Ook Fatima is, na tien jaar buiten schot te zijn gebleven, op zo’n ‘rood spoor’ terecht gekomen. Dat is te danken aan een toevalligheid. Brieven die het DWI aan Fatima heeft gestuurd – gestandaardiseerde post om een controleafspraak met haar te maken – komen ongeopend retour. ‘Brievenbus vol’, heeft de dienstdoende postbode in hanenpoten op de enveloppen gekrabbeld. “Dan gaan bij ons de alarmbellen af”, zegt Veenstra, terwijl een DWI-medewerker Fatima’s dossier bij hem op het bureau legt.
Woonfraude is het geijkte gesjoemel met een bijstandsuitkering. Klanten wonen eigenlijk ergens anders dan ze doorgeven aan het DWI. Mooier, groter, duurder – te duur en te mooi om nog te kunnen volhouden dat ze een uitkering nodig hebben om rond te komen. Ze veinzen te verblijven in de aan hun toegewezen sociale huurwoning, of ze laten de DWI bij totaal iemand anders, zoals een vriend of familielid, op bezoek komen.
Als de brievenbus vol zit – en dat gebeurt nog al eens – dan betekent dat meestal dat iemand niet op dat adres woont, zegt Veenstra. “Anders zou er wel iemand zijn om het ding te legen.”
Dus komt Fatima’s dossier op zijn bureau terecht. Een enorm pak papier in een gele kartonnen map, tien jaar lang documentatie. Aanvragen, uitdraaien uit de Gemeentelijke Basisadministratie, bankafschriften. Er is inmiddels al contact met Fatima geweest. Volgens een schriftelijke verklaring in de map werd de post teruggestuurd omdat ze de sleutel van haar brievenbus kwijt zou zijn geweest. Veenstra haalt zijn schouders op. “Dat kan, natuurlijk. Maar ja.”
Twee uur lang, steunend op zijn ellebogen en met een leesbril op zijn neus, neemt hij haar dossier door, velletje voor velletje. Opvallendheden noteert hij in een bestand op zijn computer.
De vragen die hij Fatima stelt tijdens haar gesprek op het DWI, leidt hij daarvan af. “De brievenbussleutel was kwijt”, verklaart ze, wederom. “Daarom zat de brievenbus vol, en dáárom heb ik jullie post niet ontvangen. Nou goed?”
Sleutel kwijt?
“Ja, kwijt.”
En die heeft u nu weer terug?
“Ja. Dat duurde even.”
Maar gisteren hadden wij eigenlijk een afspraak. Toen kwam u niet opdagen.
“Die brief zag ik te laat.”
Hoe komt dat?
“Door jullie, door jullie. Eén dag van tevoren stoppen jullie die brief bij mij in de bus. Dat ik er de volgende dag moet zijn. Dat kan toch niet? Ik heb twee kinderen. Ik zie het dan gewoon te laat.”
Dit is toch belachelijk?
Uiterlijk 24 uur van tevoren moeten klanten horen dat ze een afspraak hebben. Schriftelijk. En Veenstra bezorgt de brief het liefst precies 24 uur van tevoren, zegt hij, niet eerder. “Anders hebben ze alle tijd om zich tot in de puntjes voor te bereiden op het gesprek en het huisbezoek.” Als een klant niet komt opdagen voor een gesprek, kan de uitkering per direct worden stopgezet. Ook dat laat hij dan weten per brief. “Nooit bellen, want dan staan ze binnen no time bij je op de stoep.”
Als Fatima, een dag te laat, alsnog op gesprek komt, heeft Veenstra haar uitkering opgeschort.
Alle brieven bezorgt hij met de hand. Met één van de auto’s die voor de fraudebestrijders in de DWI-garage staan gereserveerd, rijdt hij de stad door. Met zijn mobiele telefoon maakt hij een foto van elke brievenbus waar hij een envelop in laat glijden. “Dan kunnen ze nooit zeggen: die post heb ik niet gekregen.”
Fatima is woest. “Ik zeg niet dat ik de brief niet heb gekregen, ik heb hem niet gelezen. Eén dag van tevoren, dat is toch belachelijk? En nu zet je mijn uitkering stop.”
Daarom is dit gesprek er.
“Ik heb nog nooit wat verkeerd gedaan. Ik heb twee kinderen. Eén keer lees ik een brief niet, en dan gebeurt dit.”
Daar probeer ik achter te komen.
“Echt achterlijk vind ik dit. Voor die negenhonderd per maand.”
Heeft u een auto?
“Wat?”
Heeft u een auto?
“Nee, man.”