Ze is islamitisch en daar hoort volgens haar een hoofddoekje bij. Maar de Volendamse Imane Mahssan (15) moet op haar katholieke school haar hoofddoekje afdoen. Dat bepaalde het Gerechtshof Amsterdam vorige week dinsdag. Heeft deze uitspraak gevolgen voor bijzondere scholen in Amsterdam?
Een middelbare school kiezen is voor de jongeren van Volendam niet heel lastig: er is er maar eentje; het Don Bosco college. Ook voor de Volendamse Imane Mahssan was de keuze voor een middelbare school snel gemaakt: ze wilde niet vertrekken uit Volendam en schreef zich in bij het Don Bosco college. Dat die school katholiek is en Mahssan in Allah gelooft, vond ze te overzien. Wat Mahssan wel wilde, was een hoofddoek dragen. “Ik heb me verdiept in de islam en goed nagedacht over wat het dragen van een hoofddoek voor mij betekent”, zegt ze. “Dit hoort gewoon bij mij, ik voel me er prettig bij.”
Vorige week dinsdag bepaalde het Gerechtshof in Amsterdam dat Mahssan op haar middelbare school geen hoofddoek mag dragen. Die plicht was Mahssan al eerder opgelegd door het bestuur van het Don Bosco college. De school mag hoofddoekjes verbieden vanwege het bijzondere karakter van de school: katholiek. Wat ging er vooraf aan deze zaak? En betekent deze uitspraak dat alle scholen voor bijzonder onderwijs voortaan hoofddoekjes mogen verbieden?
Commissie Gelijke Behandeling aan de kant gezet
Het Gerechtshof is in zijn uitspraak niet ingegaan op de argumenten van de Commissie Gelijke Behandeling, die het hoofddoekjesverbod onjuist vond. Theoretisch gezien hoeft een rechter ook niet in te gaan op het, niet bindende, oordeel van de Commissie. Volgens promovenda Groen zou dat in de praktijk wel moeten. “Door totaal voorbij te gaan aan het oordeel van de Commissie, ondermijn je hun gezag. Op die manier lijkt het net of de oordelen van de Commissie geen waarde hebben.” Die waarde is er volgens Groen wel degelijk: “De Commissie is een onafhankelijke instantie die de mogelijkheid biedt om op een laagdrempelige manier een klacht in te dienen over discriminatie en dat is, juist in deze tijden, heel belangrijk.”
Als het gaat om discriminatie tijdens het werk, in een winkel of bij (beroeps)onderwijs, is de Commissie bevoegd om een oordeel te geven. De afgelopen jaren heeft de Commissie, veel meer dan de rechterlijke macht, oordelen gegeven over deze kwesties.
Van hoofddeksel naar hoofddoeken
Voordat Imane Mahssan een hoofddoek ging dragen, stapte ze naar de schoolleiding van het Don Bosco college om haar wens kenbaar te maken. De school ging in conclaaf en vroeg haar te wachten met het dragen van een hoofddoek tot er een besluit was genomen. Toen er een half jaar daarna nog steeds geen antwoord was, verscheen Mahssan de eerste schooldag na de vakantie met een doekje op haar hoofd. Dat werd niet geaccepteerd: Mahssan mocht geen lessen meer volgen en moest in een apart kamertje haar huiswerk maken. Als ze haar hoofddoek niet zou afdoen, zou ze worden verwijderd van school. Het dragen van een hoofddoek zou de katholieke identiteit van de school in gevaar brengen, zo schreef het bestuur in een brief aan Mahssan.
Terwijl in de zes maanden daarvoor maar geen beslissing kon worden genomen over het wel of niet toestaan van een hoofddoekje, bleek er nu opeens een makkelijke oplossing: het schoolreglement werd aangepast. Stond er voor het conflict nog dat hoofddeksels, waar in ieder geval petjes onder vielen, verboden waren, met ingang van het schooljaar 2010-2011, hetzelfde jaar waarin Mahssan met een hoofddoekje verscheen, werd de term hoofddeksels vervangen door hoofddoekjes.
