Hij stond aan de basis van Het Nationale Ballet. Zijn choreografieën waren vernieuwend. Maar echt overtuigd van zijn succes was hij niet. “Ik ben nog steeds niet echt trots op mezelf,” zei hij op zijn 72e. Gisteren overleed choreograaf en balletdanser Rudi van Dantzig op 78-jarige leeftijd in zijn geboorteplaats Amsterdam.
AMSTERDAM, 20 januari – Met enige zelfspot vertelde Van Dantzig in 2006 in een interview bij het radioprogramma Kunststof over zijn eerste balletlessen. Die kreeg hij van de bekende Russisch-Nederlandse balletlerares Sonia Gaskell. “Zij zei: ‘Je bent een heel slechte danser, maar kom maar bij ons gezelschap Ballet Recital, want we hebben jongens nodig.’”. Zo maakte Van Dantzig zijn intrede in de balletwereld. Zestien jaar was hij toen. Al drie jaar daarna schreef hij zijn eerste balletchoreografie, Nachteiland.
Als choreograaf was Van Dantzig bekender dan als danser. Samen met Gaskell was hij in 1961 een van de grondleggers van Het Nationale Ballet. Hij werd huischoreograaf van het gezelschap, dat gevestigd is in het Amsterdamse Muziektheater, tot hij er dertig jaar later afscheid nam.
Meer dan vijftig balletten maakte Van Dantzig, zowel eigen choreografieën als bewerkingen van klassieke stukken. Een van zijn eigen werken, Monument voor een gestorven jongen uit 1965, toont de worsteling van een jongen met zijn homoseksualiteit in een benauwend milieu. De erotische scènes zorgden voor de nodige reacties. Van Dantzig bewerkte daarnaast klassieke werken als Romeo en Julia (1967) en Het Zwanenmeer (1988). Vernieuwend was hij onder meer doordat hij elementen van modern ballet toevoegde aan de klassieke werken. Ook kaartte hij maatschappelijke vraagstukken aan in zijn balletten, zoals het verschil tussen arm en rijk.
Van Dantzig had bij Gaskell de kans gehad zichzelf te ontwikkelen en die kans wilde hij zijn eigen dansers ook geven. “Ik heb altijd oog gehad voor mensen die in de verdomhoek zitten,” zei Van Dantzig in het radiointerview. Mensen die stil achterin stonden of die niet zo goed dansten nam Van Dantzig juist aan. “Dan ging ik ervoor zorgen dat ze wel goed gingen dansen.” Daar had hij veel plezier in, en zag dat ook bij zijn dansers. “Het kan mij niet zoveel schelen als een ballet door de pers wordt afgekraakt. Zij genoten, ik genoot.”
‘Wankelmoedig’, zo omschreef Van Dantzig zichzelf. Hij vond het een prachtig woord, met die dubbele betekenis: “Het verwoordt moed, maar ook dat je steeds het gevoel hebt dat je omdondert.” Onzeker was Van Dantzig, ook over de reacties van het publiek. Tijdens opvoeringen van zijn balletten stond hij het liefst verstopt in een hoekje, of tussen de dansers in de coulissen. Maar nooit in het publiek.
In 2002 kreeg hij kanker. “Ik heb altijd wel ingecalculeerd dat ik ziek zou worden,” zei hij. Van Dantzig werd genezen verklaard. Tijdens de periode van herstel bleef hij de dansers helpen zijn stukken in te studeren, al was het maar één uurtje per week. Alleen door het de dansers zelf te leren, kon hij zijn stuk goed overbrengen op hen en op het publiek, vond hij. Dat hij ziek was geweest, was aan hem te zien. Maar op de momenten dat hij zich fit genoeg voelde om naar de danszaal te komen, bewoog hij levendig met de dansers door de danszaal. Met grote, heldere ogen keek hij vervolgens toe hoe ‘zijn’ dansers de aanwijzingen oppikten.
Een paar maanden geleden werd Van Dantzig opnieuw ziek. In een brief schreef hij: “Ik ben mijn evenwicht kwijt, ik weeg bijna niets meer.” Wat hij altijd had gedaan, bewegen, kon hij niet meer.
Van Dantzig repeteert met Het Nationale Ballet