Claudia Lena (1980)
Amsterdammer sinds 2006
“In een klein dorpje in de bergen bij Turijn leerde ik op mijn tiende Gino kennen. Hij was half Nederlands en half Italiaans. Zijn familie woonde in hetzelfde dorp als mijn familie. Zelf woonde hij in Vinkeveen. Voor hem ben ik in 2000 naar Nederland gekomen.
“In Italië had Gino’s familie een bedrijf dat klassieke auto’s restaureerde. Hij was heel goed in zijn werk, echt wereldberoemd, en wilde zijn eigen bedrijf beginnen. Omdat hij alleen met dure Ferrari’s en Lamborghini’s werkte, zou hij binnen no-time veel geld verdienen. Dan val je op bij de maffia.
“Zodra je tussen de vijf- of tienduizend euro per maand binnen krijgt, beginnen de problemen. Ze komen even langs en laten merken wie ze zijn. Als je open wilt blijven, moet je een percentage van je inkomsten afgeven. Zo bouwen ze dat op. Geef je ze niets, dan laten ze een vat benzine voor je deur staan. Dan kom je op maandag bij je werk aan en zie je dat staan. Er is in het dorp al een discotheek in de fik gestoken.
“Ik maakte Gino duidelijk dat ik daar niets mee te maken wilde hebben, dat hij in Italië geen bedrijf op moest zetten. Ik kon zelf in Italië geen werk vinden, dus zijn we naar Nederland gegaan. Naar Gino’s familie in Vinkeveen. Op zich een mooi dorp. Je kent meteen iedereen, dat was gezellig. Maar het was lastig voor me om werk te vinden of vriendschappen op te bouwen. Ik was honderd procent afhankelijk van hem. Ik had wel Nederlands geleerd, maar echt een baan vinden was lastig. Als er werk was, gaven ze het liever aan de buurman of een nichtje, dan aan de buitenlander van het dorp.
“Gino en ik groeiden langzaam uit elkaar. Hij was door zijn moeder opgevoed, hij was haar eigendom. Niemand mocht daar tussen komen. Ze deed erg haar best om duidelijk te maken dat zij de baas was, ook in onze relatie. Ik werd niet geaccepteerd, daardoor kreeg ik ruzie met hem. Onze interesses waren veranderd en ik begon mijn eigen leven op te bouwen. Elk weekend ging ik met vrienden in Amsterdam op stap. In 2006 gingen Gino en ik uit elkaar en verhuisde ik naar Amsterdam.
“Over Amsterdam hoorde ik dat er altijd een party, een afterparty en een afterparty van een afterparty te vinden is. Ik dacht: ik ga alles meemaken nu. Mijn ex werkte zeven dagen per week twaalf uur per dag, dus we deden niets samen. Terwijl je twintigste tot je zesentwintigste juist de jaren zijn dat je het leuk moet hebben. In Amsterdam was mijn doel om veel uit te gaan en die zes jaar in te halen.
“Via kamernet vond ik een heel klein kamertje in de Baarsjes. Zeven vierkante meter in de Witte de Withstraat. Ik kwam uit een grote woning en had veel te veel spullen meegenomen. Mijn eerste dag in Amsterdam was ik vooral aan het verhuizen. Ik voelde me eindelijk vrij. Ik kon doen wat ik wilde, hoefde niets aan mijn ex uit te leggen. Om twee uur ’s morgens zou ik nog de deur uit kunnen gaan.
“Spijt heb ik niet van mijn vertrek uit Italie, wel van dat ik mijn leven voor iemand heb opgegeven. Maar ik mis mijn vrienden en familie niet meer en kan ook bedenken wat ik er voor terug heb gekregen. Ik heb een nieuwe taal geleerd, een nieuwe cultuur leren kennen. Ik heb mogelijkheden hier. Alles wat je wil kan. De eerste keer dat ik Paradiso inliep dacht ik: hier wil ik werken. Binnen zes maanden werkte ik er. En als je in Paradiso werkt, ken je zoveel van het nachtleven. Daar geniet ik nog steeds van.
“Nu ben ik 32, zomaar voor de grap zal ik niet meer in een ander land gaan wonen. Of het moet een mooi eiland zijn waar ik de taal versta. Maar wel voor mezelf. Ik zou nooit meer voor de liefde verhuizen, dat is het niet waard.”