Naar de rechter
De vader van Mahssan vertelde op de rechtszitting dat hij aanvankelijk niet blij was met de keuze van zijn dochter om een hoofddoek te dragen. Toch besloot hij na de uitspraak de Commissie Gelijke Behandeling in te schakelen. Hij wilde weten of het schoolbestuur een verboden onderscheid maakte op grond van godsdienst. De Commissie gaf vader en dochter gelijk : de school had Mahssan niet mogen verbieden om een hoofddoekje te dragen. De school zelf had geen boodschap aan het oordeel van de Commissie; het hoofddoekjesverbod bleef in stand. Dat kon school doen omdat oordelen van de Commissie niet bindend zijn.
Wel bindend is het oordeel van het Gerechtshof Amsterdam. Vorige week dinsdag bepaalde het Gerechtshof dat het aan de school en niet aan de rechter was om over te gaan tot een hoofddoekjesverbod. Het Gerechtshof vindt dat de school hoofddoekjes mag verbieden als dat nodig is om de identiteit van de school te beschermen en zolang het niet willekeurig gebeurt. Mahssan was teleurgesteld in de uitspraak: “Met het dragen van een hoofddoek geef ik invulling aan de vorming van mijn identiteit, ik val er niemand mee lastig.” Haar advocaat voegde daar nog aan toe dat er in het katholieke geloof wel vaker hoofddoekjes worden gedragen en dat daar nooit een probleem van wordt gemaakt.
Terughoudendheid
Bij het oordelen over een hoofddoekjesverbod heeft een rechter maar weinig mogelijkheden. “Dat komt omdat een rechter heel terughoudend moet zijn bij vragen die met de godsdienstige grondslag van een bijzondere school te maken hebben”, vertelt Miek Laemers, bijzonder hoogleraar onderwijsrecht aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Een rechter mag eigenlijk maar naar twee dingen kijken: of het gemaakte onderscheid nodig was om de identiteit van de school te waarborgen en of de beslissing is genomen volgens vast beleid .
Bij de eerste toets, het onderzoeken of een beslissing echt nodig was om de identiteit van de school te beschermen, moet de rechter moet terughoudend optreden. De wet geeft bijzondere scholen veel ruimte om zelf te bepalen wat er nodig is voor dat eigen karakter.
Ook het oordelen over of de beslissing is genomen volgens vast beleid, is vaak lastig. Het is moeilijk aan te tonen wat valt onder vaststaand beleid. In het geval van Mahssan voerde de advocaat, Jelle Klaas, bijvoorbeeld aan dat de school willekeurig handelde door Mahssan te verbieden een hoofddoek te dragen, terwijl daar in 2004, toen meerdere meisjes een doekje droegen, geen probleem van werd gemaakt. “De school heeft de regels alleen voor Imane aangepast, dat is willekeur”, aldus de advocaat. De schoolleiding wijst dat verschil toe aan de nasleep van de brand in Volendam op 1 januari 2001. De school zou toen soepel zijn omgesprongen met hoofdbedekkingen vanwege de hoofdverminkingen van leerlingen die gewond waren geraakt bij de brand.
Het Gerechtshof schaarde zich achter de argumenten van het Don Bosco college en oordeelde dat het hoofddoekjesverbod was genomen volgens vast beleid, ondanks dat het schoolreglement pas later was aangepast. “Een school mag inspringen op nieuwe ontwikkelingen. Ook als er op dat moment dan nog geen beleid is”, verklaarde het Gerechtshof.
Bijzondere scholen
De terughoudendheid waar rechters aan gebonden zijn wanneer het gaat om vragen over godsdienstige grondslag van een bijzondere school, komt voort uit de onderwijsvrijheid zoals vastgelegd in artikel 23 van de Nederlandse Grondwet.
Onderwijsvrijheid houdt in dat iedereen een school mag stichten, zonder dat hiervoor voorafgaand toestemming hoeft te worden gevraagd aan de overheid. Na de schoolstrijd werd in 1917 bepaald dat alle scholen, openbaar of bijzonder, dezelfde financiële middelen kregen van de overheid.
