Van schelp naar schuld

Zit er geld in uw broekzak? Haal het er eens uit. Bekijk het van alle kanten. Streel er met uw vinger over heen. Merkwaardig, hoe het gladde papier moeiteloos door uw vingers glijdt en hoe u even pauzeert bij het watermerk. Ruik er aan. De geur van geld is anders dan alle andere geuren. Merkt u dat? Waarschijnlijk zijn het euro’s waar u net stiekem aan rook en voelt u zich nu betrapt. Geld heeft namelijk geen geur. Ja, de geur van de bezwete buschauffeur waar u het briefje net van heeft gekregen. De geur van een muffe broekzak of van een nieuwe portemonnee. Verder is geld gewoon papier. Toch?

Totdat u het gebruikt. Er iets mee koopt. Dan krijgt dat geurloze stukje papier opeens waarde. En stinkt het. Naar onbetaalde rekeningen, de oplopende hypotheek en de jas die u net niet kan betalen. Het stinkt naar een financiële crisis die u nog niet te boven bent. Naar de controle die u verloren bent. Naar een verhaal dat u bent vergeten. Het verhaal van geld en wanneer het is gaan stinken.

Het verhaal van geld begint eigenlijk hetzelfde als alle andere verhalen. Bij een man, een vrouw en de liefde. Trouwen was ooit heel gemakkelijk voor de Tiv-stam uit het hedendaagse Nigeria. Vóór de kolonisatie van de Britten in 1850. Vóór de introductie van geld. Toen alle regels in deze samenleving nog duidelijk waren. Een zus voor een zus. Zo simpel was het.

Het ruilsysteem van de Tivs was er niet zomaar een. Hun economie bestond uit drie economische sferen waarbinnen de ruilhandel plaatsvond. In de laagste sfeer verhandelden ze voedsel en huishoudelijke artikelen. Dit gebeurde onderling en op de markt. In de middelste sfeer verhandelden ze langeafstand artikelen, luxe artikelen, zoals stoffen, slaven en koperen staven. In de derde en hoogste sfeer verhandelden ze personen. Of eigenlijk vrouwen. Voornamelijk zussen. Om mee te trouwen. Een zus voor een zus. Simpel.

Tot de Britten geld introduceren. De vanzelfsprekendheid van de drie sferen verdwijnt. Een appel voor een munt. Een stof voor tien munten. Een zus voor honderd. Of duizend. Tweeduizend munten? Een eeuwenoude traditie breekt af. Ergens begint er iets te stinken.

Geld moet rollen/ foto Mammal, Flickr.com
Geld moet rollen/ foto Mammal, Flickr.com

Amerika, 2008. De geur van geld hangt overal. Paniek. In Amerika duikelen de beurzen. Het vertrouwen in de dollar is weg. De overheid redt de twee grootste hypotheekbanken maar een maand later zijn alle middelen op. Zakenbank Lehman Brothers gaat failliet en een financiële crisis die de hele westerse wereld tot de dag van vandaag in haar greep houdt, is een feit.

Lidië, 700 voor Christus. Een ijzersmid slaat de allereerste munt en ruilhandel zal nooit meer hetzelfde zijn. Daarvoor al worden schaarse goederen zoals schelpjes en zout in grote delen van Afrika en Azië gebruikt om de waarde van producten en goederen te meten. Maar in Lidië, wat nu West-Turkije is, werden klompjes van goud en zilver voor het eerst platgeslagen. Het zijn de Romeinen die het gebruik van munten in de eeuwen daarna door het Westen verspreiden.

In de chaos van de middeleeuwen lijkt men weer terug te gaan naar ruilhandel maar Karel de Grote houdt de munt in stand. Al gauw zijn er zo veel munten in de omloop dat er specialisten nodig zijn om ze uit elkaar te houden en om de waarde ervan te bepalen. Goud- en zilversmeden veranderen in geldwissel- en handelaren.

Bij hen kloppen mensen dan ook aan als ze een dringend tekort hebben aan geld. Voor een stabiel onderpand zoals een sieraad, of huis, valt altijd wel iets te regelen. De lening is geboren. Dezelfde geldwisselaren bieden een oplossing voor mensen die een overschot aan geld hebben. Uit angst voor diefstal brengen ze het geld naar de handelaar, die het geld bewaart in een kluis. De eigenaar van het geld krijgt een briefje mee waarop staat hoeveel geld er in de kluis zit. Zo kan hij het geld altijd weer ophalen.

Ophalen is echter veel gedoe en al snel ontstaat er een handel in bewijsbriefjes. In plaats van met geld, betalen mensen met briefjes. Het geld blijft veilig bij de handelaar. Nou ja, veilig?

Handelaren krijgen al snel door dat ze het geld in de kluis goed kunnen gebruiken om leningen te verschaffen. Ze schrijven briefjes uit voor geld dat ze niet letterlijk hebben, maar in theorie wel terugkrijgen. Hiermee “scheppen” ze geld, ze creëren het dus.

