De arbeiders rollen uit de bierhuizen en lopen laveloos door de stad. Deftige heren kruisen hun weg terwijl ze op zoek zijn naar een bordeel. Door de slechte verlichting zie je geen hand voor ogen. Zo nu en dan valt er iemand in de gracht. Dood. Het is het Amsterdamse nachtleven in de negentiende eeuw.
De klok slaat half zeven en de voorstelling begint. De Amsterdamse schouwburg, de Franse en Hoogduitse opera en de talloze theatertjes zijn populaire plekken van vermaak in Amsterdam. “Rond 1850 woonden er ruim 200.000 mensen in de stad, terwijl er ongeveer net zoveel theaters als nu waren”, zegt Jan Hein Furnée, universitair docent cultuurgeschiedenis na 1750 aan de Universiteit van Amsterdam.
De Nes, Zeedijk en de Botermarkt (nu het Rembrandtplein) ontwikkelden zich tussen 1830 en 1850 tot de uitgaansplek van Amsterdam. De koffiehuizen, bordelen, ‘salon de variétés’ en de kroegen vestigen zich in die buurt. De Franse en Duitse Opera’s die eerst op last van het stadsbestuur en de kerk buiten de stad stonden, werden toegelaten tot het centrum. Alle uitbaters van ‘vermakelijkheden’ moesten tien procent van de winst aan de diaconie van de kerk afdragen. “De elite vermaakt zich en dus betalen ze wat voor die arme sloebers”, dat was de gedachte aldus Furnée.
‘Helden en schurken, hartstocht en misdaad’
De elite trekt naar de Amsterdamse schouwburg, Paleis voor Volksvlijt en de operahuizen. De geschoolde middenklasse gaat eerder naar zogenoemde ‘Salon de Variétés’ rondom de Nes. Het recept van de avond: komische korte stukken met veel liedjes tussendoor. Tragedies worden nog maar zelden gespeeld, ook in de schouwburgen. Furnée: “Het publiek wilde liever melodrama: helden en schurken, hartstocht en misdaad.” De vele pauzes en wisselingen van decor zorgden ervoor dat een avondje theater van half zeven tot half twaalf duurde. Waar voor je geld? “Veel mensen klaagden juist dat de voorstellingen te lang duurden: ze wilden nog naar het café of aan het avondmaal.”
Hoofdstad der zedenloosheid
Het is drie uur ’s nachts en de nachthuizen, beter bekend als bordelen, zitten vol. Buiten voor de deur staat een groep in uniform. “Ga toch niet naar de hoeren vent”, klinkt er zingend door de straten. Het zijn de Middernachtzendelingen Amsterdam die mannen oproepen tot zedelijk gedrag. Het hangt samen met een bredere trend van het beschavingsoffensief. In de jaren 1880 roept de burgemeester op tot een stop van kelnerinnen in bierhuizen omdat ze vaak uitdagend gekleed gingen met enorme decolletés. De drankwet van 1881 koppelt het aantal vergunningen van verkooppunten van sterke drank aan het aantal inwoners in die gemeente. In Amsterdam mogen er geen nieuwe kroegen geopend worden, maar het aantal drankhuizen blijft nog lange tijd hoog.
Maandagochtend liggen de fabrieken, ateliers en scheepswerven er rustig bij. De arbeiderswijk de Jordaan is stil; arbeiders slapen hun roes uit. “Ja rot op, het is maandag”, is de reactie als de chef klaagt over het niet komen opdagen van zijn werknemers. ‘Maandag houden’ na een weekend van theater, dans, drank en seks is in de negentiende eeuw niet meer dan normaal.