Tijdens de economische crisis is het aantal goudinkopers in Amsterdam flink gestegen. Inkopers doen goede zaken, maar niet alle handelaren houden zich aan de wet. En er zijn grote prijsverschillen. “Bij de concurrent betalen ze soms een kwart of de helft van wat wij bieden.”
“Zet uw goud om in contant geld”, “Verkoop hier uw goudstaven” of zelfs “Verkoop uw complete erfenis”. Het zijn dit soort teksten die prijken op de voorgevels van de winkels van Amsterdamse goudinkopers. De goudhandel is booming in crisistijd, zowel in de achterstandswijken als in het centrum van Amsterdam. Maar wat gaat er schuil achter deze soms groezelige pandjes? Wie zijn de winkeliers en met wat voor clientèle doen ze zaken? En wordt er bij elk zaakje op een eerlijke manier gehandeld?
De goudwinkels zijn erg verschillend. Sommige zien er uit als een juwelierszaak, waar ze de goudinkoop erbij doen. Deze ondernemers zijn veelal gevestigd in een mooi pand op een centrale locatie, zoals Inkoop Goud Amsterdam, aan de Spiegelgracht. Inkoper Maciej Malolepszy was zelf eerder juwelier. “Ik had een juwelierszaak en deed niet aan goudinkoop. Ik ben er pas mee begonnen nadat ik zelf een keer goud wilde verkopen en zag dat het niet transparant gebeurde.” Het andere type winkel, dat zich volledig richt op de goudinkoop, bevindt zich vaker op een achteraflocatie in een klein zaakje.
Ook van binnen is er een groot verschil. De zaak van Malolepszy is open ingedeeld, met vitrines en twee toonbanken, waaraan meerdere klanten tegelijk worden geholpen. Bij Goudaankoop.nl aan het Osdorpplein is dat heel anders. De zaak is pas drieënhalve maand geopend. Links van de toonbank bevinden zich een stuk of acht “privéruimtes”, met elk een aparte deur. Daarachter wordt het goud verkocht. “Om privacy te garanderen”, zegt een medewerker, die anoniem wil blijven, en erg wantrouwend is. Veel vragen wil hij niet beantwoorden: over de prijs, de omzet of zijn clientèle wil hij niets zeggen. Hij wil wel kwijt dat hij geen onderscheid maakt tussen klanten. “Wij vertrouwen elke klant. Als de legitimatie klopt is het verder in orde, wij vragen nooit waar de sieraden vandaan komen.”
Malolepszy”s klantenkring is divers. Zo krijgt hij behalve mensen uit Noord-Holland ook klanten uit Zeeland, Brabant en Friesland. Soms gescheiden vrouwen die van hun trouwring afwillen. Of mensen die van een gekregen sieraad af willen. En een enkele keer komt een klant met iets bijzonder aanzetten. “Een dame bracht een kist gouden munten langs ter waarde van 40.000 euro! Toen ik haar de waarde vertelde viel ze bijna flauw, ze kon het niet geloven: ze dacht dat het 500 euro waard was!” In tegenstelling tot zijn concurrent wil Malolepszy juist alleen zaken doen met bonafide klanten. Van “rare types” koopt hij niet. En ook niet van “jonge jongens” die een grote hoeveelheid goud meebrengen. Kort daarna staan er twee jonge jongens voor de deur. Petje op, klep achterstevoren, handen in de zakken. Ze komen wat juwelen verkopen. Aanvankelijk weigert Malolepszy ze de toegang, toch een beetje rare types. Maar ze zeggen dat ze helemaal uit Alkmaar komen, dus hij laat ze toch maar binnen. Ze lijken amper achttien. Even later telt hij de honderdjes één voor één voor ze neer.