Marc Jansen gaat met pensioen. Meer dan twintig jaar werkte hij bij de faculteit Geesteswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam, werkzaam bij Europese Studies. Rusland was zijn specialiteit, en zal ook na zijn pensioen een belangrijke rol in zijn leven blijven spelen.
“Ik hoop dat ik toch nog een beetje onmisbaar ben voor de universiteit”, zei historicus en Ruslanddeskundige Marc Jansen bij zijn afscheidsborrel. In oktober ging hij met pensioen, na meer dan twintig jaar werkzaam te zijn geweest bij de afdeling Europese Studies van de Universiteit van Amsterdam. Hij heeft in zijn lange loopbaan een grote bijdrage geleverd aan kennis over de Sovjet-Unie en Rusland. Een blik op de carrière van deze wetenschapper.
Jansen begon aan zijn studie geschiedenis aan in 1967, aan de UvA. Hij reisde al op jonge leeftijd met zijn ouders naar de toenmalige Sovjet-Unie, maar pas tijdens zijn studie raakte hij echt geïnteresseerd in het land. Het was naar eigen zeggen zijn docent en de toenmalig directeur van het Oost-Europa Instituut Jan Willem Bezemer die hem inspireerde.
Jan Willem Bezemer (1921- 2000) werkte jarenlang aan het Oost-Europa Instituut. Hij reisde meerdere malen naar Rusland en schreef in 1963 als correspondent in Moskou voor Het Parool. Bezemer keek naar Rusland met een kritische blik. Hij gaf publicaties van de Russische dissidenten uit en heeft uiteindelijk de boeken Geschiedenis van Rusland: van Rurik tot Brezjnev (1988) en Het einde van de Sovjet-Unie (1992) geschreven.
Interesse als er veel doden bij vallen
Jaren later vulde Jansen één van de boeken van Bezemer aan. In 2008 is zijn Geschiedenis van Rusland: van Rurik tot Poetin verschenen. “Het beste Nederlandstalige boek over de Russische geschiedenis”, vindt Erik van Ree, een collega van Jansen bij Europese Studies.
Het is niet dit boek dat wordt gezien als het hoogtepunt van de wetenschappelijke carrière van Jansen. Dat is volgens Van Ree diens proefschrift over het Russische showproces in 1922. Ook de biografie van Nikolaj Jezjov, de grote uitvoerder van Stalinterreur tussen 1937 en 1938, die hij samen met de Russische historicus Nikita Petrov heeft geschreven, geldt als een standaardwerk.
Na zijn afstuderen in 1973 bleef Jansen werken bij het Oost-Europa Instituut aan de UvA. Bij zijn promotieonderzoek richtte hij zich op het showproces tegen socialistenrevolutionairen in 1922. Het leek al op de processen in de latere Stalinperiode. Het verschil was dat mensen toen nog in de cel werden gestopt, en nog niet ter dood werden veroordeeld. Het proefschrift verscheen in 1979 in het Engels.
Volgens Erik van Ree is Jansen vooral geïnteresseerd in de politieke machtsverhoudingen in Rusland op de lange termijn. Samen schreven ze vijftien jaar terug het boek De Russische Schurken geschreven, over machtige Russen als Lenin, Stalin, en Ivan de Verschrikkelijke.
Ben de Jong is een andere collega van Jansen. Volgens deze historicus was Jansen geïnteresseerd in de zwarte kant van het Sovjetsysteem. De Jong zelf was altijd gefascineerd door het communistische bewind van de Sovjet-Unie en hoe het onderliggende idealisme daar kon onsporen. “Ik hou me dan ook bezig met één van de meest kwalijke kanten van dat systeem, namelijk de geschiedenis van de KGB”, zegt hij. “Er bestaat nou eenmaal een groepje mensen dat vooral geïnteresseerd is in politieke onderwerpen als er veel doden bij vallen.”
Internationale samenwerking
De interesse van Jansen leidde tot zijn grote werk, de biografie van Nikolaj Jezhjov. Samen met Nikita Petrov werkte Jansen aan het boek over deze verzwegen en vergeten persoon uit de Russische geschiedenis.
De internationale samenwerking tussen Jansen en Petrov ontstond uit de betrokkenheid van Jansen bij de Russische geschiedeniscentrum Memorial. In 1990 leerden de twee wetenschappers elkaar kennen, maar Petrov zag Jansen al bij eerdere bijeenkomsten van het geschiedeniscentrum in Moskou. “Marc hielp ons met adviezen en literatuur in ons onderzoek naar de ooit verborgen geschiedenis van de politieke repressie”, zei Petrov.
