De bezuinigingen in de cultuursector maken de toekomst van het Nationaal instituut voor Nederlands slavernijverleden en erfenis (NiNsee) onzeker. Directeur Artwell Cain wil de herinnering aan het Nederlands slavernijverleden levendig houden.
AMSTERDAM, 27 januari – “Ik weet niet of jij het ooit hebt gehad? In jouw tijd op school?”, vraagt dr. Artwell Cain, directeur van het NiNsee, het Nationaal instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis. De geschiedenis lessen op de middelbare school. Diep nadenken. Meneer Van der Steen, sandalen met sokken, baard, de Holocaust, VOC, de Gouden Eeuw. Het slavernijverleden? Enkele bladzijdes in een lesboek en Van der Steen die iets mompelt.
“Het NiNsee bestaat tien jaar. Daarvoor was het slavernijverleden een soort voetnoot in de geschiedenisboeken.”
Het NiNsee organiseert tentoonstellingen en voorlichtingen voor schoolklassen. Daarnaast verricht het wetenschappelijk onderzoek naar het slavernijverleden. Samen met scholen schreef het instituut twee hoofdstukken voor de historische canon. “Hopelijk kunnen scholen dat ook daadwerkelijk uitvoeren, straks, dat is noodzakelijk. Dit gedeelte van de geschiedenis werd tot de laatste vijftien jaar onder het tapijt geschoven.”
En dreigt dat straks weer te gebeuren, als het NiNsee zijn subsidies verliest?
“Het grootste gedeelte van de subsidiëring krijgen we van het Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap. Van de gemeente Amsterdam krijgen we een ander gedeelte. Die gaat gewoon door met ons. Wat het Rijk betreft, is gezegd dat de subsidie op 1 januari 2013 wordt stopgezet. Alles. Maar goed, wij zijn weer in contact met het ministerie. Er is een opening.”
Wat zegt u dan tijdens die onderhandelingen?
“Dat wij het enige instituut zijn in Nederland dat onderzoek doet naar het slavernijverleden. We bestaan tien jaar en wij hebben het niet slecht gedaan. Vanuit het ministerie kan niet worden gezegd dat we niet productief genoeg zijn, dat we niet maatschappelijk relevant zijn of dat we onze werkplannen en jaarverslagen niet op tijd opsturen.”
Maar het NiNsee heeft te weinig bezoekers?
“Nee, nee! Bovendien zijn we meer dan alleen een museum. Sinds 2008 zit het NiNsee in een jaarlijks subsidiestelsel. Elk jaar krijgen we geld. Dat ging goed, tot dit kabinet kwam en de staatsecretaris 200 miljoen moest bezuinigen op de cultuursector. Met onze wetenschappelijke en maatschappelijke rol heeft dat niets te maken.”
Precies, tot dit, rechtse, kabinet kwam. Is het NiNsee extra getroffen omdat het instituut zich vooral richt op culturele en etnische minderheden?
“Nee, de witte organisaties zijn ook getroffen. Er moet gewoon 200 miljoen bezuinigd worden. Wij zitten in een hoek waar de klappen vallen. Het gaat niet over ras, kleur en etniciteit.”
U wilt de herinnering aan het slavernijverleden levendig houden. Hoe gaat u dat doen, nu de toekomst van het NiNsee onzeker is?
“Op 1 juli 2013 is het 150 jaar geleden dat de slavernij werd afgeschaft in de westelijke koloniën waar de Nederlandse vlag destijds wapperde. De gemeente Amsterdam heeft geld uitgetrokken voor de vieringen en de herdenking. Het NiNsee moet daar ook bij zijn. Het kan niet zo zijn dat juist in 2013, bij 150 jaar afschaffing van de slavernij, het cadeau aan de Antilliaanse en Surinaamse Nederlanders is dat het NiNsee niet meer bestaat. Ik denk dat niemand dat zou willen.”
Is het vooral voor de Surinaamse en Antilliaanse Nederlanders belangrijk dat het slavernijverleden herdacht wordt?
“Zonder meer. Maar je ziet dat meer en meer Nederlanders gaan beseffen dat het slavernijverleden van ons allemaal is. Zonder hen hadden we de slavernij niet gehad.”
Is de herdenking van belang voor het onderlinge begrip in de samenleving?
“Het is van belang dat je weet hoe het in elkaar steekt. Of je nu wit of zwart bent. Waarom heb ik een Antilliaanse buurman, of een Surinaamse buurvrouw? Waarom klagen mensen over racisme en discriminatie? Waar komt dat racisme vandaan? Als je een idee hebt van het ontstaan van deze dingen, dan weet je: het kan anders.”
Hebben jongeren veel interesse in dit gedeelte van de geschiedenis?
“Wij merken dat meer en meer jongeren willen weten over hun verleden. Ze hebben wortels nodig. De jongeren die ons bezoeken hebben wortels vanuit de Surinaamse, Antilliaanse en de Nederlandse cultuur en geschiedenis. Het NiNsee vertelt over deze gezamenlijke geschiedenis. We delen kennis en we willen dat mensen zich bewust worden van het verleden. Voor ons is het geen issue om de beschuldigende vinger op te houden.”
Merkt u dat het beschuldigende vingertje er nog steeds is?
“Ja dat speelt natuurlijk. Een instelling als het NiNsee kan hierbij een dialoog op gang brengen. Er zijn mensen en organisaties die roepen dat jullie Nederlanders een schadevergoeding moeten betalen en excuses moeten maken voor van alles en nog wat. Mensen die het slavernijverleden gebruiken als excuus. Dat is de pijn die veel mensen nog steeds voelen. Dat zal altijd spelen.”