Christopher Arvanitis (1983) verruilde Athene op 27 december 2010 voor Amsterdam om bij zijn vriendin Merel te gaan wonen.
“Mijn vrienden noemden me vroeger altijd giaggoulas; dat is boogieman in het Grieks. Ik kon nogal opvliegend zijn namelijk, net als dat monster. Sinds ik in Amsterdam woon, ben ik een stuk rustiger. Ik kan me hier echt ontspannen. Ik denk dat dat komt doordat het Nederlandse systeem beter werkt. In Griekenland duurt het veel langer om dingen voor elkaar te krijgen. Werkdagen duren zo twaalf uur doordat niets verloopt binnen de tijd die je ervoor had gerekend. Heel frustrerend. Dat geldt ook voor het verkeer. Er is in Athene altijd wel ergens een bus- of taxistaking waardoor je úren in de file staat. In Amsterdam heb je hoogstens een lekke band. Dan zet je je fiets gewoon ergens neer en haal je die later weer op.
“Merel is de reden dat ik op 27 december 2010 naar Amsterdam ben verhuisd. We ontmoetten elkaar op het eiland Koufonissi, waar we allebei op vakantie waren. Al voordat ik verliefd op haar werd, had ik besloten weg te gaan uit Griekenland. Ik zag er geen toekomst meer vanwege de crisis. Bij de uitgeverij in Athene waar ik werkte, was al meer dan de helft van mijn collega’s ontslagen. Intussen nam ik hun taken over, waardoor ik alleen nog maar aan het werk was. Ik had er genoeg van. Ik wilde weg.
“Het zou Engeland of Australië worden, had ik bedacht. Mijn baan had ik inmiddels opgezegd en ik besloot eerst een paar weken op vakantie te gaan voordat ik een beslissing zou nemen.
“Met wat vrienden vertrok ik naar Koufonissi. De eerste avond gingen we naar een bar. Daar zag ik Merel. Ze was mijn vrienden ook niet onopgemerkt gebleven. Binnen de kortste keren stonden ze met haar te kletsen. Ik heb er uren over gedaan om haar aandacht te trekken terwijl ik met haar vriendin aan het praten was. Na wat moed te hebben ingedronken, vroeg ik of ze wilde dansen. Die avond hebben we voor het eerst gezoend. Vanaf dat moment zagen we elkaar elke avond totdat ze weer terug naar Amsterdam ging.
“Een half jaar lang hebben we elkaar opgezocht. Ik was er nog steeds niet uit waar ik zou gaan wonen en had het er vaak over met Merel. ‘Waarom verhuis je niet naar Amsterdam?’, vroeg ze tijdens één van onze Skype-gesprekken. ‘We kunnen het toch proberen?’ Ik heb dat jaar nog kerst gevierd bij mijn ouders en ben daarna vertrokken.
“Merel haalde me op van Schiphol. Ik was zo blij om haar te zien. De laatste keer was twee maanden daarvoor. Ik wist dat ik een nieuw leven zou beginnen maar was niet zenuwachtig. Het voelde gewoon goed. We gingen meteen naar huis en zijn die dag niet meer buiten geweest. Het was een beetje alsof we op huwelijksreis waren, die eerste week.
“De dagen erna heb ik fietsend doorgebracht. Terwijl Merel aan het werken en studeren was, verkende ik elke dag een ander deel van de stad. Ik verdwaalde continu en vroeg onderweg steeds in het Nederlands de weg aan voorbijgangers. Helaas praatten alleen de oude mensen die ik tegenkwam, terug in het Nederlands. De jongeren legden meteen in het Engels uit waar ik heen moest.
“Omdat ik de taal wilde leren en mensen wilde leren kennen buiten Merels vriendenkring, ben ik als ober in een restaurant gaan werken. Bij Wagamama ben ik goede vrienden geworden met een aantal collega’s. Ik heb nu een andere baan, bij Booking.com, maar spreek ze nog geregeld. Door mijn werk bij Wagamama leerde ik alvast een paar woorden, als voorloper op mijn Nederlandse lessen. ‘Nu meteen!’, bijvoorbeeld, en ‘ongelófelijk!’. Dat is mijn lievelingswoord; met extra nadruk op de tweede ‘o’. Wat ik alleen écht niet kan onthouden is het verschil tussen ‘geel’ en ‘geil’. Echt, wat ik ook probeer, ik blijf ze verwarren. Merel moet er altijd om lachen.
“Ik voel me nu, na twee jaar, helemaal thuis in Amsterdam. Toen ik laatst na een paar dagen Griekenland weer terugvloog, dacht ik: ‘Fijn, ik ga weer naar huis!’ Af en toe mis ik mijn Griekse vrienden wel, hoor. Ik spreek ze niet zo vaak als ik zou willen. Dat heeft met de crisis te maken, denk ik. Die drijft mensen uit elkaar. Je zou denken dat je in zware tijden juist meer behoefte aan gezelschap hebt, aan contact, maar het tegendeel is waar. Ik begrijp het ook wel; sommigen hebben hun baan verloren, hebben opeens heel weinig te besteden. Ze maken zich zorgen. Eens in de zoveel tijd waardeer ik veel tegoed op via Skype en bel ik ze allemaal op, totdat er eentje opneemt.”