Het is de taak van de overheid om de Joodse gemeenschap te beschermen, vindt burgemeester Eberhard van der Laan. Daarom geeft de gemeente een bijdrage van twee ton voor de beveiliging van Joodse instellingen in Amsterdam. Ondanks dat er geen acute dreiging is. “Waarom wachten tot het misgaat?”
Een intercom, camera’s binnen, camera’s buiten, dubbele deuren, kogelwerend glas. “We hebben zelfs geen tuin. Alleen een binnenplaats, maar daar zitten muren omheen.” Best jammer, vindt Joline van de Pal. Ze vindt het clubhuis van de Zionistische jeugdbeweging Haboniem Dror, waar ze voorzitter van is, wel wat op een fort lijken. “Het liefst willen we dat iedereen gewoon in en uit kan lopen. We hebben er aan gedacht iedereen een sleutel te geven, maar daar zitten ook weer haken en ogen aan. Straks worden die gekopieerd en kan alsnog iedere gek binnen komen wandelen.”
Het Nieuw Israëlitisch Weekblad berekende dat de Joodse gemeenschap in Nederland gemiddeld 800 duizend euro per jaar kwijt is aan haar beveiliging. Omdat de kosten stijgen, werd er begin dit jaar bij de overheid aan de bel getrokken. De Joodse gemeenschap vindt dat de overheid moet meebetalen aan hun beveiling, de overheid zelf vindt van niet. Het Rijk maakt geen onderscheid tussen Joodse en andere religieuze instellingen, aldus minister van Veiligheid en Justitie, Ivo Opstelten. Pas als er sprake is van een acute dreiging, grijpt de overheid in (zie kader).
Onzin, vindt burgemeester Eberhard van der Laan. Ook zonder acute dreiging is het ‘de taak van de overheid’ om haar burgers te beschermen. De gemeente Amsterdam heeft daarom toegezegd – in ieder geval eenmalig – twee ton beschikbaar te stellen voor de beveiliging van de eigen, Joodse gemeenschap. Dit bedrag komt bovenop de 135 duizend euro die stadsdeel Zuid jaarlijks wil bijdragen. Volgens Willem Koster, voorzitter van belangenorganisatie Centraal Joods Overleg (CJO), is die gemeentelijke steun hard nodig.
Maar waartegen beschermt de Joodse gemeenschap zich precies? En waar trekt de gemeente de grens?
Eieren en katapulten
Amsterdam is van oudsher een ‘Joodse stad’. Hier wonen iets minder dan de helft van de in totaal tweeënvijftigduizend Joden die Nederland telt. Het merendeel woont in Zuid, waar ook de meeste synagogen staan. Evenals de Joodse basisscholen en een middelbare school. De gebouwen zijn kenmerkend. Hoge muren die het zicht ontnemen. Dikke deuren, het liefst dubbel. Camera’s die meebewegen. Voor de deur jonge jongens van de Joodse beveiligingsorganisatie ‘Bij Leven en Welzijn’ (zie kader): donkere jassen, Timberlandsschoenen, oortjes in. Onopvallend houden zij de omgeving in de gaten en spreken een ieder aan die zich verdacht gedraagt.
De maatregelen lijken vergaand, maar hebben vooral een preventieve functie, vindt Ron van der Wieken, voorzitter van de Amsterdamse tak van de Liberaal Joodse Gemeenschap (LJG). “Het gaat niet alleen om opgeschoten jongens die langs onze synagogen rijden en ‘fik erin’ roepen, we hebben ook regelmatig te maken met wat meer uitgewerkte incidenten.” Daar kan hij “wegens veiligheidsomstandigheden” niet meer over vertellen. Wel durft hij de woorden ‘terroristische dreiging’ in de mond te nemen. Een telefonische rondgang langs verschillende Joodse instellingen levert soortgelijke reacties op. Er zijn wel incidenten. Maar wat voor incidenten, daar kan men niet verder op ingaan.
Enig inzicht geeft het Centrum Informatie en Documentatie Israel (CIDI), dat vorig jaar 124 antisemitische incidenten registreerde. Meldingen kwamen over bekladde synagogen, haatmails of dreigtelefoontjes. Het aantal incidenten stijgt; in 2007 waren er ‘slechts’ 81 meldingen. Een uitschieter vormde 2009, toen er onrust uitbrak in de Gazastrook. Dat jaar telde het CIDI 167 gevallen van antisemitisme. Met ‘slechts’ twee incidenten bleef het vorig jaar in Amsterdam relatief rustig: eind april bekogelden twee jongens het gebouw van Haboniem Dror met eieren, een maand later werd met een katapult gaten in een ruit van de nieuwe LJG-synagoge geschoten. “Het kan goed zijn dat het hier niet bij is gebleven”, benadrukt het Elise Friedmann van het CIDI. “Wij tellen alleen de incidenten die bij ons worden gemeld.”
