Activiste Daphne bezoekt wekelijks uitgeprocedeerde asielzoekers in detentiecentrum Rotterdam, in een poging hen te helpen. Maar de pesterijen van de bewakers in het centrum maken haar werk steeds moeilijker.
‘Loopt u even met me mee, mevrouw?’ De stevige bewaker met zijn rossige haar in een vette kuif, kijkt ernstig. Daphne (42), legt kalm het potlood waarmee ze aantekeningen aan het maken was, neer. Ze werpt de jonge asielzoeker met wie ze in gesprek was een verontschuldigende blik toe, en loopt achter de bewaker aan.
Daphne kan wel raden wat er nu gaat gebeuren. Het is niet de eerste keer dat ze hier moeilijk doen over een stukje papier. Tot nu toe is het haar altijd gelukt om aantekeningen te maken van de gesprekken die ze voert met gedetineerde asielzoekers. Maar het kan niet goed blijven gaan.
Als ze geen notities van het gesprek mag maken, wordt het nog moeilijker om de Zimbabwaanse asielzoeker met wie ze vandaag een afspraak heeft, te helpen. Ze moet de details van zijn asielprocedure zo precies mogelijk op papier hebben om zijn zaak tot op de bodem uit te kunnen zoeken.
Verzet tegen uitzettingDe laatste drie maanden heeft Daphne al zeker tien bezoeken aan het detentiecentrum gebracht. Als vrijwilliger voor de actiegroep Deportatieverzet, zet ze zich in voor de opgesloten vreemdelingen. Het doel is zoveel mogelijk uitzettingen van uitgeprocedeerde asielzoekers te voorkomen.
Tijdens de bezoekuren van detentiecentra wijzen de activisten illegalen op hun rechten en proberen te achterhalen of er juridisch mogelijkheden zijn om uitzetting te voorkomen. Soms heeft de advocaat zijn werk niet goed gedaan en kan de vluchteling met behulp van een nieuwe advocaat, alsnog een asielstatus krijgen.
Vanmiddag is Daphne vanuit haar huis in Rotterdam op de fiets naar het detentiecentrum vertrokken. Een half uur doet ze er over op haar mountainbike. Aan het eind van de landingsbaan van het vliegveld van Rotterdam, staat het detentiecentrum. Een donkergrijs gebouw omringd door een driemeter hoge muur.
Daphne zet haar fiets in het rek en loopt op het gebouw af, terwijl ze een stuk papier uit haar tas vist. Hoe heette hij ook alweer, de jongen die ze gaat bezoeken? Een paar dagen geleden belde hij haar voor het eerst. Een jonge asielzoeker uit Zimbabwe, die nu al vier maanden in het detentiecentrum op zijn uitzetting wacht. Daphnes nummer had hij van een medegedetineerde gekregen.
Het liefst maakt Daphne een bezoekafspraak met de asielzoekers die haar bellen. Over de telefoon kan niet vrijuit worden gesproken, telefoongesprekken mogen door het detentiecentrum standaard worden opgenomen en afgeluisterd.
Bezoekuur in het detentiecentrum
‘Zal ik zijn naam even spellen?’, vraagt Daphne aan de receptionist van het detentiecentrum. Ze wil zeker zijn dat ze zijn naam goed heeft, want soms doen ze moeilijk. Vertrouwensarts Elcke Bonsen bijvoorbeeld, kon naar eigen zeggen haar patiënt in het detentiecentrum niet bezoeken omdat ze zijn naam verkeerd uitsprak.
Maar voor Daphne gaat de deur van het detentiecentrum open. Geroutineerd trekt ze haar jas uit en leegt haar zakken: behalve kleingeld voor een drankje uit de automaat, mag niets mee naar binnen. Drie bewaakte deuren verder, staat Daphne in de bezoekersruimte. Vanuit een deur aan de andere kant van de ruimte worden de gedetineerden de bezoekersruimte binnengebracht.
Een brede jongen in een blauwe trainingsboek en zwart t-shirt, stapt glimlachend op Daphne af en schudt haar hand. Nkululilo Ncube, is zijn naam, maar ze mag hem Keith noemen, dat is makkelijker. Ze zoeken een plekje zover mogelijk van de bewaking vandaan, zodat ze niet mee kunnen luisteren.
Als de bewakers horen dat Daphne Keith probeert te helpen, kunnen ze hem daar later mee lastig vallen. Dat heeft de activiste al eerder meegemaakt: een jongen met wie ze contact had kreeg van de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) te horen dat hij niet meer met Daphne mocht spreken, omdat ze niet te vertrouwen zou zijn.
De man die bleef lachen
Keith (24) is blij eindelijk eens bezoek te ontvangen. De dagen in het detentiecentrum duren lang, en de onzekere wetenschap dat hij elk moment kan worden uitgezet valt hem zwaar. Soms is hij bang om zijn verstand te verliezen. Zoals de man bij hem op afdeling C, die altijd zo normaal en rustig leek. Tot hij op een middag in de keuken zat en zomaar in lachen uitbarstte. Er was iets geknapt in hem, denkt Keith. Hij bleef maar lachen, zonder reden.
