Hij is dwars zonder het bewust te doen. Het is simpelweg zo. Daan Heerma van Voss voerde in januari campagne tegen Twitter en bracht een ‘anti-coming-of-ageroman’ uit. Een vraaggesprek met de 25-jarige auteur.
AMSTERDAM, 27 januari – Eigenlijk wil hij er niet meer over praten. Zijn oorlogsverklaring aan Twitter was juist bedoeld om nooit meer een antwoord op die ene vraag te hoeven geven: waarom zit je niet op Twitter? Nu heeft schrijver Daan Heerma van Voss (1986) het er voortdurend over. Hij publiceerde een betoog tegen Twitter in nrc.next en zette een filmpje van dezelfde strekking op YouTube. Hij wilde Twitter vanuit literair opzicht “stuk maken”. Als protest knipte hij zijn nieuwe roman, Zonder tijd te verliezen, in fragmenten van 140 tekens en plaatst ze één voor één op het medium. Een vernieling van zijn eigen werk, om zijn punt te maken. Een monnikenwerkje zou je denken, maar hij doet het niet zelf. “Ik weet eigenlijk niet hoe het werkt. De linksback van mijn voetbalteam is er handig mee. Hij heeft er een app voor gemaakt.”
Het jaar begon hectisch voor de in Amsterdam wonende en opgegroeide Heerma van Voss. Een nieuw boek, een offensief, veel pers. Hij ziet er wat vermoeid uit, of misschien is dat zijn normale verschijning. Als ik de broodjeszaak op de Vijzelgracht binnenkom zit hij achterin met een grote koptelefoon op. Hij praat langzaam en tuurt over mijn schouder de verte in om de juiste woorden te vinden. Dat lukt hem. Zijn zinnen zijn lang en vol komma’s, afgewisseld met korte, soms wonderlijke, observaties.
Hij praat zoals hij schrijft. Zijn stijl wordt gevormd door zijn eigen ergernis. Eerst zwierig en lyrisch en dan – als hij er genoeg van heeft – kort en puntig. Zijn boek is stijlvast in de afwisseling. Daarmee lijkt hij tussen twee tijden in te leven. Hij is in veel dingen ouderwets, erkent hij. En de laatste vijftien jaar Nederlandse literatuur kunnen hem niet echt bekoren. “Ik ben helemaal geen kind van mijn generatie. Mijn generatie heeft vooralsnog geen kinderen voortgebracht, alleen maar bastaarden. En bovendien: geldt dat niet voor iedereen die de moeite waard is? Die staan los van hun tijd.”
Zijn eerste roman, Een zondagsman (2010), was geschreven uit het perspectief van een oude man. Heerma van Voss wilde afwijken van het gangbare. “Niets zo erg als een slecht geschreven coming-of-ageroman.” Zijn nieuwe boek valt wel in het genre coming of age. Samen met vriend Xander trekt hoofdpersoon Daniel na een zorgeloze jeugd in Amsterdam Oud-Zuid naar Perugia, Italië. Daar komt hij tot het besef dat de banden met zijn naasten anders in elkaar steken dan hij dacht.
Was het een groot struikelblok om toch aan zo’n boek te beginnen?
Heerma van Voss: “Het moest gewoon heel goed geschreven zijn. Je moet er een zekere stijlvastheid voor hebben, en genoeg afstand tot je eigen herinneringen. Eerder kon ik dat niet. Waardoor het proza dat ik daarover schreef niet goed genoeg was. Ik had dat eerste boek nodig om me te verplaatsen in iemand die maximaal van me af staat. En ik wilde inderdaad liever niet debuteren met een coming-of-ageroman.”
Dat vond je cliché?
“Daar komt het wel op neer. Dat doen de meeste twintigers die schrijven, die komen dan met zo’n ironisch Grunbergachtig boek over de leegte van het huidige jongerenbestaan, van mensen die alleen maar feesten, snuiven en Facebooken. Ik heb daar gewoon een godsgruwelijke hekel aan. Je moet steeds iets doen wat anderen niet verwachten, en vooral: wat je zelf niet verwacht.”
