Elk eerste weekend van de maand struinen duizenden mensen over de vlooienmarkt op de voormalige NDSM-werf in Amsterdam-Noord. Ski’s, kroonluchters, fietsbellen, stekkerdozen en oude schoolwandkaarten met anatomische voorstellingen; het is er allemaal te vinden. Een half jaar geleden werd een tweede loods in gebruik genomen. Wat maakt de vlooienmarkt bij de IJ-hallen tot zo’n succes?
Zaterdagmiddag, twaalf uur. Bij de toegangspoort van het NDSM-terrein staan tientallen mensen in de rij. ‘Entree €4,50’ staat op een geel bordje naast de kassa. “Dat is ook duur geworden”, zegt Naima (29, zwarte gewatteerde jas, lichtbruine leren tas) die samen met haar moeder Sarah (40, witte hoofddoek, lange zwarte rok) naar de IJ-hallen is gekomen om kleding te zoeken voor haar zoontje. “Dat koop je hier voor niets.”
Grootste van Europa
Op het terrein staan twee ruim twintig meter hoge bakstenen loodsen met metershoge ramen. In grote witte letters staat op de gebouwen geschreven: ‘Netherland Shipbuilding Company.’ In de veertien jaar dat de IJ-hallen bestaan is het aantal bezoekers gestaag gegroeid. Een half jaar geleden werd ook de voormalige lasloods aan de markt toegevoegd. Met 750 kraampjes, verspreid over de twee loodsen en het buitenterrein, vormen de IJ-hallen nu de grootste vlooienmarkt van Europa.
De vloer van hal 1 bestaat uit vierkante betonnen platen, op sommige plekken overdekt met een vilten tapijt. Vanaf meerdere kraampjes klinkt radiomuziek. Aan de wanden hangen ijzeren kranen, die nog uit de tijd stammen dat hier schepen werden gebouwd.
Een beetje hobbyen
Achter een van de kraampjes zit Mia (82) op haar stoel, haar armen over elkaar geslagen. Tegen de kou heeft ze een witte wolle deken om haar schouders geslagen. Op de houten plaat voor haar staan onder meer twee Chanoeka kandelaars, glazen vazen en een pop in Zeeuwse klederdracht.
“Vandaag heb ik maar weinig verkocht”, vertelt Mia, “maar ik heb mijn AOW.” Ze glimlacht. “Ik doe het om er een beetje uit te zijn.” Al tien jaar lang komt Mia elke winter naar de IJ-hallen. “Een beetje hobbyen”, zoals ze het zelf noemt. “Als ik van de opbrengst zou moeten eten, ga ik dood.”
Kleding en spelletjes
Hal 2 staat minder vol met kraampjes. Midden in de zaal staat een snackbar. Op blauwe plastic stoelen verorberen bezoekers frietjes waar de damp vanaf slaat. Vanaf het plafond klinkt getik en geschuifel. Op meer dan tien meter hoogte is een indoor skatebaan aangelegd.
Eén keer per jaar staat ze zelf ook achter een kraampje dat te huur is voor 28 euro. Dan verkoopt ze weer alle kleding waar de kinderen uit zijn gegroeid. “Heel handig.” In haar armen heeft ze een volle zwarte boodschappentas. Bovenop ligt een dominospel. “Meestal ga ik zonder de kinderen, want als ze spelletjes zien moeten die mee naar huis.”
Gemixt publiek
Aan het einde van de hal zitten Tara (23) en Inez (23) achter een grote stapel kleren. De twee studentes hebben vandaag driehonderd euro verdiend. “Het lijkt net alsof we niets verkocht hebben”, zegt Tara, “maar hiervoor was het echt een berg.” Waarom de meiden de IJ-hallen leuk vinden? “Iedereen komt hier. Van hippe jongeren tot markt-Anita’s, het is heerlijk afwisselend.”
Rond half vijf beginnen de meeste verkopers hun spullen op te ruimen. De overgebleven kleding wordt opgehaald door de Rotary Club. “Het geld dat hiermee wordt opgebracht gaat naar goede doelen”, vertelt Ben Hakvoert (71), die al jaren als vrijwilliger werkt bij de organisatie.
Met een fel geel hestje staat hij naast één van de de containers waar de plastic tassen vol kleding in worden gegooid. Aan Ben en zijn collega’s de nobele taak om de tassen af te schermen voor azende ogen van vrouwelijke bezoekers, die een gratis tas vol kleding ook wel zien zitten.