Bomcheck in de bus
Met name de gebouwen en gelegenheden waar kinderen komen, kunnen rekenen op extra beveiliging. “Als wij op kamp gaan, moeten er altijd shomriem (beveiligers) mee”, zegt Van de Pal van Haboniem Dror, de jeugdbeweging waarbij zo’n 300 kinderen vanaf zeven jaar zijn aangesloten. “Dat kost al snel zo’n vijfhonderd euro per dag.” Voor beveiliging kunnen enkele subsidies vanuit de gemeenschap worden aangesproken, maar deze dekken niet alle kosten. Frustrerend, vindt de voorzitter, maar je raakt eraan gewend. “Toch is het altijd weer even gek als we met een bus weggaan en deze eerst op bommen gecheckt moet worden.” Dat lijkt ver te gaan, geeft ze toe. “Maar je zal toch maar een keer niet controleren.”
Geen beveiliging is volgens Van de Pal dan ook geen optie. “Zonder shomriem zouden ouders hun kinderen hoogstwaarschijnlijk niet met ons meesturen.” Vervelend, maar niet gek, vindt ze. “Als groep ben je toch kwetsbaar.” Grote incidenten kan Van de Pal zich niet herinneren. Ze klopt het af op de tafel. “Er wordt wel eens wat geroepen als een jongetje met een keppeltje langsloopt.” Als zoiets gebeurt, wordt dat binnen de jeugdbeweging vrij snel in de doofpot gestopt. “Je wilt het gewoon leuk hebben en niet hoeven dealen met idioten. Liever doen we alsof er geen antisemitisme is.” Maar het is er wel degelijk, verzekert ze. “Dat er geen grote incidenten in het nieuws komen, betekent niet dat er niets gebeurt.”
Wachten tot het mis gaat
Blijkbaar moet het eerst goed misgaan voordat de regering tot actie overgaat, schampert Van der Wieken. De LJG-voorzitter verwijst naar Frankrijk en België, waar de overheid sinds een aantal jaar medeverantwoordelijk is voor de beveiliging van de Joodse gemeenschap. “Daar moest wel eerst een reeks aanslagen aan voorafgaan.”
Dat hier relatief weinig incidenten voorkomen, komt volgens de voorzitter door de vergaande beveiligingsmaatregelen die zijn getroffen. Een “fantastisch grote inspanning” voor de kleine Joodse gemeenschap die dit zelf financierde. Gevolg is wel dat de lidmaatschapskosten van synagogen, verenigingen en scholen over de jaren flink zijn opgelopen. Zo is de jaarlijkse ouderbijdrage op de Joodse basisschool Rosj Pina in Zuid inmiddels verdubbeld van 750 naar 1500 euro.
Paul Slettenhaar, voorzitter van stadsdeel Zuid, noemt deze hoge kosten een “misstand”. De oplopende kosten vormden vorig jaar al aanleiding voor het stadsdeelbestuur om te besluiten de beveiliging van de Joodse gemeenschap financieel te ondersteunen. “Ons aandeel [135 duizend euro per jaar] is slechts een fractie van wat de gemeenschap betaalt. Meer ligt gezien de bezuinigingen niet binnen onze mogelijkheden”, aldus Slettenhaar. Instellingen in Zuid die te maken hebben met ‘onveilige situaties’ konden tot en met 1 oktober van dit jaar een subsidieverzoek indienen. Hierbij werden onveilige situaties omschreven als ‘structurele bedreiging door derden, zoals antisemitische dreiging’.
Volgens Slettenhaar is de financiële bijdrage vanuit het stadsdeel geen religieuze kwestie. “Als een schaatsvereniging structureel wordt bedreigd, zouden we precies hetzelfde handelen.” In het geval van de Joodse gemeenschap in Zuid spreekt hij echter van “voldoende aanleiding”. “Door heel Europa worden joodse instellingen bedreigd, ook hier.” Verder in detail treden, wil de stadsdeelvoorzitter niet. Hoeveel subsidieverzoeken er bij het stadsdeel zijn ingediend en door wie, blijft eveneens onduidelijk. Wel blijkt uit de vooraf vastgestelde criteria, dat onderwijsinstellingen kunnen rekenen op voorrang. “Kinderen zijn het meest kwetsbaar”, verklaart Slettenhaar.
