Geldspelletjes

Wereldwijd kiezen steeds meer gemeenschappen ervoor om een lokale munteenheid te gebruiken. Meestal als aanvulling op de nationaal erkende munt. Waarom doen ze dat? Is het, zoals ze zelf zeggen, om het gemeenschapsgevoel te versterken. Of zit er meer achter?

“Hebben jullie het geld voor me?”, schreeuwt de man met de bril boos. Hij kijkt de kring rond en herhaalt de vraag. “Waar is dat geld?” Verschillende mensen kijken naar hun handen. Het stapeltje biljetten dat zij vasthouden is weinig waard. Té weinig. Minder dan het pakje biljetten dat ze een half uur geleden van de bebrilde John Rogers gekregen hebben. Terwijl het meer waard had moeten zijn.

Rogers fronst zijn wenkbrauwen. “Hoe gaan jullie de lening afbetalen?” vraagt hij. “Hoe gaan jullie de rente terugbetalen?” Zijn ogen blijven hangen op een meisje. Gewichtig zegt hij: “Je huis.” Daarmee kan ze de lening afbetalen. Ze knikt paniekerig. Haar handen zweten. Waar is het fout gegaan?

Het geldspel; een groep van zestien mensen speelt het op een internationaal congres over lokale munteenheden in Den Haag. Het spel, bedacht en geleid door John Rogers, is bedoeld om de meerwaarde van een lokale munteenheid uit te leggen. De Brit deed twintig jaar onderzoek naar alternatieve betaalwijzen en schreef er twee boeken over. Wereldwijd krijgt zijn idee, en het idee van de 450 bezoekers van het congres, steeds meer volgelingen. Ook in Nederland. Zo betalen ze in Amsterdam-Oost tegenwoordig met Makkies en broeit er in de Achterhoek een plan voor een eigen munteenheid: de Achthoeker.

Wordt de lokale munteenheid in de Achterhoek een succes?
Wordt de lokale munteenheid in de Achterhoek een succes?
Waarom iedereen opeens met lokale munten wil betalen? Rogers lacht: “Wie het spel speelt begrijpt het vanzelf.”

Ronde 1: Vraag en aanbod
Het spel begint bij het begin van elke economie: vraag en aanbod. Wat kunnen de individuen uit de groep bieden en waar hebben ze behoefte aan? Iedereen kijkt gepijnigd op de daarvoor uitgedeelde blaadjes. Er is vraag naar normale producten zoals groenten en elektriciteit maar ook naar minder voor de hand liggende dingen zoals taallessen (niet zo populair) en kappersbeurten (heel erg populair). Net zo gevarieerd is het aanbod: van knuffels en danslessen tot computertechniek en coaching. Tijd om vraag en aanbod uit te wisselen. Een uurtje op de kinderen passen voor een uurtje muziekles? Deal.

Een gifteconomie noemen Rob van Hilten en Edgar Kampers het. De eigenaren van het bedrijf Qoin en organisatoren van het congres spreken het woord met zorg uit. Hun bedrijf is gespecialiseerd in het internationaal opzetten van lokale munteenheden. De mannen weten er veel vanaf en praten er graag over.

Vroeger, zegt Van Hilten, was het normaal dat vrienden en familie dingen voor elkaar deden zonder daar direct geld aan te verbinden. Tegenwoordig zijn we dat stukje nabuurschap verloren. Noaberschap, zoals ze het in de Achterhoekhoek noemen, is een van de redenen dat een groep Achterhoekse ondernemers nu een lokale munt willen inzetten. Van Hilten: “Ik zorg niet meer zelf voor mijn oma, de overheid heeft die taak van me overgenomen.” De sociale samenleving is vermarkt.

Ronde twee: de munt
Het spel begint grimmiger te worden. De succesvolle uitwisseling tussen oppaskwaliteiten en muzikaliteit blijkt uitzonderlijk te zijn. Het komt vaker voor dat vraag en aanbod niet naadloos op elkaar aansluiten. Hoeveel danslessen is hetzelfde waard als een uur aan elektriciteit?

Rogers houdt een porseleinen varkentje in de lucht. “Zouden jullie dit accepteren voor een uurtje ramenlappen?” De groep barst in lachen uit. Natuurlijk zouden ze dat niet doen. Hij houdt monopoliegeld omhoog. “Dit dan?” Een enkeling twijfelt. Hoeveel is het waard? Als iedereen in de groep met monopoliegeld betaalt, zou het in ieder geval makkelijker zijn om de producten onderling te ruilen.

“Geld”, zegt Van Hilten van Qoin, “Heeft twee waardes in de maatschappij”. Het is volgens hem olie die de maatschappij draaiende houdt; een manier om producten te ruilen. Maar het is ook de lijm. Iets waar de gemeenschap zich in herkent, iets wat een gemeenschap bindt. Een gezonde mix van munteenheden zorgt volgens Qoin voor meer lijm.

