Migranten geven Amsterdam karakter. Wie zijn ze en hoe zag hun eerste dag in Amsterdam eruit?
Abdelhak Mouktadibillah (1957) werd geboren in Casablanca. In de zomer van 1979 reisde hij van Barcelona naar Amsterdam. Hij kwam voor een vakantie maar bleef hangen. Na zijn studie doceerde hij Arabisch, nu werkt hij voor stadsdeel Oost.
“De nacht ervoor was ik aangekomen met het vliegtuig vanuit Barcelona, waar ik na mijn eindexamen woonde. Het temperatuurverschil met Spanje was heel groot. Het was laat en ik was moe, dat weet ik nog goed. Mijn oom kwam me ophalen. We gingen naar hun huis en ik ben gelijk gaan slapen. Toen ik de volgende ochtend wakker werd was het prachtig weer. Het was warm, dat verbaasde me. Ik kwam er al snel achter dat het hier ’s avonds flink kan afkoelen.
“Amsterdam was een klein paradijs voor me. Net een ansichtkaart. Met de grachten, het mooie weer in de zomer, de vriendelijke mensen, en de verschillende nationaliteiten. Ik ging veel uit, genoot van de muziek en de vrijheid. Ik vond in Amsterdam alles dat een jong persoon zich kon wensen.
“Ik besloot langer in Amsterdam te blijven, het beviel me hier goed. Na een aantal weken bij mijn oom en tante op de Albert Cuypstraat te hebben gelogeerd, vond ik een kamertje op de Van Woustraat. Ik ging opzoek naar een studie of een school en kwam erachter dat de Universiteit van Amsterdam opzoek was naar studenten die Arabisch spraken, om opgeleid te worden tot docent. Dat was mijn kans.
“Om te studeren moest ik ook geld verdienen. Binnen een week of twee vond ik werk bij bakkerij Lensen op de Kalverstraat. Een verblijfsvergunning kreeg ik vrij eenvoudig, omdat ik ging studeren. Ik spreek goed Frans en Engels en werd daarom in de bakkerij vaak gevraagd om te vertalen voor de toeristen. Dat deed ik eigenlijk meer dan brood bakken. Nederlands leren was niet moeilijk. Ik kreeg Nederlandse les op de universiteit. Na een studie van vier jaar heb ik mijn diploma gehaald om Arabische les te geven op het voortgezet onderwijs.
“Door Charlotte besloot ik definitief in Amsterdam te blijven. Ik leerde haar kennen in discotheek Odeon. Het was meteen raak en na een jaar zijn we getrouwd. We kregen drie kinderen, op wie ik heel trots ben. Ze kunnen goed studeren. Twee zijn er afgestudeerd, alleen mijn zoon Rachid is nog bezig. Volgend jaar studeert hij af in de sociale geografie. Ik heb mijn kinderen altijd het belang van een studie duidelijk gemaakt.
“Rachid ging op zijn zevende bij TOS-Actief voetballen, in sportpark Middenmeer. Op die velden voetbalde ik zelf al vanaf 1985. Ik werd trainer en leider van zijn team, haalde verschillende trainersdiploma’s en werd steeds actiever bij de voetbalclub. Stadsdeel-Oost bood me op een gegeven moment de functie van combinatiefunctionaris aan. Ik geef nu voetbaltraining en begeleiding op voetbalverenigingen en scholen in de buurt.
“Ik probeer de jongeren die ik begeleid iets mee te geven van mijn eigen ervaring. Het draait niet alleen om voetbal, maar vooral om de omgang met anderen en discipline. Discipline houdt in dat je op tijd komt en je taken goed uitvoert. Deze adviezen passen ze ook toe op school. Dat geeft me veel voldoening.
“Ik ga nog steeds een paar keer per jaar naar Casablanca op vakantie, daar voel ik me thuis. Maar Amsterdam staat zeker op gelijke hoogte. Ik woon hier tenslotte al meer dan 32 jaar. Als ik ergens anders in Nederland ben, in Rotterdam of Den Haag, dan wil ik gauw weer terug naar Amsterdam.”