In maart vorig jaar stelde het college van Burgemeester en Wethouders voor de Amsterdamse haven te verzelfstandigen. De gemeente blijft dan aandeelhouder, maar de beslissingen worden door een zelfstandig, commerciëel bestuur genomen. De Rotterdamse haven ging Amsterdam voor en zag haar winst sinds 2004 stijgen, maar zal dat voor Amsterdam ook het geval zijn? Eind maart of begin april zal de gemeenteraad beslissen. Hoe groot zijn de voordelen en wat zijn de risico’s?
AMSTERDAM, 8 februari – De Amsterdamse haven is nu nog een gemeentedienst, anders dan de meeste Europese havens. Zo is de haven van Rotterdam in 2004 verzelfstandigd, en ook de havens van Hamburg, Antwerpen en Le Havre zijn juridisch zelfstandige organisaties. Als het aan wethouder Freek Ossel (Haven en Westpoort, PvdA) had gelegen, was de Amsterdamse haven in januari van dit jaar al zelfstandig geweest.
Na kritiek van adviesbureau Policy Research Corporation over de kwaliteit van het vooronderzoek voor de verzelfstandiging, moest Ossel van de gemeenteraad de financiële onderbouwing van het besluit beter laten uitzoeken. Eind maart of begin april beslist de gemeenteraad over het lot van de haven.
Verzelfstandiging zou betekenen dat de haven een zogeheten overheids-NV wordt, waardoor de overheid alle verantwoordelijkheid en inspraak uit handen geeft aan een zelfstandig havenbestuur. De gemeente Amsterdam wordt wel voor honderd procent aandeelhouder; het is geen privatisering. Eventueel kunnen andere overheden zoals de provincie Noord-Holland of het Rijk op lange termijn medeaandeelhouder worden. De gemeente verdient door winstafdracht dan nog wel aan de haven, maar de raad zal niet meer over alle besluiten over de haven gaan.
De haven van Amsterdam is in omzet de vierde zeehaven van Europa, na Rotterdam, Antwerpen en Hamburg. Bovendien is het de grootste benzine- en cacaohaven ter wereld. Volgens de eigen cijfers van de Haven Amsterdam is het totaal aan werkgelegenheid dat de haven oplevert, direct en indirect, 65 duizend personen. In totaal heeft de haven een overslag van zo’n 85 miljoen ton. Het grootste deel daarvan, 38 miljoen ton, bestaat uit olieproducten. Daarnaast zijn de overslag van steenkool (15 miljoen ton) en agribulk -granen, sojabonen en plantaardige oliën- (8 miljoen ton) aanzienlijk.
Economen zien voordelen in de verzelfstandiging van Amsterdamse haven. “De besluitvorming kan zakelijker worden. Er is niet meer voor elke beslissing een stroperig proces nodig, maar de gemeente kan wel invloed houden als aandeelhouder”, zegt Michiel Nijdam, haveneconoom aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. In Rotterdam is de winst van de haven toegenomen sinds de haven zelfstandig werd.
Barbara Baarsma, buitengewoon hoogleraar toegepaste economie aan de Universiteit van Amsterdam, beaamt dit: “Een verzelfstandigde haven staat verder van de politieke dagkoersen af en is minder afhankelijk van de vaak trage besluitvormingsprocessen binnen een gemeente. De haven krijgt zo meer ruimte voor het zelfstandig vormgeven van een langetermijnstrategie.”
Een beslissing die door een zelfstandig havenbestuur eenvoudiger zou kunnen worden genomen, zou de aanleg van een tweede zeesluis bij IJmuiden zijn. Die zou kunnen worden aangelegd zodat ook moderne, grotere schepen naar de Amsterdamse haven zouden kunnen varen, wat via de huidige verouderde zeesluis niet altijd kan. Baarsma waarschuwt wel dat bij dat soort grote projecten belangrijk is zeker te weten dat ze niet alleen de status van de haven verhogen, maar ook echt een toevoeging zijn voor de dienstverlening.
Een ander voordeel van verzelfstandiging, naast snellere besluitvorming en minder politieke invloed op economische beslissingen, is dat het juridisch gemakkelijker wordt samen te werken met andere havens. Dat zegt haveneconoom Bart Kuipers, van de Erasmus Universiteit Rotterdam. “De Rotterdamse Haven kan nu bijvoorbeeld een terminal uitbuiten in Duisburg. Voor een verzelfstandigd havenbedrijf is dat niet te raar, voor een gemeente wel.”
Ook een strategisch samenwerkingsverband tussen de Rotterdamse en Amsterdamse haven is volgens Kuipers gemakkelijker als de havens dezelfde juridische structuur hebben. Voor de concurrentiepositie van Nederlandse havens tegenover andere wereldhavens zou dat gunstig zijn.
Verzelfstandiging vindt Kuipers beter dan privatisering: “De haven blijft zo een publiek goed, met een maatschappelijke functie. Bij privatisering zou elke partij de haven kunnen opkopen.”
De voordelen lijken talrijk te zijn, maar verzelfstandiging van overheidsorganisaties is niet zonder risico. De haven zou een publiek goed blijven, maar de beslissingen worden door een zelfstandig orgaan genomen. Bij zo’n instelling is scherp toezicht van groot belang. Bij woningcorporatie Vestia in Rotterdam hebben we de afgelopen weken gezien dat het verkeerd kan uitpakken als de overheid niet genoeg toezicht houdt. De corporatie zit in financiële problemen door de aanschaf van twintig miljard euro aan derivaten die weinig meer waard zijn. Maar, nuanceert haveneconoom Nijdam: “Aan beslissingen over publiek geld kleeft altijd een risico, maar bij Vestia gaat het om veel meer geld dan bij de Amsterdamse haven.” De gemeente schat de waarde van de haven op 150 miljoen euro.
De vooruitzichten voor de nabije toekomst van de Amsterdamse haven zijn gunstig. Nijdam: “Voor de komende dertig à vijftig jaar zit de haven heel goed, voornamelijk wegens de tankopslag die er nu in de Amsterdamse haven is. De brandstoffenmarkt is nog een groeimarkt.” Kuipers: “Er hoeft de komende tijd maar één grote beslissing genomen te worden, namelijk een grote zeesluis bij IJmuiden. En daar wordt al twintig jaar over gesteggeld.”
Wethouder Ossel staat positief ten opzichte van verzelfstandiging. Vorig jaar maart presenteerde hij een rapport over verzelfstandiging, dat een positief beeld schetste van de mogelijke gevolgen van verzelfstandiging. De heer Doorgeest, registeraccountant van ACAM, de accountantsdienst van de gemeente Amsterdam noemde het rapport tijdens een expert meeting in de Amsterdamse gemeenteraad ‘tendentieus’ omdat er nauwelijks naar alternatieven werd gekeken. Daarom heeft Ossel nog 1.75 miljoen euro uitgetrokken voor nieuw onderzoek, bovenop de 1.5 miljoen die het eerdere onderzoek al kostte.