Steeds meer festivals hebben moeite bezoekers te trekken. Tegelijkertijd komen er ook steeds meer nieuwe, kleine bij. Afgelopen weekend vond de tweede editie van Midsummer Festifarm plaats in het Drentse Ellertshaar. Niet meer in iemands achtertuin, maar tussen de koeien op een boerderij met een echte camping. Vijfhonderd man vierde drie dagen midzomernacht.
ELLERTSHAAR, 23 juni – “Voor ingang: via camping, langs de ezel en de woonwagen” staat op het houten bordje aan de achterkant van een grote blauw-witte tent. Aan de overkant poetst een bebaarde jongen met ontbloot bovenlijf en een handdoek om zijn schouder zijn tanden. . De geur van koeienmest hangt in de lucht. Boer Jacob Eisses deelt dit weekend zijn terrein en camping met een kleine vijfhonderd festivalgangers. Drie dagen wordt er midzomernacht gevierd op Midsummer Festifarm. Drie dagen ook kunnen de mensen met hun koepeltentje op de camping achter zijn huis slapen. Onontdekte muziek, kunst, theater en poëzie in het kleine Drentse Ellertshaar.
Vorig jaar vond het festival nog “gewoon” plaats in de tuin van de ouders van medeorganisator Maija Klamer (31), die in het dagelijks leven werkt als yogalerares en freelance journalist. “Ik moet echt even wat eten, ik val om.” Aan het begin van de zaterdagmiddag loopt Klamer, gekleed in een gebreide roze trui, laarzen met franjes en een grote zonnebril op naar een klein eettentje voor wat haar ontbijt nog moet worden. De portofoon stopt ze even in haar zak. Onderweg waait een sterke windvlaag een blauwe feesttent om. “Nee, laat maar even liggen.”
Grote festivals hebben steeds meer moeite bezoekers te trekken. Dance Valley geeft bijvoorbeeld bezoekers de optie in termijnen te betalen, zelfs het immens populaire Pinkpop had tot op het laatste moment kaarten beschikbaar. Festivals lijken last te hebben van de mindere economische tijden, maar de concurrentie wordt simpelweg ook groter. Klamer zegt dat het geen spontane ingeving was een festival te beginnen. Het ging “eigenlijk heel natuurlijk.” “Ik ben opgegroeid met kampvuurfeestjes. Bij mijn ouders thuis hadden we altijd midzomernachtfeestjes.” Ze kent veel muzikanten, die vervolgens op die feestjes kwamen spelen. “Toen volgden er steeds meer bandjes, werd de kapschuur een podium en kwam er een bar.”
Op het festival Into the Great Wide Open, een alternatief festival in de duinen op Vlieland dat zo’n 7000 mensen trekt, kwam ze een paar jaar geleden Arjan Brandsma tegen. Hij wilde al tijden een festival organiseren. “Hij vond mijn feestjes leuk en dus besloten samen iets te starten.” Aan festivals in het noorden, al helemaal in Drenthe, was volgens Klamer een groot tekort. “Nou ja, er is geen festival waar ík heen zou gaan.” Beiden spelen zelf muziek en kennen veel artiesten, ook uit de Randstad. Die wilde ze laten spelen op een locatie die je daar niet hebt. “Daar is geen bosmeertje waaraan je kunt zitten bij een kampvuur.”
Wat maakt hun Festifarm dan zo onderscheidend? Eigenheid, locatie en vooral sfeer, zegt Klamer. Simpelweg alleen een tent, een band en een standje voor bier en een frikandel, daar kom je bijna niet meer mee weg. “Dat is leuk voor een dorpsfeest misschien.” Ook denkt ze dat de festivalganger van tegenwoordig positief staat tegenover een duurzaam karakter. Zo is er besloten puur biologisch eten en drinken te verkopen. Van de wijnen tot de merguezworstjes en taboulé. Een ouder echtpaar verkoopt zelfs snacks met een twist: ganzenkroketjes en My Little Ponyburgers. “Het kost een beetje meer – muntjes zijn 2.50 -, maar we bieden wel kwaliteit. We moeten ergens geld op verdienen.”
Heel bekende acts zijn in de ruime minderheid, echte headliners kent het festival niet. Al is Klamer best trots zigeuneract Amsterdam Klezmer Band gestrikt te hebben. “Die staan ook gewoon op grotere podia in heel Europa.” Maar het zijn voornamelijk Nederlandstalige, kleine acts. Die wil Klamer een podium bieden. Het zijn veel singer-songwriters, het merendeel is bij uitstek geschikt voor bij een kampvuur en alternatieve bandjes. In de avonden draaien dj’s echter ook gewoon electro.
Veel mensen die wat bijdragen aan het festival zijn vrienden en bekenden. Van de artiesten tot de cateraars die vanuit Volkswagenbusjes eten verkopen. Zelfs het vader-zoonkoppel dat voor de gelegenheid met hun bestelbusje de pendeldienst verzorgt. Niet te vergeten een groot aantal vrijwilligers. Het budget is dan ook beperkt, twintigduizend euro. Uit een potje van het Sena-muziekfonds krijgt het festival 3.750 euro, van de gemeente Aa en Hunze duizend. Individuele donateurs dragen vijfhonderd bij. Om geen verlies te maken, moet er vijftienduizend euro worden binnengehaald.
