Er wonen nu 600 mensen op de Amsterdamse Zuidas, terwijl dat er ooit 25.000 moeten worden. Om dat aantal te halen, zal de Zuidas levendiger moeten worden. Vooralsnog is er buiten kantoortijden maar bar weinig te doen.
Tussen de kersverse wolkenkrabbers op de Amsterdamse Zuidas lopen de in hakken en pakken gestoken zakenmensen vandaag af en aan. De flats van banken en verzekeringsmaatschappijen zijn grotendeels in gebruik genomen en ook de cafés stromen rond lunchtijd vol.
Als zakencentrum is de Zuidas al een tijd succesvol. Maar buiten kantoortijden verdwijnt de bedrijvigheid snel. Bijna alle horeca gaat om tien uur ’s avonds dicht; in de weekenden openen de meeste zaken überhaupt niet.
Dat past niet bij de plannen van de gemeentelijke Dienst Zuidas, die namens de gemeente Amsterdam verantwoordelijk is voor de gebiedsontwikkeling van de Zuidas. “Het gebied moet stedelijker worden”, legt woordvoerder Frederijk Haentjes uit. Op zijn kantoor in het WTC, naast een meterslange maquette en enkele grote luchtfoto’s van het gebied, vertelt hij hoe de Amsterdamse grachtengordel als voorbeeld dient. Daar werkt, woont en recreëert de bevolking immers dwars door elkaar heen. “Ook hier moeten verschillende mensen zich prettig gaan voelen. Pas dan wordt het hier aantrekkelijk voor internationale bedrijven”, aldus Haentjes.
Luuk Boelens, planoloog van de Universiteit Utrecht, noemt het New Yorkse Manhattan als voorbeeld van hoe het moet. Dat is vierentwintig uur per dag levendig omdat de eerste en tweede verdiepingen van de wolkenkrabbers steeds gevuld zijn met winkels, musea en restaurants. In het boek Compacte stad extended legt hij uit hoe je in nieuw stedelijk gebied íedereen moet verwelkomen – zoals men van oudsher in steden doet. Hij waarschuwt voor ‘anonieme, grootschalige, monofunctionele architectuur’.
Business en bohemiens
Om de mix van werken, wonen en recreëren te realiseren, zal er binnenkort een verrassend pand verrijzen op de Zuidas. Een ‘ontmoetingsplaats voor business en bohemiens’, midden tussen de kantoorgebouwen en luxe lunchcafés. ‘s Nachts kan men er naar de club en ’s zomers overdekt kamperen. Niet echt de hobby’s van de in pakken en hakken gestoken zakenmensen die er dagelijks langslopen. Maar dat is juist de bedoeling.
Tot nu toe is er in het rechthoekige gebied aan de Zuidelijke rand van de stad voornamelijk slechts één slag mensen te zien. In de hal van het WTC-gebouw verzamelt zich een groepje Aziaten in pak. Bij de ingang begroeten twee mannen, koffertjes en laptoptassen in de hand, elkaar met een geroutineerde glimlach. Verderop zwaait een dertiger met achterovergekamd haar, driftig met zijn vinger in de lucht. “We hebben een akkoord nodig”, roept hij in zijn telefoon.
In 2040 moeten er, volgens de plannen, meer dan 200.000 mensen op de Zuidas verblijven. Daarvan moeten er 25.000 wonen. De zakelijke bedrijvigheid mag dan nog slechts een derde van de Zuidas in beslag nemen. De andere twee derden dienen dan voor woningen en recreatie. Ook voor mensen met lagere inkomens, luiden de plannen. Uiteindelijk moet minstens 30 procent van de 8.000 woningen die gepland staan, sociale woningbouw zijn.
Volgens Manhattanvoorbeeld
Haentjes ziet het al voor zich. Zo moeten in de toekomst ook enkele supermarkten en een bakker het straatbeeld van de Zuidas sieren. Nu is het Zuidplein voor het WTC vooral omringd met horeca, volgens Manhattanvoorbeeld netjes op de eerste verdieping van elk gebouw geplaatst. Allerlei mensen lopen langs. Sommigen zwoegen op de fiets tegen de wind in, anderen laten zich de andere kant op gemakkelijk voortduwen. Vanwege de vele hoogbouw en de A10 die dwars door de wijk loopt, waait het hier bijna altijd.
Er lopen slenterende scholieren, studenten met koptelefoons en volwassenen in losse kleding. Maar allemaal steken ze, een enkeling met een tussenstop bij de Albert Heijn to Go, in een keer het plein over. Van het metrostation naar het busplatform of de woonwijken daarachter. ’s Middags en ’s avonds doet de horeca het goed. Maar de restaurants en loungecafés blijven ’s ochtends leeg. Slechts hier en daar worden de wit- of zwartlederen stoelen bezet door een tweetal mannen achter een laptop en blocnote.
Twee grijzende vrouwen in wijde regenjassen wandelen op goed geluk de draaideur van het WTC door. Op de deurmat blijven ze vertwijfeld om zich heen staan kijken. Van café Nooon, naar café Triple Ace. Ze bestuderen van allebei de menukaart en verdwijnen dan snel weer naar buiten. Een glas wijn kost hier vijf euro.
Goedboerende horeca
“Horeca in Amsterdam is sowieso niet goedkoop”, reageert Haentjes. “Maar de cafés en restaurants doen het goed hier. ’s Middags en ‘s avonds komt er een groot en gevarieerd publiek op af. Het zijn ook niet allemaal dezelfde tenten. We hebben bijvoorbeeld ook Wagamama, een Indonesisch restaurant.”
