De ondernemers die het meest merken van de crisis, zijn winkeliers die producten verkopen waarvan de consument de aankoop kan uitstellen. De woon- en interieurwinkels hebben het zwaar, maar ook veel modewinkels blijken niet langer levensvatbaar – daar is de link met onlineverkoop het best zichtbaar. Uit cijfers van brancheorganisatie CBW-Mitex blijkt dat over de eerste negen maanden van 2012 de modeomzet al 5,8% achter loopt op dezelfde periode in het vorig jaar. Het derde kwartaal eindigde voor modewinkels 6,9% in de min.
Oudere ondernemers in de modebranche moeten daarom de grootst mogelijke moeite doen om opvolgers te vinden, ziet Paul te Grotenhuis, woordvoerder van CBW-Mitex. “Het probleem is dat er een gigantisch areaal aan winkeloppervlakte is. Het aantal vierkante meters neemt toe, terwijl het consumentenvertrouwen verder afneemt.”
Er wordt nog altijd bijgebouwd. In Halfweg wordt op het terrein van een oude suikerfabriek de laatste hand gelegd aan SugarCity. Binnen het gebied, dat 108.000 vierkante kilometer bestrijkt, staan kantoren en zijn diverse horecagelegenheden. En verrijst er een gigantisch outletcenter. Speciaal voor SugarCity opent de NS de nieuwe spoorweghalte Halfweg-Zwanenburg. Vier sprinters in het uur zullen naar Amsterdam Centraal rijden. “Zo ontstaat er een nieuw centrum”, zegt Te Grotenhuis. “Dit gaat onherroepelijk effect hebben op de winkels in en rondom Amsterdam.”
Winkeliers denken niet vooruit
Winkeliers hebben ook zelf hun aandeel in de problemen, is de overtuiging van Tim van Dasselaar. Hij is pensioensadviseur en helpt mensen, in zijn eigen woorden, “perspectief in hun leven te geven”. In zijn praktijk komt hij vaak winkeliers tegen die niet goed over hun pensioen hebben nagedacht.
“Winkeliers blijven kruideniers”, zegt Van Dasselaar. “Ze durven niet groot te denken. Je kunt je afvragen of de winkelier zijn leven wel in een goed perspectief ziet. Hij werkt vaak keihard, maakt lange dagen en doet alles voor de zaak, maar een financieel plan is er vaak niet.”
Soms wordt Van Dasselaar door winkeliers gevraagd een pensioenplan op te stellen. Vaak op tijden waarop de winkel geopend is. Als er dan een klant komt, wordt die eerst geholpen. “Tekenend voor hoe de winkelier naar zijn oudedag kijkt: ze denken totaal niet vooruit.”
Maar hoe bouwen winkeliers hun pensioenen dan op? Van Dasselaar: “Eigenlijk kun je bij ondernemers niet van pensioen spreken – dat is iets wat zich afspeelt tussen werkgever en werknemer. Ben je in loondienst, dan betaalt de werkgever doorgaans eenderde mee aan het pensioen. Voor ondernemers is er lijfrente: een bedrag dat je bij inleg vrij kunt stellen van belasting. Dan kunnen ze ook nog via fondsen privépensioenen opbouwen, maar dat doen winkeliers niet vaak.”
Dat hoeven ze ook niet te doen, volgens de pensioensadviseur. “Zolang ze maar weten dat de bottomline is: wat je in veertig jaar verdient, geef je in zestig jaar uit. Maar wat doen winkeliers? Ze leven bij de dag. Ook over het winkelpand wordt niet nagedacht. Je kunt je toch niet pas op je vijfenzestigste afvragen wat je daar nou eens mee gaat doen? De winkelier is iedere dag te druk met het tellen van de munten in zijn kassa.”
Maar ook als het pand wel tijdig verkocht wordt, leidt de sluiting van de zaak vaak nog tot financiële problemen. “De winkelier heeft bijvoorbeeld ooit voor weinig geld een pand gekocht. Dat is sinds de aankoop, ondanks de daling van de huizenprijzen van de laatste jaren, in waarde gestegen. De winkelier houdt het voor het aankoopbedrag, dat wordt afgeschreven, in de boeken – zo hoeft hij er weinig belasting over te betalen als het in de onderneming zit. Maar als dan uiteindelijk zijn pand verkoopt, voor een veel hoger bedrag dan de boekwaarde, dan wordt het verschil als winst gezien. Dan moet hij belasting afdragen over de winst. Daar heeft de winkelier vaak geen flauw benul van. Het idee van een pand als pensioensvoorziening zou dus kunnen kloppen als hij er een paar ton voor zou krijgen, maar de zilvervloot komt niet meer binnenvaren.”
Toch blijven winkeliers in de zilvervloot geloven: winkeliers gaan er vrijwel altijd vanuit dat hun zaak meer waard is dan hij in werkelijkheid is, meent de pensioensadviseur. “Misschien wel omdat ze zo hard werken. Ze verwachten dat ze hun winkel wel voor een goed bedrag verkopen. Onrealistisch, in deze tijd.”