Klamer vraagt hoe laat het is. “Oh, echt, twee uur al? Dan is die Azerbeidzjaanse zanger al begonnen bij het water. Die wil ik eigenlijk wel even zien.” Ze neemt snel een paar laatste happen van haar ontbijt en loopt richting de ingang. Voordat ze de weg over kan steken richting het meertje, wordt ze via haar portofoon opgeroepen. Weg is ze.
Het kronkelige bospad naar het bosmeertje toe leidt langs een nu verlaten meditatieplek onder een blauw zeil. Tussen de bomen zijn gekleurde peertjes gehangen voor als het straks donker wordt. Eenmaal uit het bos kom je uit op een uitgestrekte dorre vlakte aan het water. Zelfs met de harde wind wagen enkele jongens zich aan het water, om vervolgens meteen naar het kampvuur te rennen. De meeste mensen staan op een kleine zandheuvel met hun biobiertje of vegetarische taart of zitten op een hooibaal in de kleine witte tent te luisteren naar een dichteres die korte, komische gedichten voorleest.
Van de gemiddelde festivalhipster – fedora, slobbertrui, bril met grote glazen- tot moeders, oma’s en opvallend veel jonge kinderen: alles loopt voorbij. Wat het typische Festifarmpubliek lijkt te zijn, is onduidelijk. Klamer en haar medeorganisatoren mikten vooraf op een doelgroep van twintig tot veertig jaar, had ze eerder gezegd. Maar, zei ze, belangrijker dan leeftijd: “een groep mensen die respect toont voor de omgeving en niet zomaar zijn peuk in het water pleurt.”
Aan het einde van de middag heeft Klamer weer even de tijd wat te eten en gaat ze met haar bord in het zand zitten. Ze is tevreden met hoe het festival tot nu toe uitpakt. De sfeer is volgens haar nog precies hetzelfde als toen in de achtertuin van haar ouders. Het is hectisch geweest, maar er niets écht misgegaan. “Nou ja”, zegt ze wijzend naar het water, “daar hadden we graag een podium gehad in plaats van de witte tent die er nu op de heuvel staat. En er waren nog wat kunstwerken op het water gepland, maar in beide gevallen zorgde de harde wind voor problemen.”
Het betekent niet dat er voor een volgende keer niet dingen beter kunnen. “Zo weten we nu dat drie dagen opbouwen eigenlijk te kort is. Ook dat we eigenlijk te weinig vrijwilligers hebben. Ik had vooraf gedacht dat ze maar vijf uurtjes zouden hoeven werken, maar ze staan er veel langer.” Ook in het voortraject was er een tekort aan mensen. Zo was ze tot twee weken geleden zelf de hele organisatie, omdat medeorganisator Arjan Brandsma midden in zijn afstuderen zat. “En om nu twee dagen per week bezig te zijn een aantal maanden per jaar, dat kan, maar het moet geen fulltime bezigheid worden.”
Het is nog maar afwachten of het festival dit jaar quitte gaat spelen. Zo niet, dan hoopt ze toch in ieder geval slechts een gering verlies te lijden. Dit jaar kwamen niet alleen veel artiesten voor een geringe bijdrage spelen, ook kreeg de organisatie deze eerste echte keer veel korting op andere diensten, zoals de levering van aggregaten. Van Liere, een bedrijf uit Emmen, drukte de posters en programmaboekjes tegen korting. Klamer weet ook dat deze deals volgend jaar al niet meer voorhanden zullen zijn, dan is het festival niet echt nieuw meer. “Ik zou veel mensen trouwens niet eens erom durven vragen, als ik zie hoe vrijgevig ze dit jaar waren.”
Op het gebied van subsidies valt er nog wel wat winst te boeken. Klamer noemt het niet meer dan een spelletje. Ze weet nu dat het Prins Bernhard Cultuurfonds bijvoorbeeld graag wil weten wat de artistieke invalshoek van het festival is. Die hoeven het deel van de begroting niet te zien waarin de horecauitgaven staan. “Je kunt dus dingen weglaten.” De plaatselijke Rabobank is volgens haar erg gericht op cultuur, dus daar wil ze volgend jaar bij aankloppen. “Je komt er tijdens het organiseren achter welke dingen fondsen willen horen en welke taal je moet gebruiken om te overtuigen. Als dat ervoor nodig is, dan verdraai ik mijn woorden wel.”
Het liefst zou ze geheel onafhankelijk zijn van subsidies. “Met duizend man in plaats van vijfhonderd, zouden die niet nodig zijn.” De kaartjes zou ze niet veel duurder willen maken, misschien een paar euro erbij. “Het moet laagdrempelig blijven.” Er zou volgens Klamer best ruimte zijn voor tweeduizend man. “Maar je ziet bij festivals die steeds groter worden dat de organisatie opeens wordt meegesleept in het succes. Into the Great Wide Open bijvoorbeeld, dat verkoopt één keer binnen tien minuten uit. Vervolgens weet je als organisatie dat je eigenlijk gebeiteld zit voor de jaren erna. Maar ik weet niet of ik dat zou willen. Dan gaat het sympathieke er toch wel vanaf.”