Er is de laatste jaren veel discussie over het nut van het Grondwetartikel. Tegenstanders vinden dat bijvoorbeeld islamitische scholen de integratie in Nederland niet ten goede komen. Ook wordt vaak het argument opgeworpen dat het religieuze karakter van veel bijzondere scholen geen grote rol meer speelt door de ontzuiling. Om een besluit te nemen over de toekomst van artikel 23, heeft de Tweede Kamer onlangs de Onderwijsraad gevraagd een advies uit te brengen.
Bas Vastermans van de Verenigde Bijzondere Scholen (VBS) is juist een voorstander van artikel 23 Grondwet. “Een bijzondere school kan een religieus karakter hebben, zoals christelijke of islamitische scholen, maar ook een niet-confessionele achtergrond, zoals Vrije scholen of scholen die Daltononderwijs aanbieden. Omdat wij in Nederland onderwijsvrijheid hebben, kunnen ouders en leerlingen nu een school kiezen die past bij hun eigen, eventueel religieuze, levensvisie.”
De Besturenraad van het Centrum voor christelijk onderwijs vertegenwoordigt een groot deel van de Nederlandse scholen met een religieus karakter. Voor hen was deze uitspraak van groot belang. Wouter van den Berg van de Besturenraad: “We zien de beslissing van het Gerechtshof echt als een steun in de rug dat je als bijzondere school regels mag stellen om je identiteit te verwezenlijken.” Hij is van plan de zaak te gebruiken als voorbeeld en richtlijn. “We krijgen hier wel eens vragen over en kunnen nu mooi verwijzen naar deze uitspraak.”
Van den Berg heeft nog niet gehoord dat scholen hun beleid hebben aangepast na de uitspraak van de zaak van Mahssan. Hij denkt ook niet dat er nu meer discussie zal ontstaan op christelijke scholen over het wel of niet toestaan van geloofsuitingen van andere religies. “Als je niet achter de religieuze levensvisie van de school staat, zul je daar je zoon of dochter al niet heen sturen.”
Ook hoogleraar onderwijsrecht Laemers denkt niet dat deze uitspraak zal leiden tot een golf aan nieuwe hoofddoekverboden op bijzondere scholen. “Het zou kunnen dat scholen die tot voor kort dachten dat een hoofddoekverbod niet mag, er nu toe overgaan. Maar ik denk dat het zo’n vaart niet zal lopen.”
Amsterdamse scholen
Hoeveel zaken er tot nu toe in Amsterdam zijn voorgekomen over het onterecht verbieden van hoofddoekjes of andere geloofsuitingen, is niet bekend. Veel zullen het er niet zijn geweest; het komt niet vaak voor dat een rechtszaak wordt aangespannen over verboden onderscheid op bijzondere scholen op grond van godsdienst.
De paar zaken die er zijn, worden vooral voorgelegd aan de Commissie Gelijke Behandeling. In veel zaken waar de Commissie een oordeel over velt, valt dat oordeel uit in het voordeel van de hoofddoekdraagster. Zoals in de zaak van een islamitische leerlinge die op haar katholieke school werd verboden haar hoofddoek te dragen tijdens de gymles, omdat dit niet veilig zou zijn. Toen de leerlinge kon aantonen dat de sporthoofddoek die zij droeg voldoende bescherming bood door het klittenband dat erin verwerkt zat, vond de Commissie dat de school het hoofddoekje niet mocht verbieden. Zouden ze dat wel doen, dan zou er een verboden onderscheid worden gemaakt op grond van godsdienst.
Gevolg
Mocht er een vergelijkbare zaak worden aangespannen, kan deze zaak niet één op één worden overgenomen, legt Lisanne Groen uit. Groen is promovenda aan de afdeling Staatsrecht van de Vrije Universiteit Amsterdam. “Een rechter moet bij elke individuele zaak opnieuw nagaan of de school wel heeft gehandeld volgens een vast beleid en of de beslissing inderdaad nodig was om de identiteit te beschermen.”
