Gustav Leonhardt is overleden. De klavecinist, organist en dirigent was een van de pioniers van de oude muziek-beweging. Leonhardt en zijn volgelingen streefden ernaar recht te doen aan de klankwereld die de componisten voor ogen hadden.
AMSTERDAM, 18 januari – In september trad Gustav Leonhardt nog op in de kleine zaal van het Concertgebouw. Hij zag er breekbaar uit. Door ziekte kon hij geen vast voedsel meer tot zich nemen, maar zijn vingers deden nog precies wat hij van ze verlangde.
Gustav Leonhardt overleed eergisteren in Amsterdam, op 83-jarige leeftijd. Hij was organist, dirigent en een van de invloedrijkste klavecinisten van de 20ste eeuw. Leonhardt was een van de pioniers van de oude muziek-beweging. Hij was een van de eersten die begon met het spelen van oude muziek (van circa 1600 tot 1750) op instrumenten uit de tijd waarin de muziek was gecomponeerd.
Dankzij Leonhardt en collega’s als Nikolaus Harnoncourt ontstond een renaissance van de oude muziek, die werd ontdaan van romantische opsmuk. Grote orkestbezettingen, vibrato en pathos werden in de ban gedaan. De uitvoeringswijze kwam bekend te staan als de ‘authentieke uitvoeringspraktijk’, een wat ongelukkige benaming.
Niet alleen werden oude instrumenten herontdekt en nagemaakt, ook werden oude partituren en speelwijzen onderzocht. Zo voerde Leonhardt de koorwerken van Bach uit met jongenssopranen, omdat de componist die in zijn tijd ook tot zijn beschikking had – vrouwen mochten destijds niet in de kerk zingen. Leonhardt streefde de klankwereld na die de componist voor ogen had gestaan. Voor hem was er geen andere weg. Vertolkingen van Bachs klaviermuziek op een moderne piano wees hij subiet af. In muziek van na 1800 was hij nauwelijks geïnteresseerd.
Leonhardt werd op 30 mei 1928 geboren te ’s-Gravenland. In 1948 trok hij naar Basel, om daar orgel en klavecimbel te studeren aan de Schola Cantorum. Vervolgens studeerde hij muziekwetenschap en orkestdirectie in Wenen. Naar eigen zeggen verbleef hij vooral in de bibliotheken, waar hij oude manuscripten en muziektraktaten kopieerde.
Vanaf de jaren vijftig maakte hij naam met diverse oude muziek-gezelschappen, waarin zijn vrouw Marie Leonhardt vaak barokviool speelde. Gustav Leonhardts spel was sober, calvinistisch bijna, zonder versieringen. Hij had niet de behoefte om iets toe te voegen aan de partituren van de grote genieën.
Het grootste project waar Leonhardt aan deelnam, was om samen met dirigent Nikolaus Harnoncourt al de cantates van Bach op te nemen en op lp uit te brengen. Het project begon in 1971 en werd pas in 1990 voltooid.
Leonhardt maakte in zijn carrière een paar opmerkelijke uitstapjes. In 1968 speelde hij Bach in de film Chronicle of Anna Magdalena Bach van Jean-Marie Straub. Ook schreef hij – in archaïsch Nederlands – een boek over het huis-Bartolotti aan de Herengracht, waar hij jarenlang woonde. Daar stonden geregeld snelle auto’s voor de deur. De altijd keurig in pak gestoken musicus was er een groot liefhebber van.
Amsterdam stond centraal in Leonhardts leven. Hij was er onder andere dirigent van de Waalse Kerk en later van de Nieuwe Kerk. Ook doceerde hij aan het Sweelinck Conservatorium, waar hij klavecinisten opleidde zoals Ton Koopman en Bob van Asperen.
Leonhardt bleef optreden tot het niet meer kon. Op 12 december 2011 gaf hij zijn laatste concert in het Parijse Théâtre des Bouffes du Nord. Als toegift speelde hij de 25ste van Bachs Goldbergvariaties.