ze aan in de belangrijkste televisieprogramma’s. Om uit te leggen hoe het zit, denkt Tulleken; dan zullen de mensen begrijpen dat hij het niet kwaad bedoelde. Hij wilde alleen maar corrigeren wat de media meldden – dat Friso wel een schedelbasisfractuur had. Hij vindt dat ‘die enge Rijksvoorlichtingsdienst’ veel te weinig informatie geeft.
De emoties lopen hoog op. Koelewijn zit bij Matthijs van Nieuwkerk aan tafel. Naast haar zit NRC-hoofdredacteur Peter Vandermeersch, tegenover haar Jan Mulder en Ben Crul, arts en oud-hoofdredacteur van Medisch Contact. Crul heeft geen goed woord over voor Tulleken, ooit zijn leermeester. Hij vraagt zich af of hij de eed van Hippocrates wel heeft begrepen. Van Nieuwkerk vraagt retorisch: ‘Er staat toch nergens in dat tuchtrecht: positief nieuws mag in het bijzonder door dhr. Tulleken naar buiten worden gebracht?’ Jan Mulder valt Koelewijn met verheven stem in de rede. “Uw man is een sloddervos”, zegt hij. “Een heel vervelende man”. Koelewijn komt er nauwelijks tussen.
Tulleken is woest als hij het ziet op televisie. Dat ze zo tegen zijn Jannetje praten. Zo grof, zo onbeschoft. Hij is er nog boos over.
Een paar uur later zit hij in dezelfde studio, aan tafel bij Pauw en Witteman. Hij praat zoals dat voor hem kenmerkend is: veel, zelfverzekerd, zonder blad voor de mond. Later zou hij dat als zijn hobby bestempelen: zijweggetjes bewandelen, maar toch altijd op de vraag terugkomen. Nu zegt hij echter iets wat hem een jaar later een extra klacht van de inspectie zal opleveren. Hij vertelt dat hij ‘een oud-premier’ behandeld heeft, die er de laatste maanden van zijn leven bij lag als een verschrompeld mannetje. Het is niet moeilijk dat te herleiden tot Jo Cals.
Als Tulleken en Koelewijn bij het gerechtshof in Amsterdam komen aanfietsen – hij op een geleende fiets, zij op die van haarzelf – staan de camera’s en journalisten al klaar. Tulleken ‘interesseert dat geen ene flikker’. Hij vindt dat de media er een poeha van maken, alsof hij niet gewoon zichzelf is, maar een agenda heeft. Soms duiden ze hem aan als ‘de omstreden arts Tulleken’. Hij neemt grote woorden in de mond als hij erover praat. Massahysterie. Karaktermoord. Volkswoede. Pertinent nemen ze onjuistheden van elkaar over. Dat zijn informatie over de gezondheid van Friso niet zou kloppen, bijvoorbeeld.
Stel: er was een kans van achtennegentig procent dat het niet goed zou komen met Friso, en een kans van twee procent van wel. Ben je dan alleen eerlijk als je zegt: ‘zeer waarschijnlijk haalt hij het niet’? Zit je ernaast als je zegt dat er een kleine kans is dat het nog goed komt?
Het is een kwetsie van formulering, denkt Tulleken. Wonderen bestaan. Hij heeft ze gezien inzijn loopbaan als chirurg. Het waren er niet veel, maar genoeg om in het ongelofelijke te geloven. Er was een jongen die in coma lag en ten dode was opgeschreven. Plotseling bewoog hij zijn pink. Uiteindelijk kon hij weer praten. Een zo’n verhaal en Tulleken is weer gesterkt in zijn optimisme.
In God gelooft Tulleken allang niet meer. Troost haalt hij uit Spinoza. Hij was altijd al in de filosoof geintereseerd, maar toen zijn eerste vrouw Annemarie in 1995 ernstig ziek werd, begon hij hem intensief te lezen. Spinoza dacht helder over dingen na, vindt hij. Over wezenlijke zaken, zoals de relatie tussen geest en lichaam, ook voor zijn werk als neurochirurg interessant. Tulleken volgt Spinoza in zijn monisme. Dat hij zonder aarzeling positieve informatie over Friso openbaarde, komt omdat zijn hersenen zo zijn geprogrammeerd. Hersenen zijn allesbepalend.
Koelewijn is verdoofd, als ze de uitspraak hoort. Juridische taal is emotieloos. De kille woorden over haar man doen pijn. Ze voelt zich schuldig. Zij heeft hem in deze situatie gebracht, en hij is het die op de beklaagdenbank zit. Het voelt onrechtvaardig dat er niet aan waarheidsvinding is gedaan. Haar is niets gevraagd, terwijl ze alles heeft opgeschreven. Genoeg aantekeningen, met datum en tijd. Toen ze tijdens de zitting iets wilde zeggen, werd haar de mond gesnoerd.
Die avond eten Koelewijn en Tulleken in de tuin. Het is nog steeds warm. Om hen heen kleurige bloemen. Ze drinken amarone. Een goede, lekkere fles, bewaard voor een speciaal moment.
’s Avonds in bed praten ze na. Ze smeden plannetjes om voor zichzelf op te komen. Zoals het sturen van mails naar de mensen die dingen over de zaak hebben gezegd die niet kloppen.
Het blijft bij plannen. De mails zijn een maand later nog niet verstuurd. In plaats daarvan hebben ze het laten rusten. Ze hopen dat de rest van Nederland dat ook doet. “Ik ben als de dood”, zegt Koelewijn, “dat de boel weer explodeert”.
Naschrift:
Dinsdag 9 juli 2013, 15:15. De NOS stuurt een sms-alert – voor het eerst sinds ruim een jaar is er weer nieuws over prins Friso. Hij verhuist van een Londense kliniek naar paleis Huis ten Bosch. Zijn toestand is nog altijd onveranderd: ‘zorgwekkend’.
Dit verhaal is niet geautoriseerd door Koelewijn of Tulleken.