Migranten geven Amsterdam karakter. Wie zijn ze en hoe zag hun eerste dag in Amsterdam eruit?
Op zijn achttiende vluchtte Masfen Worku (1985) uit Eritrea. Hij overleefde de uitputtende tocht door de Sahara en belandde per ongeluk in Nederland. Nu woont hij in de Vluchtkerk in Amsterdam-West.
“‘Holland is kapot.’ Ik zat in de gevangenis in Zeist en deelde mijn cel met een man die dat de hele tijd zei. Zo leerde ik mijn eerste Nederlandse woord.
“Ik ben opgegroeid in Eritrea. Op mijn achttiende moest ik het leger in. Ik wilde geen soldaat worden, ik ben tegen geweld. Weigeren was geen optie, dus vluchtte ik. Ik stak de grens over naar Khartoem in Sudan. Mijn doel was Engeland te bereiken, daar heb ik familie. Om daar te komen moest ik de Sahara door, een tocht die veel mensen niet overleven.“Het kostte me tweehonderd dollar. Veel geld, maar met het spaargeld van mijn ouders kon ik het betalen. Smokkelaars regelden een Toyota pick-up waar we met meer dan dertig mensen in moesten. Dagen reden we door de woestijn. Heuvel op, heuvel af. In de hitte en de wind. Soms hielden we een korte pauze. Drie of vier keer zag ik een mensenlichaam liggen, half bedolven onder het zand.
“Na een paar dagen rijden stopten we midden in de woestijn. Onze chauffeur reed terug naar Khartoem. Wij moesten wachten op de smokkelaars uit Libië die ons zouden ophalen voor het tweede deel van de tocht. Dagenlang werden we aan ons lot overgelaten. We deden zo zuinig mogelijk met het weinige eten en drinken dat we hadden. Zouden ze nog komen? Ik werd gek van angst.
“Na tien dagen wachten kwamen twee auto’s ons ophalen. Weer waren we dagen onderweg. ‘s Nachts verkrachtten de chauffeurs de vrouwen van onze groep. Wie protesteerde werd in elkaar geslagen.
“In Egypte ontmoette ik een mensensmokkelaar die me naar Europa kon helpen. Met een vals paspoort vloog ik naar Parijs. Het paspoort moest ik bij aankomst teruggeven aan de smokkelaar.
“Bij de haven van Calais probeerde ik ’s nachts een van de vrachtwagens in te sluipen die op de boot naar Engeland gaan. Ik stapte in de verkeerde vrachtwagen. Tegen de tijd dat de chauffeur door had dat ik achterin zat, waren we al in Venlo. Hij belde de politie. ‘Welkom in Nederland’, zeiden ze.
“Na twee maanden hoorde ik dat mijn asielverzoek werd afgewezen. Ze geloofden niet dat ik uit Eritrea kom, ik kon het niet bewijzen. Omdat ik geen paspoort heb, ben ik niet uitzetbaar. Zo belandde ik in detentie. Ik zat tien maanden vast in Zeist. Ik ben toch geen crimineel? Maar zo gaat dat in Nederland met illegalen.
“Op een avond bracht de politie me naar treinstation Amersfoort. ‘Ga weg uit Nederland’, zeiden ze. Het was mei 2007, ik was al drie jaar onderweg. Waar kon ik heen? Ik nam de trein naar Amsterdam en sliep op het station.
“De volgende dag liep ik voor het eerst door de stad. Ik ging naar het Waterlooplein, ik had gehoord dat daar een organisatie zat die me aan een slaapplek kon helpen. Maar de vrouw in het kantoor zei dat ze niets voor me kon doen. Ik smeekte haar om hulp en bleef de hele dag voor haar kantoor zitten. Dat hielp, want aan het eind van de dag beloofde ze me naar een slaapplek te brengen. Zij fietste, ik liep achter haar aan. Opeens draaide ze zich om en zei: ‘succes’, en ze fietste heel hard weg.
“Het was een moeilijke start, maar het leven in Amsterdam werd beter. Ik kreeg een tijdelijke woning en leerde Nederlands. Ik bouwde een netwerk op. In Amsterdam kun je jezelf vergeten. Elke dag gebeuren er nieuwe dingen. Als je op de Dam zit, kun je gratis genieten van de shows en de mensen.
“Inmiddels ben ik bijna zeven jaar in Nederland en nog altijd illegaal. De honden hebben hier een beter leven dan illegalen. Deze zomer pakte de politie me weer op en zat ik vijf maanden vast. Sinds drie weken ben ik vrij en woon ik in de Vluchtkerk.
“Mijn lievelingswoord in het Nederlands is ‘jammer’. Het is een treurig woord, maar ik vind de klank mooi. Je kunt er een verhaal mee beëindigen. ‘Het is jammer’, zeg je dan. En niemand stelt nog vragen.”