H.J.A. Hofland (1927) is geboren in Rotterdam, groeide op tussen het puin van de bombardementen en vertrok daarna naar Amsterdam. Hij begon in 1953 op de Nieuwezijds Voorburgwal bij het Algemeen Handelsblad, dat later het NRC Handelsblad werd, na een fusie met de Nieuwe Rotterdamse Courant. Bijna zestig jaar later verschijnen nog elke week drie columns van zijn hand. Hofland, door vakgenoten uitgeroepen tot “journalist van de eeuw”, woont nog altijd in Amsterdam en gaat graag met de tram.
AMSTERDAM, 14 februari – “Ik maak in Amsterdam tramreizen. Ik zal u een mooi traject geven. Lijn 3. Ik stap hier in bij mij op de hoek. De Ceintuurbaan af, langs het Sarphatipark, de Amstel over. Bij het Oosterpark stap ik uit. Daar neem ik lijn 9, langs het Tropenmuseum, door de Plantage Middenlaan, langs het Meester Visserplein, zoals de omroeper zegt. Dan linksaf bij het Waterlooplein, weer de Amstel over. Op het Rembrandtplein hebben ze Rembrandt met z’n neus de andere kant op hebben gezet. Vervolgens de Munt, daar stap ik uit en loop ik naar het Spui.
“Na een kopje koffie loop ik verder door de Spuistraat of de Nieuwezijds Voorburgwal en dan denk ik aan oude tijden. Waar ik mijn werk begonnen ben. Vroeger had je daar het Handelsblad en De Waarheid zat daar nog. Aan de overkant de Volkskrant, dan de Telegraaf. In dat gebouw logeerde ook Trouw en Het Parool. Tegenover het Handelsblad had je het Algemeen Dagblad. Verderop had je De Tijd. Dan loop ik langs Café Scheltema, waar iedereen samenkwam in die tijd. De Nieuwezijds Voorburgwal werd de Fleet Street van Amsterdam genoemd. En ik heb altijd gedacht: dat is verkeerd! Fleet Street is de Nieuwezijds Voorburgwal van Londen. Net als: Harry Mulisch is de Homerus van Amsterdam. Nee, Homerus is de Harry Mulisch van Athene! Zo werkt het. Niet zo schijterig. Een beetje trots, kom zeg.
Wie zijn al die mensen?
Café Scheltema, dat sinds 1908 bestaat, zit op de Nieuwezijds Voorburgwal, waar vanaf het eind van de Tweede Wereldoorlog tot de jaren zeventig grote landelijke kranten gevestigd waren. Van de dagbladen die Hofland bespreekt bestaat de communistische krant De Waarheid niet meer. De Tijd werd in 1974 een weekblad en fuseerde in 1990 met de Haagse Posttot HP/De Tijd.
In het café kwamen de intellectuelen en creatievelingen uit die tijd samen. Scheltema had de grootste bieromzet van het land. Naast de namen die Hofland noemt staat het bekend om stamgasten als Rijk de Gooyer, Simon Vinkenoog, Remco Campert, Simon Carmiggelt, Annie M.G. Schmidt, majoor Bosshardt, Gerard van het Reve en Hans van Mierlo.
Hofland vertelt over enkele cafégangers die hem nog vers in het geheugen liggen. Zoals Wim T. Schippers, de kunstenaar, radio-, theater- en televisiemaker die beroemd werd met zijn absurdistische en humoristische werk. Robert Jasper Grootveld organiseerde manifestaties, zogenaamde happenings, op het Spui. In vreemde kledij danste hij rondjes om het standbeeld Het Lieverdje. Hij overleed in 2009 toen hij 76 jaar oud was. Hans Koetsier was een conceptuele kunstenaar die tot de Fluxus-beweging gerekend wordt. Hij werd aanvankelijk bekend in de reclame. Hij stierf in 1991 op 61-jarige leeftijd. Koen Wessing was een fotograaf die wereldwijd conflicten en opstanden vastlegde. Hij reisde onder andere naar Chili, Nicaragua, China en Kosovo. In 2011 overleed hij. Hij werd 69 jaar.
De Nieuwezijds Voorburgwal werd de Fleet Street van Amsterdam genoemd, vernoemd naar de Londense straat waar alle Britse dagbladen hun oorsprong vonden. De Britse pers wordt nog steeds de Fleet Street genoemd, hoewel de kranten inmiddels allemaal verhuisd zijn.
In 2008 werd Café Scheltema honderd jaar oud. Het werd echter niet gevierd omdat de uitbaters het jubileum over het hoofd gezien hadden.
“Na de herinneringen neem ik lijn 17, dan rij ik langs de Raadhuistraat, waar ik in de bocht gewoond heb en waar die rookbom is ontploft bij het huwelijk van Beatrix en Claus. Bij de Marnixstraat gaat de tram linksaf, dan kom ik weer langs een huis waar ik gewoond heb. Ik stap over op de Bilderdijkstraat en neem weer lijn 3. En dan heb ik mijn blokje om gemaakt. God, wat heerlijk zeg. Duurt maar een uur. Tenzij ik bij het Spui blijf hangen.
“Café Scheltema ga ik niet meer heen. Dat is vergane glorie. Dat is anders geworden. Scheltema was niet echt een journalistencafé maar was het centrum van de bohème. Je had er dronkenlappen, je had er journalisten, je had er schrijvers, je had er een enkele dakloze, kunstenaars, ook veel schilders. En dat begon ’s middags om een uur of vier en dat eindigde om een uur of acht. Dan gingen de meest laveloze mensen op pad naar huis.
“In die tijd was het een en al vrolijkheid. Wim T. Schippers heeft er zijn eerste shows bedacht. Robert Jasper Grootveld kwam aan je tafel zitten en hield magnifieke monologen. De schilder Jantje Peters kwam met zijn wandelstok op je tafel slaan om een rijksdaalder te lenen. Hans Koetsier bedacht er zijn prachtige advertenties die in Vrij Nederland hebben gestaan. Jaapie Metz raakte er beschonken, toen nog verslaggever van de Telegraaf, voordat hij de Tweede Kamer in ging.
“Je had Scheltema, verderop de Koningshut, weer verder Harry’s Bar, dan Café de Zwart en Hoppe. En dan – als je dat nog wist te bereiken – De Kring. Dat duurde nog wel tot een uur of één à twee, voordat je je daaruit los kon maken. En toch stond dat onze carrière niet in de weg. De volgende ochtend weer op, aspirientje van 500 mg, hartstikke opgeknapt. Nu loop ik nog wel eens die trajecten. En wat krijg je dan: A la recherche du temps perdu. Melancholie.
“Ik weet niet of er nog zo’n cultuurtje is tegenwoordig. Ik ben te oud om dat te ervaren. Ik ga niet meer naar cafés. Overdag zie ik leeftijdgenoten, maar het worden er steeds minder. Een goede vriend van mij, Koen Wessing, een uitstekende fotograaf die alle opstanden ter wereld heeft gefotografeerd in zijn tijd, kreeg opeens kanker. Je zag hem verdwijnen en toen was hij dood. En dan denk ik: “Hé Koen, waar zit je godverdomme?” Dat krijg je. Als ik met lijn 5 ga, dan kom ik door de Hobbemastraat, rechts P.C. Hooftstraat, daar woonde Hans Koetsier, dan zeg ik: “Dag Hans.” En de laatste keer dat ik Theo van Gogh heb gezien was op de hoek van de Hobbemastraat. “Ha Theo.” Dan de Leidsekade waar Harry Mulisch woonde: “Harry.” Je groet de doden. Maar ik ben er nog.”