De Britten hebben de truc als eerste door. Handelaren worden belangrijker, leningen groter en er is behoefte aan toezicht. In 1694 opent de eerste centrale bank ter wereld haar deuren. De koning van Engeland doet dat zelf. Sterker nog, de Bank of England is de eerste centrale bank waarbij de overheid de tegenwaarde van het papiergeld garandeert.

Virtueel geld
Na zestig jaar kolonisatie is de ruilhandel in Nigeria naar de achtergrond verdwenen. Vrouwen kopen de Kivs, net als al het andere in hun leven, met geld. Het is 1960 en de westerse economie bloeit. Kolonisten verlaten Nigeria terwijl het Engelse bankwezen een nieuw snufje introduceert: de creditcard. Naast muntgeld en briefgeld is er nu ook een plastic kaart die de waarden van producten en goederen symboliseert.

Ondertussen is het allang niet meer zo dat de banken vol liggen met goud en briefjes enkel als bewijs daarvan dienen. Geldbriefjes hebben, net als muntjes, een eigen waarde gekregen. Het zijn de schelpjes waar men voor onze jaartelling mee betaalden. Het enige verschil, schelpjes kan de mens niet zelf maken. Geld wel. En nu letterlijk goud ook haar rol verloren is, kan de geldpers doen wat het wil.

Daarbij speelt overal in de wereld hetzelfde dilemma. Zodra de geldpersen meer geld produceren, verliest het geld aan waarde. Immers: hoe schaarser de schelp, hoe meer die waard is. Door dat verlies in waarde, inflatie, komt de economie op losse schroeven te staan. Want dat spaargeld waarmee je net een vrouw kan kopen heeft opeens de helft aan waarde verloren hebben. Een slechte zaak voor de liefde en een slechte zaak voor de economie. Dan maar geen geld produceren. Ook dat kan tot problemen leiden. Bij een tekort aan geld kunnen mensen geen handel meer drijven. Bedrijven groeien niet meer, vrouwen blijven ongetrouwd, de liefde sterft en de economie stagneert.

Het is een balans waar banken wereldwijd mee worstelen. En dat plastic kaartje met de naam creditcard, maakt het niet eenvoudiger. We betreden een schimmige wereld. Geld is nu niet eens meer tastbaar, het is een virtuele eenheid geworden. Een combinatie van nullen en enen, vliegend door ons universum.

Na de komst van computers is de wereld nu in de ban van internet. Het zijn de jaren negentig en de verwachtingen zijn hoog. Beurskoersen vliegen de pan de uit en de eeuwwisseling wordt met knallend enthousiasme gevierd. Maar kort daarna gaat het mis. De droom houdt geen stand. In 2000 en 2001 knapt de internet-zeepbubbel en glijden veel mensen onderuit. Vooral in Amerika, nu het hart van de westerse economie, loopt de werkloosheid op. Er moet iets gedaan worden.

Daar komen de Amerikaanse banken in het spel. Die doen wat ze eigenlijk al vanaf het begin van dit verhaal doen: geld lenen. En waar in het begin nog een stabiel onderpand nodig was om een flink bedrag te krijgen, neemt de bank nu genoegen met lucht. De rentes zijn historisch laag want goedkoop geld rolt sneller. Sparen heeft weinig zin meer dus geven mensen uit. Huis, auto, tweede huis. Een nieuwe bubbel groeit.

Banken zijn door de eeuwen slimmer geworden. Aan goedkoop uitlenen van geld verdienen ze niet meer genoeg. Ze verkopen ingewikkelde financiële producten waar iedereen behoefte aan heeft en waar niemand precies van weet waarom. Meer inkomsten betekent meer leningen en meer leningen betekent het rollen van geld. Goed voor de economie, en voor de banken.

Dit gaat door tot 2007. De hypotheekrente kan niet meer laag gehouden worden en de maandlasten van een groeiend aantal Amerikanen worden hierdoor onbetaalbaar. Amerikaanse hypotheekbanken zien hun inkomsten opdrogen. Het duurt niet lang of ook Europese hypotheekbanken krijgen het moeilijk. Een aantal banken valt en de rest verliest het vertrouwen van de spaarders. Bij veel banken staan ze letterlijk in de rij om hun geld van de bank te halen.

Was de bank maar ijzersmid gebleven. Want de crisis is nog lang niet voorbij. Wanhopig draait de geldpers. Honderden miljarden euro’s en dollars worden er door Amerika en Europa rondgepompt om het systeem draaiende te houden. De hypotheekcrisis gaat over in een financiële crisis, die weer overgaat in een bankencrisis.

Amerika 2008. De beurzen duikelen, de overheid redt twee banken en Lehman Brothers gaat failliet. Het begin van een crisis die eigenlijk al voor onze jaartelling begon.

En terwijl de paniek wegebt en de westerse wereld de recessie accepteert, kijkt u naar het briefje in uw hand. Op dit moment groeit een beweging van mensen die het briefje niet meer willen gebruiken. Ze hebben het lumineuze idee bedacht om goederen direct met elkaar te ruilen. In drie verschillende sferen misschien. Een sfeer voor eten, een sfeer voor luxe artikelen en een sfeer voor diensten. Simpel. Geurloos. U lacht. Prachtig. Nu uw zus nog overhalen.