Voor de bijzondere scholen in Amsterdam en de rest van Nederland zal er door deze uitspraak waarschijnlijk niet direct iets veranderen. Voor Imane Mahssan waarschijnlijk wel. Zij moet nu beslissen of ze naar een andere school gaat, buiten Volendam, of dat ze toch op het Don Bosco college blijft. In dat geval moet de hoofddoek in de schoolkluis.
Ze is islamitisch en bij dat geloof hoort volgens haar een hoofddoekje. Maar de Volendamse Imane Mahssan (15) moet op haar katholieke school haar hoofddoekje afdoen. Dat bepaalde het Gerechtshof Amsterdam vorige week dinsdag. Heeft deze uitspraak gevolgen voor bijzondere scholen in Amsterdam?
Een middelbare school kiezen is voor de jongeren van Volendam niet heel lastig: er is er maar eentje; het Don Bosco college. Ook voor de Volendamse Imane Mahssan was de keuze voor een middelbare school snel gemaakt: ze wilde niet vertrekken uit Volendam en schreef zich in bij het Don Bosco college. Dat die school katholiek is en Mahssan in Allah gelooft, vond ze te overzien.
Wat Mahssan wel wilde, was een hoofddoek dragen. “Ik heb me verdiept in de islam en goed nagedacht over wat het dragen van een hoofddoek voor mij betekent”, zegt ze. “Dit hoort gewoon bij mij, ik voel me er prettig bij.”
Vorige week dinsdag bepaalde het Gerechtshof in Amsterdam dat Mahssan op haar middelbare school geen hoofddoek mag dragen. Die plicht was Mahssan al eerder opgelegd door het bestuur van het Don Bosco college. De school mag hoofddoekjes verbieden vanwege het bijzondere karakter van de school: katholiek. Wat ging er vooraf aan deze zaak? En betekent deze uitspraak dat alle scholen voor bijzonder onderwijs voortaan hoofddoekjes mogen verbieden?
Van hoofddeksel naar hoofddoeken
Voordat Imane Mahssan een hoofddoek ging dragen, stapte ze naar de schoolleiding van het Don Bosco college om haar wens kenbaar te maken. De school ging in conclaaf en vroeg haar te wachten met het dragen van een hoofddoek tot er een besluit was genomen. Toen er een half jaar daarna nog steeds geen antwoord was, verscheen Mahssan de eerste schooldag na de vakantie met een doekje op haar hoofd. Dat werd niet geaccepteerd: Mahssan mocht geen lessen meer volgen en moest in een apart kamertje haar huiswerk maken. Als ze haar hoofddoek niet zou afdoen, zou ze worden verwijderd van school. Het dragen van een hoofddoek zou de katholieke identiteit van de school in gevaar brengen, zo schreef het bestuur in een brief aan Mahssan.
Terwijl in de zes maanden daarvoor maar geen beslissing kon worden genomen over het wel of niet toestaan van een hoofddoekje, bleek er nu opeens een makkelijke oplossing: het schoolreglement werd aangepast. Stond er voor het conflict nog dat hoofddeksels, waar in ieder geval petjes onder vielen, verboden waren, met ingang van het schooljaar 2010-2011, hetzelfde jaar waarin Mahssan met een hoofddoekje verscheen, werd de term hoofddeksels vervangen door hoofddoekjes.
Naar de rechter
De vader van Mahssan vertelde op de rechtszitting dat hij aanvankelijk niet blij was met de keuze van zijn dochter om een hoofddoek te dragen. Toch besloot hij na de uitspraak de Commissie Gelijke Behandeling[1] in te schakelen. Hij wilde weten of het schoolbestuur een verboden onderscheid maakte op grond van godsdienst. De Commissie gaf vader en dochter gelijk[2]: de school had Mahssan niet mogen verbieden om een hoofddoekje te dragen. De school zelf had geen boodschap aan het oordeel van de Commissie; het hoofddoekjesverbod bleef in stand. Dat kon school doen, omdat oordelen van de Commissie niet bindend zijn.
