Alles wat studenten Geesteswetenschappen nodig hebben, vinden ze in 2021 op een campus in het hart van Amsterdam. Dat is tenminste waar de Universiteit van Amsterdam naar streeft. Maar hoe moet die campus er uitzien? Woensdag organiseerde de universiteit een brainstormsessie.
“We zijn geen McDonalds, niet iedereen moet binnen kunnen lopen om een stukje wetenschap af te halen”, vindt Nol Verhagen, directeur van de bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam. In een zaal van de bibliotheek gaven woensdag dertig bewoners, studenten en medewerkers van de Faculteit der Geesteswetenschappen hun mening over een nieuwe campus.
De bijeenkomst is het nieuwste initiatief om een einde te maken aan een discussie die al vijftien jaar duurt. In 1998 kwam de UvA met een eerste plan om gebouwen op het terrein (de Tweede Chirurgische Kliniek en het zusterhuis) te slopen en op die plek de Universiteitsbibliotheek te bouwen. Bewoners en studenten protesteerden: renoveren is duur, maar de cultuurhistorische waarde van het terrein is toch belangrijker? Nadat de gemeente vorig jaar besloot de monumentale panden op het terrein niet te slopen, moet de universiteit nu bedenken hoe een nieuwe campus eruit zal zien.
“Het Science Park was een succes, ja. Maar dat is makkelijk.” Ronald Schepers, woordvoerder en van de UvA en discussieleider, lacht. “Daar woont niemand, behalve een bijzondere salamander die het project anderhalf jaar vertraagde. Hier zijn geen salamanders, alleen bijzondere mensen.” Samen moeten deze bijzondere mensen beslissen of het terrein een toeristische trekpleister wordt, of een groene oase van rust, legt Schepers uit.Ook vraagt hij zich af of de nieuwe bibliotheek meer een studieruimte dan een bibliotheek moet zijn. De zaal vindt het een schijntegenstelling. “Hou ’s op met deze onzin!” roept een jongen achterin. Schepers laat zich niet uit het veld slaan en oppert een volgende kwestie: het complex moet toegankelijk zijn voor alle Amsterdammers, niet alleen medewerkers en studenten. Nol Verhagen, directeur van de universiteitsbibliotheek, reageert ontstemd: “Moeten we iedereen over de vloer hebben?”
Na tien stellingen is de zaal warm om zelf verder te discussiëren. De groep wordt verdeeld in acht kleine groepjes rond flipovers met een kaart van het complex. Elk groepje zal een ander thema, zoals ‘icoon’ en ‘flexibiliteit’, verder uitdiepen. Bij ‘uitstraling en sfeer’ strijken twee studenten, een medewerker en een bewoner neer.
De medewerker werpt een enthousiaste blik op de kaart. “Mijn natte droom is dat die woningen daar weg gaan”, zegt ze, wijzend op sociale huurwoningen in de Binnengasthuisstraat. Daarop knikt het groepje instemmend. Het huis van de bewoner in dit groepje staat aan de andere kant van het terrein.
Aan de hand van kaartjes met plaatjes werken ze hun droombeeld van de binnenstadcampus verder uit. Weggelegd worden de kaartjes met een kudde schapen achter een hek, kluwen elektriciteitsbedrading en een groep naakte mannen onder de douche. Een foto van een man die aan de dakrand van een huis hangt en te pletter dreigt te vallen, haalt wel de selectie. “Spannend!” vindt de faculteitsmedewerker. “Want: wat zal er gebeuren?” “Maar slaat dat nu op het proces er naartoe, of op de indeling van het terrein?” vraagt de bewoner zich af.Aan het eind van de discussieronde presenteren alle groepjes hun ideeën. De nieuwe campus moet rustig worden, en dynamisch, zo blijkt. Een plek voor wetenschappers, en een verstopt plekje om door toeristen ontdekt te worden. Het plan om een afgesloten campus te maken en de oude functie van de toegangspoorten tot het terrein in ere te herstellen, krijgt veel gemompelde steun.
Ronald Schepers belooft het allemaal mee te nemen in de visie die de UvA over enkele weken aan de gemeente zal voorleggen. “Die visie is bindend”, aldus Schepers. “Als de gemeente en de architect hier vanaf willen wijken, zullen ze met een goede uitleg moeten komen.”