Ieder moment kan de deurwaarder bellen
Onrealistisch was ook Hans van Steen toen hij in 1999 een houthandel overnam. In zijn winkel ruikt het naar vers gezaagd hout en liggen de planken over de vloer verspreid. Een stagiair van het Hout- en Meubileringscollege werkt een tafelblad af. Bij de ingang staat een bord met de tekst: ‘Van Steen, ijzersterk in hout’. Voordat de nu eenenzestigjarige de winkel overnam, schreef hij reclameteksten en werkte hij als docent Nederlands.
Hij was een romanticus, beaamt hij. Net gescheiden van zijn vrouw. Marktonderzoek had hij niet gedaan. “25 jaar geleden waren er nog 150 van dit soort bedrijven in de stad”, zegt Van Steen. “Toen ik de zaak kocht, dacht ik: als al die andere meubelzaakjes verdwijnen, dan is er plaats voor mij.”
Aanvankelijk ging het wel goed met zijn zaak aan de Overtoom, die op vijf minuten lopen van kaashandelaar Boor ligt. De zaak liep, ondanks dat de stoep voor zijn deur lange tijd opgebroken was vanwege de ‘herprofilering’ van de straat, op instignatie van het stadsdeel. “Er zijn toen 35 à 40 bedrijven in de straat failliet gegaan. Ik was trots dat mijn winkel het had overleefd.”
De ellende begon toen hij op zijn drieënvijftigste van een steiger viel. Hij brak zijn bekken op twee plaatsen, waardoor hij een half jaar moest revalideren. Hij had niemand om zijn plaats in de eenmanszaak over te nemen, maar bleef ondertussen wel kosten maken. Zijn spaargeld ging eraan op. Uiteindelijk raakte hij in de schulden. Sindsdien is het kwakkelen: of schulden, of net niet, als er eens een grote opdracht binnenkomt. “Een buffer opbouwen lukt me niet meer.”
‘Pensioen’ opbouwen al helemaal niet. Er zijn al zorgen genoeg. Ieder moment kan de deurwaarder bellen. Als de huurschuld van 2260 euro vandaag niet ingelost kan worden, betekent dat vrijwel zeker het einde van Houthandel Van Steen.
“Misschien is dat maar beter ook”, bekent de meubelmaker. Hij werkt minimaal zestig uur per week in zijn zaak, meestal is hij tussen de zeventig en tachtig uur kwijt. Een recente klap is de btw-verhoging naar 21%. “Die wordt niet betaald door de klant, maar door de winkelier.”
De kwintessens is echter dat de consument minder te besteden heeft. Van Steen: “Laatst had ik een klant die een kastje wilde. Ik had een offerte gemaakt, de prijs zou uit moeten komen op 2000 euro. De klant wilde niet verder gaan dan 1500. Ik heb er maar mee ingestemd. Wat moet ik anders? Wachten op een betere opdracht?”
Voor Van Steen zou de oplossing zijn om een deel van zijn bedrijf te verkopen, dat de eenmanszaak een bv wordt, zodat hij er niet langer alleen voor staat. Dan kunnen financiële tegenvallers makkelijker worden gecompenseerd en hoeft Van Steen niet zulke lange dagen meer te maken. Maar daarvoor lijkt het te laat. Niemand durft het aan om zich in te kopen. De meubelmaker mag nog van geluk spreken dat hij het winkelpand huurt en alleen zijn bedrijf te verkopen heeft – het is in ieder geval één last minder.
Nog altijd haalt hij er voldoening uit als de klant tevreden zijn winkel verlaat. Maar hij weet dat het zo niet langer kan. Van Steen: “Dit bedrijf is een gijzeling. Een zelfgekozen gevangenis.”