Wel bindend is het oordeel van het Gerechtshof Amsterdam. Vorige week dinsdag bepaalde het Gerechtshof dat het aan de school en niet aan de rechter was om over te gaan tot een hoofddoekjesverbod. Het Gerechtshof vindt dat de school een hoofddoekjesverbod mag instellen als dat nodig is om de identiteit van de school te beschermen en zolang het niet willekeurig gebeurt.
Mahssan was teleurgesteld in de uitspraak: “Met het dragen van een hoofddoek geef ik invulling aan de vorming van mijn identiteit, ik val er niemand mee lastig.” Haar advocaat voegde daar nog aan toe dat er in het katholieke geloof wel vaker hoofddoekjes worden gedragen en dat daar nooit een probleem van wordt gemaakt.
Terughoudendheid
Bij het oordelen over een hoofddoekjesverbod heeft een rechter maar weinig mogelijkheden. “Dat komt omdat een rechter heel terughoudend moet zijn bij vragen die met de godsdienstige grondslag van een bijzondere school te maken hebben”, vertelt Miek Laemers, bijzonder hoogleraar onderwijsrecht aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Een rechter mag eigenlijk maar naar twee dingen kijken: of het gemaakte onderscheid nodig was om de identiteit van de school te waarborgen en of de beslissing is genomen volgens vast beleid[3].
Bij de eerste toets, het onderzoeken of een beslissing echt nodig was om de identiteit van de school te beschermen, moet de rechter moet terughoudend optreden. De wet geeft bijzondere scholen veel ruimte om zelf te bepalen wat er nodig is voor dat eigen karakter.
Ook het oordelen over of de beslissing is genomen volgens vast beleid, is vaak lastig. Het is moeilijk aan te tonen wat valt onder vaststaand beleid. In het geval van Mahssan voerde de advocaat, Jelle Klaas, bijvoorbeeld aan dat de school willekeurig handelde door Mahssan wel te verbieden een hoofddoek te dragen, terwijl daar in 2004, toen meerdere meisjes een doekje droegen, geen probleem van werd gemaakt. “De school heeft de regels alleen voor Imane aangepast, dat is willekeur”, aldus de advocaat. De schoolleiding wijst dat verschil toe aan de nasleep van de brand in Volendam op 1 januari 2001. De school zou toen soepel zijn omgesprongen met hoofdbedekkingen vanwege de hoofdverminkingen van leerlingen die gewond waren geraakt bij de brand.
Het Gerechtshof schaarde zich achter de argumenten van het Don Bosco college en oordeelde dat het hoofddoekjesverbod was genomen volgens vast beleid, ondanks dat het schoolreglement pas later was aangepast. “Een school mag inspringen op nieuwe ontwikkelingen. Ook als er op dat moment dan nog geen beleid is”, verklaarde het Gerechtshof.
Bijzondere scholen
De terughoudendheid waar rechters aan gebonden zijn wanneer het gaat om vragen over godsdienstige grondslag van een bijzondere school, komt voort uit de onderwijsvrijheid, zoals vastgelegd in artikel 23 van de Nederlandse Grondwet.
Onderwijsvrijheid houdt in dat iedereen een school mag stichten, zonder dat hiervoor voorafgaand toestemming hoeft te worden gevraagd aan de overheid. Na de schoolstrijd werd in 1917 bepaald dat alle scholen, openbaar of bijzonder, dezelfde financiële middelen krijgen van de overheid.