Rond lunchtijd lopen de cafés inderdaad goed vol. Ook alle tafeltjes van Wagamama zijn bezet met pakken en overhemden. Buiten lopen mensen in spijkerbroeken, hoofddoeken, bontkragen en ongekamde haren het station in. In de stationshal steken de twee nette heren daar vreemd tegen af.
Een twintigjarige studente, Lisette, is onderweg naar huis. Omdat ze studeert aan de Vrije Universiteit, ook op de Zuidas, komt ze hier vaak. Maar van de cafés op het plein heeft ze nog nooit gebruik gemaakt. “Als ik ergens wat wil drinken, zit ik liever in de stad, dan hier rondom het station.”
Monocultuur
“Het is een monocultuur”, vindt Coosje (78), met kort grijs haar, een bril en een geruit jasje. Sinds 2001 woont ze aan de rand van Buitenveldert, dat tegen de Zuidas aan ligt. Vanaf haar balkon, dat uitkijkt op de Zuidas, houdt ze alle ontwikkelingen goed in de gaten. Kwiek en duidelijk vertelt ze erover. Ze wijst de verschillende gebouwen aan: een hotel dat niet op tijd af komt, een woonflat die nog grotendeels leeg staat. Met daarachter aaneengeregen horeca.
“Van kwart over twaalf tot half twee zitten de cafés vol. Allemaal met exact hetzelfde soort mensen”, beschrijft Coosje. “De Zuidaspinguïns, zoals wij ze noemen.” ‘Regelmatig’ gaat Coosje nog naar de kroeg. ’s Middags, ’s avonds, altijd zit er hetzelfde soort publiek. Sem (21), ober in Nick&Delano, beaamt dit. “Er lunchen hier voornamelijk zakenlui. Voordat we om zeven uur ’s avonds dichtgaan, komen overwerkers nog snel een warme maaltijd halen. We richten ons ook op dat publiek. In het weekend zijn we dicht.”
Anders dan kantoren en horeca is er niet veel anders te vinden. Een groot gemis, volgens Coosje. “Er is niets cultureels.” Musea zijn er niet. Joop van de Ende zou een groot theater bouwen, maar daarover bestaan nu twijfels. De nieuwe btw-tarieven voor voorstellingen maken Duitsland ineens aantrekkelijker.
Ook de bakker en de supermarkten blijven tot nu toe uit. “Het is een beetje het kip-ei verhaal”, legt Haentjes uit. “Die voorzieningen komen pas als er genoeg mensen wonen. Zelfs een al geopende pakkenwinkel op het Zuidplein heeft het bijvoorbeeld niet gehaald.”
Gestapeld park
Tot nu toe zijn er zeshonderd, voornamelijk hoger geprijsde, woningen opgeleverd. Haentjes schat dat daar nu slechts vierhonderd mensen wonen. “De leegstand van 11 procent valt nog mee vergeleken met andere stadsregio’s met 18 procent”, zegt Haentjes, “Maar zoals overal op de woningmarkt, gaat het ook hier op de Zuidas traag. Daarom zetten we ons in de tussentijd vooral in voor de levendigheid van de Zuidas.”
In het kader van het project ‘15 by 15’, 15 acties vóór 2015 die de levendigheid in de Zuidas moeten vergroten, organiseren gemeente, bedrijven en woningcorporaties allerlei evenementen. Bijvoorbeeld een beeldenwandeling, een Zuidas-run en een groot scherm op het plein. “Tegen het einde van het WK stond het plein vol met wel drie- tot vijfhonderd man”, vertelt Haentjes. “Zo maken ook mensen van buiten de Zuidas kennis met het nieuwe gebied en laten we zien dat hier ook andere dingen kunnen gebeuren dan alleen zaken.”
Robin (36), een andere bewoner van Buitenveldert, juicht de ontwikkelingen toe. Zoals nu wandelt hij vaak met zijn hond langs de wolkenkrabbers. Hij ziet de buurt veranderen. “Het wordt steeds levendiger”, zegt hij, terwijl hij tevreden om zich heen kijkt. “Op zondag is er een etensmarkt en op het plein hierachter speelt vaak muziek.”
Van het nieuw te verrijzen gebouw, Oase, heeft hij nog nooit gehoord. Het project past precies in de plannen van de gemeente. De Dienst Zuidas schreef een prijsvraag voor architecten uit om iets te ontwerpen voor een tijdelijk kavel. Twee Amsterdamse architectenbureau’s, Ontwerpers Amsterdam en Another Architecture Office wonnen.
In het ‘gestapelde park’ van zes verdiepingen komt ’s zomers een urban camping, in de wintermaanden worden er evenementen en congressen gehouden. Op het dak komt een zwembad en op de bovenste verdieping opent een nachtclub. Zo bevordert Oase, volgens de Zuidasrichtlijnen, diversiteit en levendigheid.
Of Oase het panacee is om wonen en recreëren op de Zuidas te stimuleren, weet Haentjes niet. “We vertrouwen op de ervaring van de ontwerpers. Zij hebben ook Club 11 en Club Trouw opgericht.” Dat klinkt veelbelovend, vindt Sem. Hij is bezig glimmend bestek en servetten voor de lunch bij elkaar te zoeken. “Misschien lukt het om clubgangers helemaal hierheen te krijgen, wie weet vanuit Utrecht, met nachttreinen.” Over de camping is hij sceptischer. “Er is al een camping in het Amsterdamse Bos, bovendien is alles hier duur. Dat is niet echt wat je zoekt als kampeerder.”