De Diemense Ada van Emrik (62) voelde zich vaak alleen. Via een ‘maatjesproject’ van het Rode Kruis Amsterdam vond ze in Manuela Dieventhaal (31) een vriendin om leuke dingen mee te doen. Er ontstond een warme vriendschap. Van Emrik: “De band die wij hebben, is goud waard.”
AMSTERDAM, 14 februari – Ada van Emrik (62) plaatste begin 2011 een advertentie in een Diemens huis-aan-huisblad. ‘Zoek leuk maatje om gezellig mee te fietsen, te wandelen. Terrasje, musea, bioscoopje, theater.’ Er kwamen reacties, maar het bleef meestal bij een keertje koffie drinken. Van Emrik drukt het spraakknopje op haar keel in, de stem klinkt raspend en rokerig: “Ze vonden mijn stemprothese een bezwaar.”
Na een reeks zware operaties om haar slokdarmkanker te behandelen was ze haar stem verloren. Ook veel vrienden raakte ze kwijt. Vanwege het “pruttelketeltje”, zoals Van Emrik haar stem nu noemt. Ze vonden het moeilijk om met het afwijkende stemgeluid om te gaan, gokt ze. Wat volgde was een depressieve periode. Ze pakt een tissue uit het doosje naast haar op de bank .“Sorry, ik word altijd emotioneel als ik eraan terugdenk”, zegt de in een grijs joggingpak gestoken Van Emrik.
Opbeurende woorden komen er van de goedlachse Surinaamse vrouw naast haar. Manuela Dieventhaal (31) is sinds november vorig jaar het ‘maatje’ naar wie Van Emrik op zoek was. Ze vonden elkaar via het Samen in Amsterdam-project van het Rode Kruis, dat eenzame mensen uit hun isolement probeert te halen door ze te koppelen aan vrijwilligers. Van Emrik wilde geen “dooie vogel”. De reuring die ze naar eigen zeggen wel kon gebruiken, heeft ze in Dieventhaal gevonden.
Samen in Amsterdam
Het Rode Kruis Amsterdam startte in 2009 met het project Samen in Amsterdam. Doel is eenzame Amsterdammers uit hun isolement halen door ze te koppelen aan een vrijwilliger, ook wel ‘maatje’ genoemd. Die biedt een luisterend oor en zorgt voor persoonlijk contact, maar denkt ook mee om sociale contacten en andere activiteiten uit te breiden. Elke vrijwilliger wordt na een intakegesprek gekoppeld aan een deelnemer. Bij het maken van een match houdt het Rode Kruis rekening met zaken als hobby’s, achtergrond en wensen van deelnemer en vrijwilliger. Zij worden voor een jaar aan elkaar gekoppeld en hebben twee keer per maand een afspraak. De invulling van de afspraken staat vrij en kan bijvoorbeeld bestaan uit een kopje koffie drinken, wandelen, winkelen of een museum bezoeken.
“Ze mag me geen maatje noemen, hoor”, zegt Dieventhaal. Dat klinkt haar te veel alsof ze maatschappelijk werkster is. “Ada is gewoon mijn vriendin. Het is alsof ik mijn tweelingzusje heb gevonden. Wit van buiten, zwart van binnen. Ze heeft ook Surinaamse billen.” Van Emrik staat op van de leren bank in haar woonkamer en schudt haar achterste.
Haar partner Joop komt uit de keuken met thee en cake, terwijl zij geanimeerd een minitoneelstukje improviseert over de eerste keer ontmoeting met haar nieuwe vriendin. Het was de bedoeling dat de twee vier uur met elkaar zouden doorbrengen. Dieventhaal vond dit onzin. “Zondag is mijn vrije dag, dan heb ik geen tijdslimiet. Als het gezellig is ga ik niet na vier uur al naar huis.” Van Emrik nam haar mee naar haar volkstuintje. Daarna dronken ze een wijntje en aten ze een bitterbal. Het was de eerste keer dat Van Emrik weer vast voedsel mocht eten.