Er is de laatste jaren veel discussie over het nut van het Grondwetartikel. Tegenstanders vinden dat bijvoorbeeld islamitische scholen de integratie in Nederland niet ten goede komen. Ook wordt vaak het argument opgeworpen dat het religieuze karakter van veel bijzondere scholen geen grote rol meer speelt door de ontzuiling. Om een besluit te nemen over de toekomst van artikel 23, heeft de Tweede Kamer onlangs de Onderwijsraad gevraagd een advies uit te brengen.[4]
Bas Vastermans van de Verenigde Bijzondere Scholen (VBS) is juist een voorstander van artikel 23 Grondwet. “Een bijzondere school kan een religieus karakter hebben, zoals christelijke of islamitische scholen, maar ook een niet-confessionele achtergrond, zoals Vrije scholen of scholen die Daltononderwijs aanbieden. Omdat wij in Nederland onderwijsvrijheid hebben, kunnen ouders en leerlingen nu een school kiezen die past bij hun eigen, eventueel religieuze, levensvisie.”
De Besturenraad van het Centrum voor christelijk onderwijs vertegenwoordigt een groot deel van de Nederlandse scholen met een religieus karakter. Voor hen was deze uitspraak van groot belang. Wouter van den Berg van de Besturenraad: “We zien de beslissing van het Gerechtshof echt als een steun in de rug dat je als bijzondere school regels mag stellen om je identiteit te verwezenlijken.” Hij is van plan de zaak te gebruiken als voorbeeld en richtlijn. “We krijgen hier wel eens vragen over en kunnen nu mooi verwijzen naar deze uitspraak.”
Van den Berg heeft nog niet gehoord dat scholen hun beleid hebben aangepast na de uitspraak van de zaak van Mahssan. Hij denkt ook niet dat er nu meer discussie zal ontstaan op christelijke scholen over het wel of niet toestaan van geloofsuitingen van andere religies. “Als je niet achter de religieuze levensvisie van de school staat, zul je daar je zoon of dochter al niet heen sturen.”
Ook hoogleraar onderwijsrecht Laemers denkt niet dat deze uitspraak zal leiden tot een golf aan nieuwe verboden op bijzondere scholen. “Het zou kunnen dat scholen die tot voor kort dachten dat een hoofddoekverbod niet mag, terwijl ze zo’n verbod wel zouden willen hanteren, er nu toe overgaan. Maar ik denkt dat het zo’n vaart niet zal lopen”.
Amsterdamse scholen
Hoeveel zaken er tot nu toe in Amsterdam zijn voorgekomen over het onterecht verbieden van hoofddoekjes of andere geloofsuitingen, is niet bekend. Veel zullen het er niet zijn geweest; het komt niet vaak voor dat een rechtszaak wordt aangespannen over verboden onderscheid op bijzondere scholen op grond van godsdienst.
De paar zaken die er zijn, worden vooral voorgelegd aan de Commissie Gelijke Behandeling. In veel zaken waar de Commissie een oordeel over velt, valt dat oordeel uit in het voordeel van de hoofddoekdraagster.[5] Zoals in de zaak[6] van een islamitische leerlinge die op haar katholieke school werd verboden haar hoofddoek te dragen tijdens de gymles, omdat dit niet veilig zou zijn. Toen de leerlinge kon aantonen dat de sporthoofddoek die zij droeg voldoende bescherming bood door het klittenband dat erin verwerkt zat, vond de Commissie dat de school het hoofddoekje niet mocht verbieden. Zouden ze dat wel doen, dan zou er een verboden onderscheid worden gemaakt op grond van godsdienst.
Gevolg
Mocht er een vergelijkbare zaak worden aangespannen, deze zaak niet één op één kan worden overgenomen, Lisanne Groen uit. Groen is promovenda aan de afdeling Staatsrecht van de Vrije Universiteit Amsterdam. “Een rechter moet bij elke individuele zaak opnieuw nagaan of de school wel heeft gehandeld volgens een vast beleid en of de beslissing inderdaad nodig was om de identiteit te beschermen.”
Voor de bijzondere scholen in Amsterdam en de rest van Nederland zal er door deze uitspraak waarschijnlijk niet direct iets veranderen. Voor Imane Mahssan waarschijnlijk wel. Zij moet nu beslissen of ze naar een andere school gaat, buiten Volendam, of dat ze toch op het Don Bosco college blijft. In dat geval moet de hoofddoek in ieder geval in de schoolkluis.