Zonder tijd te verliezen is dan ook geen typisch jongensverhaal geworden. Een recensent noemde het een anti-coming-of-ageroman, tot genoegen van Heerma van Voss. “Al die beelden waaruit coming-of-ageromans over het algemeen zijn opgebouwd worden juist omgekeerd en afgebroken. Zoals het losbreken van je ouders, dat zit er wel in, maar uiteindelijk blijkt die band tussen vader en zoon de sterkste van allemaal te zijn. Een coming-of-ageboek ontaardt meestal in een hele grote vurige liefde, maar dat vuur blijkt koudvuur te zijn. Alle mythes worden omgedraaid. Natuurlijk zit er ook wel Nescio-achtige vriendschap in, maar ook dat wordt omgedraaid. Het loopt niet goed af met die vriendschap. Je weet uiteindelijk minder dan je na de eerste twintig pagina’s denkt te weten. Er komt geen grote catharsis van de hoofdpersoon. Het is eerder een implosie dan een explosie.”
Zou je het een belediging vinden als mensen zeggen: weer zo’n coming-of-ageboek?
“Dat ís een belediging. Maar het gaat niet om anderen. Ik zou het erg vinden als ik met een boek kom waarvan ik denk: dit lijkt heel erg op het vorige. Het is niet alsof je het publiek steeds moet verrassen, dat is mooi meegenomen, maar je moet in eerste instantie iets doen waarvan je zelf denkt: dit kan ik niet.”
Zet je je af tegen de huidige tijdsgeest?
“Nee, dat klinkt alsof het bewust is. Het komt erop neer dat ik daar niet zo inpas. Dat is verder niet dramatisch. En ik doe het niet om mezelf te verkopen, dat ik niet bij de anderen hoor, want dat hoor ik gedeeltelijk wel. Ik ben geen anachronisme. Aan de andere kant vind ik betrekkelijk veel dingen modieus gelul. Ik vind sowieso wel dat er wat meer leven in de jonge Nederlandse letteren mag.”
Meer leven?
“Er zijn heel veel twintigers die wel kunnen schrijven op een hippe, vlotte manier. En die vooral een boek willen schrijven, of geschreven willen hebben, maar niet op de hoogte zijn van de clichés of de valkuilen van de literatuur. Als je schrijft moet het zijn uit liefde. En iedere liefde vraagt om ideeën, obsessies en offers. Die moeten mensen wel durven maken. Er hangt een walm – ik gebruik het woord walm en niet zweem, want het riekt – van roem rond schrijven. Als je niet weet wat je wilt doen kun je altijd een boek schrijven. Dan kun je zeggen dat je een boek schrijft en dat kun je als Facebook-status doen en je kunt foto’s maken van je manuscript en bier gaan drinken met half-bekende Nederlanders.”
Het literaire wereldje heeft jou nooit getrokken?
“Nee eigenlijk niet. Ik heb ervoor gekozen, dus ik plooi me. Maar de literaire wereld is behoorlijk klote en vals. Mensen doen alsof het om gedeelde liefde voor boeken gaat, maar het gaat natuurlijk om geld. Het enige wat wel prettig is aan dat hele schrijversgebeuren is dat mensen verwachten dat je je een beetje misdraagt. Na de Jonge Schrijvers Avond in de Stadschouwburg besloten we om niet weg te gaan en te slapen op het podium. Er was drank ontvreemd, het was een goede puinhoop. Achteraf zeiden mensen: wat had je dan verwacht, het zijn jonge schrijvers.
Dan kun je eindelijk met een schoon geweten een cliché waarmaken?
“Precies, dat is eigenlijk het enige cliché dat ik mezelf toesta. Hoewel het een argument van niks is natuurlijk. Het is de kunst om er vandoor te gaan voordat mensen doorhebben dat het nergens op slaat.”