Aan de rand van Amsterdam-Oost ligt Science Park, de bètacampus van de Universiteit van Amsterdam (UvA). Wouter Meinster, derdejaars bachelorstudent Natuur- en sterrenkunde, is om zeven uur gearriveerd en zal pas diep in de nacht vertrekken.
Op de bovenste verdieping is het stil. Terwijl Meinster door de gang loopt, flitsen de lampen aan. Hij haalt een beker koffie uit de automaat, trekt een jack aan en loopt een lange wenteltrap op. Twee deuren door, na iedere deur wordt het frisser. Bovenin de grote koepel is het bijna net zo koud als buiten, een graad of een. “Voor een zo goed mogelijke meting moet de lens van de telescoop de temperatuur van de buitenlucht hebben,” legt Meinster uit. Sinds 2010 staat in deze koepel de grootste spiegeltelescoop van Nederland.
Moeilijke locatie“Toch kun je in Amsterdam niet de beste metingen uitvoeren,” vertelt hij. Samayra Straal, masterstudent en parttime medewerkster aan de faculteit Natuur- en sterrenkunde, begeleidt de practicumstudenten. Volgens Straal is Science Park, na het Centraal Station, de plek met de meeste luchtvervuiling in Amsterdam. “Door de luchtvervuiling weerkaatst het licht van de stad en moet je langer belichten om een goed plaatje van sterren en planeten te krijgen. In Groningen kun je nog kleinere planeten waarnemen, maar daar staat een minder goede telescoop.” Bij helder weer kun je in Amsterdam details van 2,3 kilometer scherp op de maan zien, wat volgens Straal heel goed is voor een observatorium in een grote stad. Nederland is sowieso een lastige plek om sterrenkundig onderzoek te doen, omdat het zo laag ligt. “Studenten die promoveren maken gebruik van de grootste telescoop ter wereld in de Chileense woestijn. Die staat kilometers hoger dan die van ons.”
De sterrenkoepel in Amsterdam is vooral bedoeld om studenten te leren omgaan met de apparatuur. Meinster: “Hij staat hier nu twee jaar, maar er gaat nog een hoop mis en we weten vaak niet waarom. Ik vind het een van de leukste dingen van het practicum om daar oplossingen voor te vinden.” Hij klikt een paar programma’s aan op de pc. De telescoop begint te draaien en maakt futuristisch klinkende piepjes. Een deel van de koepel schuift open en de nachtelijke hemel wordt zichtbaar. “Hmm, dat ziet er niet goed uit, afwachten of het beter wordt,” mompelt Meinster. Het is licht bewolkt en dat maakt het lastig om sterren te zien. De student drukt op een paar knoppen. De katrollen ratelen en de hele koepel begint rond te draaien. Alles moet zo staan, dat de lens precies gericht is op upsilon Andromedae, het object dat hij wil onderzoeken.
Last-minute de koepel in
Zodra alles goed staat, loopt Meinster de trap af naar beneden. Vanuit de computerruimte daar kan hij bij aangenamere temperaturen observeren. Zijn labmaatje Ruben Boots komt om half tien binnen. De studenten plannen zelf wanneer ze komen observeren. Dat kan eigenlijk alleen ’s nachts en alleen met goed weer. “Je weet pas een half uur van te voren of het gaat lukken. Meestal is dat eens in de vijf nachten, dit jaar is extreem slecht: gemiddeld eens per twee weken is het helder genoeg. We overleggen via mail en Facebook en houden Wolkenradar in de gaten. Als we weten dat het kan, moeten we bepalen wie er die avond aan de slag gaan. Je kunt maar één object tegelijkertijd observeren en vaak ben je daar uren mee bezig.” De planetoïde die vrijdag langs de aarde scheerde, konden de jongens niet waarnemen. “Die was veel te klein en het was vrijdag bewolkt. Daarbij stond hij niet recht boven ons. Hoe meer een object richting de horizon beweegt, hoe lastiger. Dan zitten er veel meer lucht, ruis en wolken in de weg.”
Meinster en Boots hebben al voldoende data voor hun eigen onderzoek, maar gaan toch op zondagnacht nog aan de slag. “Er zijn niet veel nachten dat het kan. We vinden het leuk om te observeren, hoe meer metingen hoe beter.” Door de bewolking kunnen ze vanavond ‘hun’ ster niet zien. Daarom meten ze een andere, helderdere ster die onderdeel is van een project van hun professor Huib Henrichs. Die kijkt op zijn vrije zondagavond thuis achter de computer mee en geeft tips.
De bewolking wordt steeds dichter. Meinster en Boots geven het op voor vanavond. Ze sluiten de koepel, maar gaan nog niet naar huis. Tot in de vroege uurtjes werken de nachtbrakers aan het verslag van hun bevindingen.