AMSTERDAM, 13 januari – Gisteren kwam Islamofobie en discriminatie uit, een onderzoek naar onder andere 117 gevallen van vandalisme bij moskeeën. Schrijver en onderzoeker Ineke van der Valk vertelt NAP over haar bevindingen.
Sinds 11 september 2001 en de moord op Theo van Gogh is het vandalisme bij moskeeën toegenomen. Opvallend is dat er relatief veel meer incidenten in dorpen en kleine gemeenten zijn, in vergelijking met grote steden. Dr. Ineke van der Valk doet al meer dan dertig jaar onderzoek naar racisme en discriminatie. Ze beschrijft haar bevindingen in het boek Islamofobie en discriminatie en zoekt mogelijke verklaringen.
Om welk soort vandalisme gaat het?
Van der Valk: “Geweldsincidenten zijn bijvoorbeeld: ruiten ingooien, materiaalvernieling, bekladding met racistische leuzen. Ook brandstichting is een belangrijke categorie. Tussen 2007 en 2010 werden er vijf keer ingewanden van dode schapen en varkens bij moskeeën gedeponeerd. In Roosendaal werd een schapenvel opgehangen met een leus erop.”
De moord op Theo van Gogh in 2004 voert u op als belangrijke aanleiding voor de groeiende islamofobie.
“Je ziet sinds 2002 een soort verheviging. In de geweldscijfers tegen moskeeën zie je dat er soms bepaalde gebeurtenissen zijn waardoor het geweld toeneemt. Dat was zo na de Golfoorlog in de jaren ’90, na de 11 september-aanslagen in de Verenigde Staten, en na de moord op Van Gogh.”
Die moord werd in Amsterdam gepleegd, maar volgens uw onderzoek is er in grote steden relatief weinig geweld.
“Ik heb gekeken naar waar de incidenten plaatsvinden, en dat gebeurt veel meer in kleine gemeenten en dorpen, dan in de grotere steden. Terwijl er in grote steden 25 tot 40 moskeeën zijn, en in kleine plaatsen vaak één, hooguit twee.”
Hoe verklaart u dat verschil?
“In grote steden zie je een bepaalde gewenning aan diversiteit in de samenleving. Vooral bij jongeren in kleinere gemeenten is die gewenning er minder, omdat zij zijn opgegroeid in een vrij witte omgeving. De basisscholen zijn vaak heel wit nog. Jongeren krijgen via de media en hun ouders wel iets mee over diversiteit, maar in hun boodschap zitten vaak vooroordelen. Die ideeën vestigen zich dan bij de kinderen en pas op de middelbare school worden ze geconfronteerd met mensen van een andere afkomst. Dan hebben die vooroordelen al postgevat. Zo analyseer ik dat gegeven.”
Heeft het verschil te maken met wat u in uw boek “heimweemoskeeën”, “schuilmoskeeën” en “poldermoskeeën” noemt?
“Ik zat te denken: hoe komt het nou dat sommige moskeeën eerder het mikpunt zijn dan andere? Turkse moskeeën hebben bijvoorbeeld meer te maken gehad met geweldsdaden dan Marokkaanse moskeeën. Daar heb ik een uitleg voor proberen te vinden. Die is heel hypothetisch: sommige moskeeën zijn beter zichtbaar. Dat zijn de traditionele “heimweemoskeeën”, die zou je zo in Marokko of Turkije tegen kunnen komen. Dit komt uit een onderzoek dat ik in het boek aanhaal. Een “schuilmoskee” is onherkenbaar, die zit in een noodgebouwtje of iets dergelijks. De “poldermoskee” is nieuwbouw, dus modern qua vorm. Die laatste twee vallen minder op, dus dat zorgt ervoor dat het een minder snel het mikpunt van vandalisme wordt. Heel precies heb ik het niet onderzocht, maar mogelijk hebben Marokkanen vaker schuilmoskeeën en vallen Turkse moskeeën meer op.”
U definieert islamofobie als een ideologie?
“Ja. Belangrijk is dat niet alles wat binnen zo’n ideologie over de islam gezegd wordt onwaar is. Soms worden er ook feiten aangehaald die ontegenzeggelijk waar zijn. Het gaat erom hoe al die feiten, representaties en meningen ingezet worden om een structureel negatieve betekenis te verbinden aan moslims en de islam. Dat is ook het algemeen menselijke van de situatie. Er is geen mens dat kan ontsnappen aan de neiging tot stigmatisering en de neiging om te discrimineren. Dat zit in een soort evolutionaire regels die we nou eenmaal hebben meegekregen. Je moet ermee leren omgaan.”
Wordt racisme specifiek meer islamofobisch of is er een toename van racisme in het algemeen?
“Ik denk een beetje van beiden. Dat er zowel meer geframed wordt in termen van die religie als dat er sprake is van een absolute toename. Mensen krijgen ook het gevoel van: als politici dat naar voren kunnen brengen dan kan ik dat ook wel doen.”
Is dat gezonder, dat het niet blijft sluimeren?
“Daar geloof ik niet zo in. Er zijn tegenwoordig zoveel scheldpartijen en haatdragende uitingen, op internet bijvoorbeeld, dat het volgens mij niet de positieve functie van een uitlaatklep heeft. Het is alleen maar narigheid. Daarnaast worden niet alle incidenten gemeld.”
U verwijst in uw boek naar een artikel uit Het Parool van 9 december 2010, ‘Moskeeën Amsterdam vrezen aanslagen’. Daar staat dat de aangiftebereidheid onder minderheden laag is.
“Dat is inderdaad een probleem. Het opsporingspercentage van misdaden tegen moskeeën is ook veel lager dan het opsporingspercentage in het algemeen. Wil je aangifte doen, dan moet je vertrouwen hebben dat er wat mee gebeurt en dat heeft men niet altijd. Wat ook speelt is de angst dat aangifte misschien meer problemen oproept dan het oplost. Men wil niet overdrijven. Daarom wordt er minder aangifte gedaan. Meldpunt Discriminatie Internet (MDI) en Meldpunt Discriminatie Regio-Amsterdam (MDRA) zijn ook niet bij iedereen bekend en ze doen zelf geen onderzoek, ze reageren alleen op meldingen. De cijfers zijn al hoog, maar in de praktijk zijn ze nog hoger.”