Tijdens een gezamenlijk georganiseerd seminar over problematische toegang tot Russische archieven in Amsterdam, kwamen Petrov en Jansen op het idee om samen een artikel over Jezhjov te schrijven. Petrov werkte in de Russische archieven, Jansen bestudeerde reeds gepubliceerde bronnen in Nederland. Het geplande artikel is uitgeroeid tot een boek dat in april 2002 verscheen in het Engels. In december 2007 volgde de Russische uitgave. “Toen ze aan het onderzoek werkten, was er bijna niets over Jezhov bekend. Er bestaan nu maar twee biografieën van hem: eentje geschreven door Jansen en Petrov, de andere door de Amerikaanse historicus Arch Getty”, vertelt De Jong.
De twee bestaande biografieën verschillen behoorlijk van elkaar. De historicus Getty denkt dat de biografie van Jansen en Petrov vooral gericht is op het hele leven van Jezhjov en zijn werk als hoofd van de Russische geheime dienst, terwijl zijn eigen boek is toegespitst op de eerdere jaren van Jezhjov’s carrière. “Over twee dingen zijn wij niet met elkaar eens. Ten eerste, Jansen en Petrov vinden dat Jezhjov een marionet van Stalin was, terwijl ik denk dat hij een eigen verborgen agenda had en zelfs Stalin wist te manipuleren. Ook nam Jansen bij het voorbereiden van het boek de bekentenissen van de veroordeelden voor lief. Ik denk dat deze informatie niet per definitie juist is. Het zou er gewoon uitgeslagen kunnen zijn door de Russische geheime dienst.”
Getty en Jansen kennen elkaar goed en de verschillende visies staan de vriendschap niet in de weg. “Marc Jansen is heel vriendelijk en open persoon”, zegt Getty. “Hij is altijd heel aardig, je kan haast nooit ruzie met hem krijgen”, bevestigt Van Ree. “Je kan hem nooit op extreme dingen betrappen, zowel privé als in de wetenschap of in de politiek.”
Marc Jansen, 1946
1967-1973 Studie geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam
1979 Promotie aan de Universiteit van Amsterdam
1973-2011 docent Rusissche en Oost-Europese Studies aan de UvA, later onderdeel van het programma Europese Studies.
Daarnaast werkte Marc Jansen voor de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) Universiteit van Utrecht en Internationale Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) in Amsterdam.
Op verzoek van Organization for Security and Co-operation in Europe (OSCE) werd de wetenschapper meerdere keren gevraagd om toezicht te houden op de verkiezingen in Rusland (1993-2003),Oekraïne (1994-2007), Georgië (2004), Kazachstan (1994), Kirgizië (1995).
Vanaf oktober 2011 verbonden als gastonderzoeker aan de UvA.
Integer, bescheiden, ontzettend fanatiek
Nanci Adler is Ruslanddeskundige en is als senior onderzoeker aan het Centrum voor Holocaust- en Genocidestudies in Amsterdam verbonden. Ze is al jaren bevriend met Jansen. Graag vertelt ze over zijn professionele kwaliteiten. “Marc is ontzettend integer en bescheiden, maar hij is een fanatieke werker. Hij werkt heel nauwkeurig en contentieus. Zo is hij heel precies in het nakijken van werkstukken. Als je iets aan hem vraagt, weet je wat hij aan zijn mening hebt.” Naast de kritische blik op de valkuilen van politiek systeem, bleef Jansen altijd betrokken bij de menselijke kant van het probleem, denkt Adler.
Zijn uitgebreide kennis over Rusland heeft Jansen onder andere te danken aan meerdere bezoeken die hij aan dit land heeft gebracht. Nanci Adler vergezelde de historicus meerdere malen naar Moskou . Daar doken ze samen de archieven in. “Zelfs op zijn verjaardag wilde Marc tot de sluitingstijd in het archief zitten, terwijl ik mijn tenen niet meer voelde. Het was erg koud: de centrale verwarming in Rusland was op 8 oktober nog niet ingeschakeld. Erna zijn we nog op bezoek gegaan bij dissidenten. Niet om zijn verjaardag te vieren: maar ook voor onderzoek.”
Collega’s van Jansen noemen deze passie voor zijn werk typerend. UvA-historicus Ben de Jong deelt al twintig jaar kamer met Jansen. “Hij had geen fulltime baan, ik ook niet. Maar hij was er altijd, vanaf 8.30 ‘s ochtends tot 17.00 in de avond, vergroeid met zijn bureau.”