Stichting bij leven en welzijn
Het merendeel van de Joodse instellingen en gebouwen, maar ook grote evenementen, wordt beveiligd door de Joodse beveiligingsorganisatie Stichting Bij Leven en Welzijn. Over deze stichting is weinig bekend, behalve dat er wordt gewerkt met vrijwilligers; veelal jongens, maar soms ook meisjes, van begin twintig. Wie zij zijn, is geheim. Evenals de speciale opleiding die zij moeten volgen. De vrijwilligers helpen bij de materiële beveiliging, maar zijn ook verantwoordelijk voor de controles bij de ingang van gebouwen en eventuele evenementen, weekenden en kampen. Hun expertise is de preventie van terrorisme, aldus bestuurslid Rosa van der Wieken. De geheimzinnigheid is vanwege veiligheidsoverwegingen. “Wij houden ons volledig aan de wet.”
Reële dreiging
En nu gaat ook de gemeente Amsterdam meebetalen. In de begroting van 2011 is twee ton gereserveerd voor de beveiliging van bedreigde Joodse en niet-Joodse instellingen. In realiteit komt het erop neer dat alleen Joodse instellingen écht aanspraak kunnen maken op gemeentelijke subsidie. Omdat deze te maken hebben met ‘aanhoudende bedreigingen en veiligheidsrisico’s’, aldus een woordvoerder van burgemeester Van der Laan.
Per instelling zal de gemeente, in samenwerking met de politie, inschatten of er sprake is van een ‘reële dreiging’. Deze instellingen kunnen een subsidie aanvragen die maximaal de helft van de kosten van de te nemen beveiligingsmaatregelen dekt, oplopend tot vijftigduizend euro. Wat wordt gezien als een reële dreiging is ingewikkeld, erkent de woordvoerder. “De mate waarin dreiging bestaat, kan van moment tot moment en van persoon tot persoon verschillen. Wij kunnen daar als gemeente nooit helemaal objectief in zijn.” Welke criteria gehanteerd worden, blijft in het midden. De woordvoerder verwijst naar de expertise van de gemeente en politie en de subsidieregeling voor ‘veilig ondernemen’.
Geen terroristische dreiging
De beveiliging van religieuze instellingen valt onder het stelsel bewaken en beveiligen. Hoewel de overheid verantwoordelijk is voor de werking van dit stelsel, wordt de uitvoering decentraal geregeld. Wanneer een instelling zich niet meer voldoende kan beschermen tegen risico’s of dreiging, is het in eerste instantie aan de lokale overheid om aanvullende beveiligingsmaatregelen te nemen. Pas als het ‘nationaal belang’ in het geding is, worden maatregelen op rijksniveau genomen. Of dit het geval is, wordt vastgesteld door het Nationaal Coordinator Terrorismebestrijding (NCTb). Op dit moment is er volgens het NCTb nergens in Nederland sprake van een dergelijke, al dan niet terroristische, dreiging.
‘Als ze willen, valt die bom toch wel’
Samen met Stichting Bij Leven en Welzijn zal het CJO straks advies geven bij de gemeentelijke subsidieverdeling. “Wij weten als geen ander wat er speelt en waar het geld het hardst nodig is”, aldus Koster. Zo is er volgens de CJO-voorzitter een aantal Amsterdamse instellingen waar continu bewaking moet komen maar voor wie de kosten te hoog zijn om zelf te betalen. Op de vraag of de dreiging daar dusdanig groot is dat continu beveiliging nodig is, antwoordt Koster: “Je hebt het element van dreiging en het element van bedreigd voelen.” Ja, er zijn incidenten en ja, er zijn mensen met kwade bedoelingen. “Maar de dreiging zelf is over het algemeen niet zo specifiek.”
Precies dit punt zorgt bij buitenstaanders nogal eens voor onbegrip. Bevorderen al die preventieve maatregelen ergens niet juist een gevoel van dreiging? Misschien wel, zegt Koster. Toch gaat het volgens hem niet om die afweging. “Hekken en beveiligers voelen inderdaad niet veilig. Maar als er niets is, voelt dat ook onveilig.” Je kunt het dus maar beter wel hebben, concludeert de voorzitter. Ook Van de Pal van Haboniem Dror ziet het als een kwaad goed. “In the end of the day zit je toch relaxter met zo’n mannetje voor de deur.” Waterdicht is het niet, vervolgt ze schouderophalend. “Het klinkt misschien wat verbitterd, maar als die bom een keer wordt gegooid, gaat hij gewoon af.”