Ronde 3: geld lenen
Ondertussen is de economie in het geldspel gegroeid. Er zijn bedrijven en vrijwilligersorganisaties opgezet door de zestien deelnemers. Deze onderhandelen nu met geld dat ze geleend hebben bij de bank. Aan het eind van de ronde moeten ze de lening met rente terugbetalen. Snelle rekenaars hadden het aan het begin van de ronde al door, de rest ondervindt het vanzelf. Er is te weinig geld in de omloop en slapende onderhandelaren delven het onderspit.

Spelleider Rogers lacht gemeen. De een verliest zijn huis, de ander zijn auto en migranten kunnen het land maar beter direct verlaten. Een vrouw heeft als rebelse actie al haar geld weggegeven. “Die belandt dus gewoon in de gevangenis”, fluistert een man gefrustreerd.
Dit is hét aspect van de wereldeconomie waar Rogers zich tegen verzet. De rijken kunnen alleen maar rijker worden door de armen armer te maken. Een lokale munteenheid kan dus niet beginnen als lening. Hoe dan wel?

Dat is de vraag waar de mannen van Qoin zich al jaren mee bezig houden. Nog voordat ze hun bedrijfje in 2010 opzette, hadden ze het er constant over. In Frankrijk, Italië, Engeland en Nederland bestaan ondertussen muntsoorten van hun hand.

Maar de sleutel van succes zit elke keer in iets anders. De munt moet een manier zijn om een doel te bereiken. Het doel is overal net even anders en daar passen de mannen hun plannen op aan.

In Amsterdam-Oost hebben ze een virtuele munteenheid opgezet die veel lijkt op de munteenheid die de groep tijdens het geldspel onderzoekt. Het betaalmiddel, De Makkie, is bedoeld om het groepsgevoel in de buurt terug te krijgen en vrijwilligerswerk te stimuleren. Een jonge man die zich op de site aanmeldt kan bijvoorbeeld de ramen wassen bij een oude buurvrouw, die daar 1 Makkie voor betaalt. Voor twee Makkies kan hij vervolgens naar het zwembad.

De Bristol Pound, een munteenheid die ze in het Engelse dorp Bristol hebben opgezet lijkt veel meer op de gewone pound. Het is een betaalmiddel waarmee de bewoners ook bij de lokale bakker en slager kunnen betalen. De burgemeester van het dorp krijgt zijn loon in Bristol pounds en probeert de lokale economie daarmee te stimuleren.

De burgemeester van Bristol ontvangt zijn loon in de Bristol Pound
De burgemeester van Bristol ontvangt zijn loon in de Bristol Pound

Ronde 4: Succes en bezuiniging
Gelach tijdens de laatste ronde van het spel. De vrijwilligersorganisaties bloeien en bijna iedereen maakt zich nuttig in de kleine economie. Na een ronde waarbij Rogers het geld cadeau gaf en niemand zich meer inzette in de economie, hebben ze nu een virtuele munteenheid die lijkt op de Makkie.

Er bestaat discussie over het inkopen van de munt. Sommigen stellen dat iedereen uit de groep een beginkapitaal van de lokale munt moet inkopen met Euro’s zodat de munt waarde krijgt. Anderen willen dat niet. Zij willen het bij een virtuele, denkbeeldige bankrekening houden waarop alleen grote bedrijven rood mogen staan.

Er is nog iets interessants gebeurt tijdens het spel. De groep onderhandelt liever direct met elkaar dan via de bedrijven. Vooral bij de dingen die ze zelf kunnen regelen, zoals ouderenverzorging, haar knippen en kinderopvang, komt geen bedrijf of instelling meer kijken. De sociale samenleving is van de markt gehaald.

Dat is precies de bedoeling, denken de mannen van Qoin. En dat klinkt mooi. Maar als Frank van Erkel, gemeenteraadslid van Amsterdam-Oost, dit in een lezing over de Makkie uitlegt klinkt het opeens een beetje raar. Hebben we dan helemaal geen kappers, kinderopvang en thuiszorg meer nodig? Als buren voor elkaars ouderen en kinderen gaan zorgen zijn de instanties die dat nu verzorgen overbodig. Opgeleide, dure werknemers worden dus vervangen door buurtbewoners die er een Makkie voor krijgen. Dat scheelt de gemeente veel geld. Best handig in tijden van bezuinigingen.

Van Erkel ontkent dat er een samenhang bestaat tussen de bezuinigingen van de gemeente en het instellen van de Makkie. Ook Qoin, die de munteenheid meeontwikkelde, zegt dat het daar niets mee te maken heeft. Maar, zeggen alle partijen, natuurlijk scheelt het geld.

Volgens een bezoeker van de conferentie, Anne Snick, moet men het niet zien als bezuiniging. De gemeente zet Euro’s om in Makkie’s. Dat is toch juist de bedoeling? De zestien deelnemers van het geldspel lopen tevreden naar buiten. Zouden de inwoners van Amsterdam-Oost het spelletje net zo waarderen?