Feiten en cijfers
– Sinds 2009 hebben zich ruim 250 vrijwilligers en 260 deelnemers aangemeld
– Vrijwilligers zijn meestal tussen de 20 en 40 jaar of 65+, deelnemers zijn vaak ouderen of jongere mensen met een chronische ziekte of lichte handicap
– Tot nu toe zijn er 230 koppels gevormd: 30 tijdens de pilot in 2009, 85 in 2010, 100 in 2011 en 15 in dit jaar
– Op dit moment zijn er ongeveer 120 koppels actief
– 40 eenzame Amsterdammers staan op de wachtlijst
– Van 20 vrijwilligers wacht het Rode Kruis nog op de vereiste Verklaring Omtrent Goed Gedrag
– Vrijwilligers moeten ook een door het Rode Kruis aangeboden cursus ‘Omgaan met eenzaamheid’ volgen
– Geïnteresseerden kunnen voor informatie kijken op www.rodekruis.nl/amsterdam
Sindsdien maken ze elke twee weken een uitstapje met elkaar. Zo gingen ze een keer nieuwe kleren kopen bij de Bijenkorf. En zondag bezoeken ze samen de Zaanse Schans. “Ik kijk geregeld op Vakantieveilingen.nl of er iets gezelligs te doen is waar we naartoe kunnen”, vertelt Dieventhaal. Met Joop kan Van Emrik niet meer op pad. “Hij is hartpatiënt en heeft longemfyseem. Als hij de trap af loopt is hij al kapot. Net een goudvis die naar lucht hapt.” Joop is aan huis gekluisterd, maar zegt daar vrede mee te hebben. Niets voor Van Emrik: “Dan zou het pitje bij mij heel gauw uit zijn.”
De plak cake op haar bord blijft tijdens het gesprek vrijwel onberoerd. Ze praat aan één stuk door. Andere mensen met een stemprothese krijgen soms al na vier zinnen hoofdpijn, weet ze. Zelf neemt ze amper pauze. Ze is altijd al praatgraag geweest. De vlotte babbel kwam goed van pas in haar horecaverleden. 23 jaar werkte ze in een café aan de Middenweg.
Dieventhaal biedt vandaag vooral een luisterend oor. Maar, zo verzekert Van Emrik, “Manuela kan bij mij ook alles kwijt. Vorige week overleed een goede vriendin van haar. Toen zij op de begrafenis was, heb ik aan haar gedacht.”
Naast ‘maatje’ is Dieventhaal ook elke maandag vrijwillig gastvrouw in het VU medisch centrum. Daarnaast werkt ze als doktersassistent in het Slotervaartziekenhuis. Ze herkent zich vaak in de gevoelens van Van Emrik. Mensen in haar omgeving hebben haar ook weleens laten vallen, vertelt ze. “In de Surinaamse cultuur is ziek zijn best een taboe. De meeste Surinamers en Antillianen begrijpen niet waarom ik dit doe, tenzij ze in de zorg werken.” Volgens Dieventhaal heeft het alles met schaamte te maken. “Veel mensen zien geholpen worden als een teken van zwakte.”
De nare gebeurtenissen tijdens en na haar ziekte hebben Van Emrik geleerd dat ze niet altijd op mensen kan rekenen. “Ik merk steeds meer dat mensen alleen maar met zichzelf bezig zijn. Ik heb bijvoorbeeld het gevoel dat niemand zijn buurman meer kent.” Dieventhaal knikt. “Mensen doen veel te weinig voor elkaar. Als je tijd hebt om acht uur voor de televisie te zitten, kun je ook de tijd nemen om even met iemand te praten.”
Mede dankzij Dieventhaal gaat het weer goed met Van Emrik. “Maar ik weet niet of ik er, mocht ik weer ziek worden, weer de kracht voor kan opbrengen”, zegt ze. Dieventhaal schrikt op van haar stoel, even is de lach verdwenen. “Dat meen je toch niet, hè?” Ze herhaalt het nog eens en haar stem gaat omhoog. “Ach”, zegt Van Emrik, “Dat zeg ik nu. Maar als het me gebeurt denk ik er natuurlijk vast anders over.” Ze staat op om een tijdschrift te pakken. De Tweede Stem heet het, voor mensen die net als zij een stemprothese hebben. “Tweede stem, tweede leven, zo zie ik het.”