Twintig jaar lang leidde Maria van Oosten het door haar opgerichte blad voor de lesbische en biseksuele vrouw Zij aan Zij. In december vond ze het tijd het stokje over te dragen. Afgelopen zondag kreeg zij erkenning voor haar inzet voor de lesbische gemeenschap in de vorm van de jaarlijkse Bob Angelo-penning van het COC. NAP sprak met haar over de lesbische gemeenschap, die minder zichtbaar is dan die van de homomannen. “Lesbiennes willen vooral niet in een underdogpositie komen.”
AMSTERDAM, 3 februari – Ze had een keer serieus overwogen een foto toe te voegen aan een persbericht. Bang dat er sprake was van stereotypering. “Zouden ze denken dat ik ook zo’n kort koppie ben?” Maria van Oosten zocht naar eigen zeggen vaak de media op om extra aandacht te vragen voor de lesbische en biseksuele vrouw, maar haar pogingen slaagden maar niet. “Erg eigenlijk, zo denken”, zegt de Amsterdamse lachend bij een kop thee in een café in de Jordaan over haar gedachte. “Maar goed, hè, je probeert wat.” Twintig jaar geleden richtte Van Oosten het blad Zij Aan Zij op. “Zowel voor radicale potten als de lipsticklesbo.” In december nam zij afscheid als hoofdredacteur, maar ze praat nog steeds in de wij-vorm als ze het over het blad heeft, dat inmiddels ZZ/This=Us heet.
Zondag ontving Van Oosten op de nieuwjaarsreceptie van de COC, de Nederlandse vereniging voor de integratie van homoseksualiteit, de Bob Angelo-penning voor haar inzet voor lesbiennes en biseksuele vrouwen. Toch een beetje erkenning, vindt ze. Erkenning voor het werk voor een gemeenschap die lang niet zo zichtbaar is als die van de homoman. Een gemeenschap die ook lijdt onder stereotypering en een onderschatting van geweld, zo bleek uit onderzoek eind vorig jaar. “Ik denk dat heel veel lesbiennes niet zo graag in het zielige hoekje zitten.”
Wordt er een probleem gebagatelliseerd?
“Ik denk dat de lesbiennes soms zelf een houding hebben van ‘we redden ons wel, wij kunnen heus ons mannetje wel staan’. En dat is natuurlijk vaak ook wel zo. Daarmee vegen ‘ze’, ik generaliseer even vreselijk, veel dingen die niet goed gaan onder de tafel.”
Er zijn toch ook lesbiennes die wél moeite hebben met hun seksualiteit?
“Het grappige is dat je die vrouwen niet veel hoort. Zij zoeken niet echt hulp bij anderen. Dat is iets aparts van deze doelgroep, iets waarover ik me al twintig jaar verbaas. Er wordt niet snel moord en brand geschreeuwd en hulp ingeschakeld.”
Heeft u in die twintig jaar niet kunnen doorgronden waaraan dat ligt?
“Ik denk dat het te maken heeft met die houding van ‘wij zijn niet zielig’. Ze willen vooral niet in de underdogpositie komen.”
Maar is dat goed of slecht? Een deel van hen zal toch ook worstelen met problemen.
“Er is ook een deel dat er niet goed mee omgaat. Zo is uit onderzoek gebleken dat er relatief meer depressiviteit en eenzaamheid onder lesbische vrouwen is in vergelijking met heterovrouwen. Dat krijg je als je geen steun zoekt bij anderen.”
Homomannen en homogeweld domineren het nieuws. De lesbiennes lijken dusdanig doodgezwegen te worden dat je bijna denkt: oh, die hebben het veel makkelijker.
“Dat is niet zo. Ik vind het dus gek dat er bij een programma als Uit de Kast van Arie Boomsma geen enkel meisje zit. Dat is toch opmerkelijk. Ik denk dat heel veel meiden het nog steeds enorm lastig vinden om zichzelf te laten zien, om ervoor uit te komen. Dat heeft veel meer nog met onzekerheid en hulp durven vragen te maken.”
Er zijn vrouwen die bewust geen steun zoeken en vrouwen die dat wel willen, maar niet doen. Waarom doen zij dit niet?
“Dit is een heel subjectief antwoord hoor: ik denk dat de meesten zullen verwachten dat wanneer ze hulp inschakelen, er niet veel zal zijn.”
Er wordt vaak geen melding van geweld gedaan bij de politie om die reden en omdat de vrouwen denken niet serieus genomen te zullen worden. Zorgt de politie zelf voor dit beeld?
“Dat zou kunnen. Het is vast en zeker een keer gebeurd dat agenten die meldingen niet serieus hebben genomen. Ik heb ook weleens telefonisch aangifte gedaan van een aanranding. Dan niet als lesbienne of biseksuele vrouw, maar daarop werd ook heel laconiek gereageerd. Ik had serieus het idee dat ik stoorde tijdens een potje poker of zo. Dat geeft je niet zo veel vertrouwen. Misschien hebben die vrouwen ook wel zoiets. Lesbiennes doen het bijvoorbeeld ook niet lekker in de media. Die hebben geen hoge aaibaarheidsfactor, zoals veel homomannen dat wel hebben. Zij hebben een hoog knuffelgehalte.”
Hoe probeerde u in Zij Aan Zij iets aan het beeld van lesbiennes te veranderen?
“Je kunt proberen daarop enige invloed uit te oefenen. Door de schrijfstijl, door de manier waarop je lesbiennes presenteert. Leuke kop erboven, vrolijke zelfbewuste vrouwen in de artikelen en op de foto’s.”
Een beetje pr voor de lesbische gemeenschap dus? Maar daar wil je toch ook niet te veel nadruk op leggen?
“Je probeert te schipperen. Aan de ene kant willen we het lesbisch-zijn niet problematiseren. We willen ook geen niets-aan-de-handblaadje maken, want er is wel iets aan de hand. Maar het is een beetje op eieren lopen, de sterke en minder sterke kanten benadrukken. Daarover moet je het ook hebben. Je moet dingen die niet goed gaan niet onder het tafelkleed wegmoffelen. Maar dat is lastig.”