“Als wetenschapper is Mark geneigd om zich niet heel erg stelling te nemen”, zegt Van Ree. “Hij werkt heel veel, maar is geen workaholic die helemaal doordraait. Hij is een taaie, doorwerkende, stabiele figuur. Geen groot congresganger, hij schrijft niet veel voor de internationale bladen, wel veel voor de Nederlandse. Hoewel artikelen in peer-reviewed bladen op op de universiteiten het meest worden gewaardeerd, hebben wetenschappers ook als taak om hun onderwerpen te populariseren. Om journalistiek te bedrijven, om kennis door te geven. En dat doet Marc veel en goed.”
Ook slavist Hans Driessen zegt dat Marc niet veel theorieën verkondigt. “Maar hij doet wel grondig bronnenonderzoek, wat leidt tot wetenschappelijke meesterstukken zoals het boek over Jezhjov.” Samen met Jansen heeft hij een biografisch woordenboek van dissidenten in Sovjet-Unie geschreven over ruim 3000 mensen die tussen 1956 en 1975 in de oppositie actief waren. Driessen benadrukt het gevoel voor stiptheid van de historicus. “Toen zijn vrouw als correspondent in Moskou in werkte, heeft ze een keer iets fout opgeschreven. Marc heeft toen een ingezonden brief gestuurd om dit recht te zetten.”
Papieren liegen, vooral onder dictaturen
De vrouw van Marc Jansen, de journaliste Laura Starink, kent hem sinds midden jaren zeventig. “Het slavistenwereldje was toen heel klein, er werden altijd feestjes gehouden binnen dezelfde kring. Ik ging voor mijn studie in 1979 naar Leningrad en toen ik terugkwam had ik geen huis meer. Marc was vrijgezel en had een grote woning in het centrum van Amsterdam. Bij hem zat ook de redactie van Rusland-Bulletin, een kritisch blad over Rusland dat in de jaren zeventig en tachtig door Jansen en zijn collega’s werd uitgegeven. Hij had genoeg kamers, dus mocht ik ook bij hem intrekken.”
Starink, tot voor kort werkzaam bij het NRC Handelsblad, zette bij Rusland-Bulletin haar eerste journalistieke stappen. “Dat waren in eerste instantie de vertalingen van de documenten van de dissidenten.”
Als Ruslandkenners voeren Jansen en Starink dagelijks discussies over het land. “Ik plaag Marc regelmatig dat geschiedkunde geen wetenschappelijke discipline is, dat dode bronnen geen bronnen zijn en omdat papieren liegen, vooral in de dictatuur.” Samenwerken doen ze nooit. “Wij hebben een keer ooit samen een stuk gepubliceerd”, zegt Starink. “Je moet niet samen schrijven in een huwelijk. Bovendien ben ik als journalist veel meer betrokken, ik kan snel kwaad worden over een onrechtvaardige situatie. Marc is als wetenschapper veel afstandelijker.”
De twee hebben wel veel samen door Rusland gereisd. “We zijn getrouwd in 1987, puur om de reden dat Marc dan een visum voor Rusland kon krijgen omdat ik in dat jaar als correspondent naar Moskou vertrok. Marc ging lang met onbetaald verlof en ging mee naar Moskou. Dat hielp, want in het begin was het heel zwaar. Het was politiek gezien een spannende tijd. Gorbatsjov was aan de macht en de staatscontrole leek veel minder te worden. Maar je werd wel altijd in de gaten gehouden. Als ik naar een persconferentie van dissidenten ging, werden soms banden van mijn auto lekgestoken. En mijn secretaresse en schoonmaakster werkten voor de KGB.”
Nu gaat Jansen vaak naar Rusland om vrienden en kennissen op te zoeken. Ook wordt hij regelmatig gevraagd om het verloop van de verkiezingen in de voormalige Sovjet-landen waar te nemen.
Door de jaren heen raakte Starink gewend aan het feit dat Marc enorm veel tijd aan zijn werk besteedt. “Als puntje bij paaltje komt, is hij wel de zorgzaamste in het gezin. Toen wij 16 jaar terug onze zoon kregen, had ik het heel zwaar. Ik werkte als adjunct-hoofdredacteur bij de NRC en was veel aan het werk. Toen zorgde Marc dat er altijd melk in de ijskast was, hij deed het huishouden, kookte en haalde onze zoon van school.”
Samen op vakantie lukt nu ook wel. “Marc wordt steeds flexibeler. Hij heeft zelfs al eens op een olifant gezeten, en laatst gesnorkeld.” Dat het werk zijn grootste hobby blijft, ook nu hij met pensioen gaat, vindt Starink geen probleem. Jansen blijft als onderzoeker verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. “Hij werkt heel veel, maar het is niet zo dat hij ongezond leeft. Hij heeft alleen geen hobby’s. Op zijn 65ste verjaardag heb ik hem een sportfiets cadeau gegeven. Hopelijk gaat hij daar wat mee doen!”