Dat laat hij zich niet gebeuren, zegt Keith tegen Daphne. Hij probeert zichzelf zo veel mogelijk af te leiden. Hij speelt op zijn gitaar, luistert naar muziek van Beethoven en maakt twee uur per dag de gemeenschappelijke gang en keuken van zijn afdeling schoon. In ruil daarvoor krijgt hij 14 euro per week van het detentiecentrum, geld dat hij kan gebruiken om extra eten voor zichzelf te kopen. Van half vijf ‘s middags tot half negen de volgende morgen zit Keith opgesloten in zijn cel, uren die tergend traag voorbij gaan.
Maar nu is Daphne er, die kan hem helpen om zijn situatie beter te begrijpen, hoopt Keith. Want hij snapt er helemaal niets meer van. De Zimbabwaan zegt zijn land ontvlucht te zijn omdat hij voor zijn leven vreesde. Zijn familie verzette zich tegen het bewind van Mugabe. De broer van Keith is naar Canada gevlucht en heeft daar een verblijfsvergunning gekregen. De Immigratie en Naturalisatiedienst (IND) in Nederland wees Keiths asielverzoek echter af.
Drie jaar aan procedures
Op gedempte toon ondervraagt Daphne de Zimbabwaan over zijn asielprocedure. Van de bewaking heeft ze, nadat ze daar om vroeg, potlood en papier gekregen om aantekeningen te maken. Voorlopig gaat het goed.
Twee maanden in detentiecentrum Schiphol. Twee weken in detentiecentrum Zeist. Een paar maanden in het asielzoekerscentrum in Appelscha. Een tijd in het asielzoekerscentrum in Maastricht, en nu vier maanden in Rotterdam. Keith somt drie jaar aan tijdelijke verblijfplaatsen en asielprocedures voor Daphne op, die het allemaal opschrijft en af en toe hoofdschuddend ‘ongelooflijk’ mompelt. Hij spreekt in het Engels, maar vult zijn zinnen aan met Nederlandse woorden als ‘hoger beroep’ en ‘asielaanvraag.’
Detentie is ‘heftig’ zegt hij. De eerste twee weken deed hij geen oog dicht. De nachtmerries van zijn vlucht uit Zimbabwe kwamen terug. Dromen waarin hij nergens veilig is, overal wordt afgewezen.
Het stuk papier waarop Daphne haar aantekeningen maakt is bijna vol, als ze vanuit haar ooghoek de stevige bewaker op zich af ziet komen. ‘Loopt u even met me mee, mevrouw?’ Ze volgt hem naar het verhoogde plateau vanwaar hij samen met twee andere bewakers toezicht houdt over de ruimte.
Daphne mag best de naam van een advocaat opschrijven, zegt hij, maar het is niet de bedoeling dat ze zoveel aantekeningen maakt. Hij pakt een blauwe map en wijst haar op een van de regels van het detentiecentrum, ter ondersteuning van zijn argument: ‘Gedetineerden mogen niets meenemen de bezoekersruimte in’ , leest Daphne. ‘Dit slaat helemaal nergens op’, protesteert ze.
De bewaker negeert haar bezwaren en wijst op een andere regel: ‘bezoekers moeten de instructies van het personeel te allen tijde opvolgen.’ De activiste krijgt de keuze: of haar aantekeningen inleveren bij de bewaking, of het stuk papier terug leggen in haar kluis. Ze kiest voor het laatste, dan weet ze zeker dat de bewaking haar aantekeningen niet kan doorlezen.
Kleine pesterijen
‘Het is totale willekeur, die regels in het detentiecentrum,’ merkt Daphne een uur later geïrriteerd op, als ze terug denkt aan het incident. Ze zit op het terras van het nabijgelegen vliegveld Rotterdam. In haar ogen zijn het precies dit soort kleine pesterijen, waarmee de bewakers haar het werk onmogelijk proberen te maken.
De rest van het bezoekuur heeft ze geprobeerd zoveel mogelijk details van het gesprek, zo goed mogelijk te onthouden. Bij het afscheid had Keith haar dankbaar de hand geschud. ‘Ik ga je zaak verder uitzoeken, kijken wat ik voor je kan doen’, beloofde de activiste.
Nu bestelt ze een cola met citroen en rolt zwijgend een sigaret. Ze probeert de details van het gesprek terug te halen. Aan het tafeltje naast haar zit een gebruinde familie aan de patat, de vakantie na te bespreken. Daarachter richten twee jongens hun telelenzen op het Transavia vliegtuig dat op het vliegveld voor hen staat. Kleurige plaatjes van bloemen, schelpen en een zon versieren het toestel met de bestemming Faro, Portugal. Passagiers staan in de rij om in te stappen.
Daphne staart naar het donkergrijze detentiegebouw dat nog net achter de staart van het vliegtuig te zien is. ‘Het lijkt soms alsof Nederlanders zich afsluiten voor al het onrecht, dat zich zo dichtbij huis afspeelt’, verzucht ze. ‘Ik kan dat niet, ik moet er wat aan doen.’
Als alle passagiers binnen zijn, taxiet het vliegtuig naar de startbaan en maakt vaart. Daphne kijkt hoe het toestel het detentiecentrum passeert, langs het raam waarachter Keith in zijn cel zit, die zojuist weer is dichtgegaan tot de volgende ochtend. Het vliegtuig maakt zich los van de grond, stijgt op de wolken in. Op naar een zonnige bestemming.