Anouk Kemper zal haar geboortestad Almere altijd blijven verdedigen, ook al is ze blij dat ze er weg is. Haar boek De Almeerse Rioolmoorden speelt zich er niet voor niets af. “Er wonen veel domme mensen. Maar Almere heeft tenminste pit.”
Almere is heus wel eens in het nieuws, zegt Anouk Kemper. We stappen net uit de trein. Station Almere Muziekwijk. “Als de PVV verkiezingen wint, of als er weer eens een verkiezing van de lelijkste stad van Nederland heeft plaatsgevonden. En er worden hier wel eens lijken gevonden, in riolen. Of in koffers.”
In oktober verschijnt Anouk Kempers debuutroman De Almeerse Rioolmoorden bij uitgeverij Lebowksi. Voor literaire debutanten en ander jong talent heeft de uitgeverij het platform Achievers, en Kemper (24) is zo’n ‘Lebowski Achiever’ Het houdt in dat ze in de markt wordt gezet als hot, hip & happening. Zo voelt ze zich niet. Ze komt namelijk uit Almere.
Zelf ben ik nog nooit in Almere geweest. Toch vind ik Almere een verschrikkelijke stad. Maar waarom? Ik heb de Almeerse schrijfster gevraagd mij haar stad te laten zien, langs plekken die voorkomen in haar boek. Onze trip begint in Almere Muziekwijk. Het regent af en aan deze septemberdag, wat de troosteloosheid van Muziekwijk alleen maar benadrukt.
“Kijk, dat poortje daar – daar wordt het eerste lijk in mijn boek gevonden.” We lopen over het Strawinskypad naar haar ouderlijk huis. De lijken in de De Almeerse Rioolmoorden zijn losjes gebaseerd op een moordzaak die drie jaar geleden in Almere speelde. “Er zit eigenlijk geen rioolput in dat poortje, dat heb ik er maar bij verzonnen.”
“Het boek gaat over Hans en Lilly Mulder” vertelt Kemper. “Hans is een afgegleden journalist, een beetje een sukkel. Zijn vrouw is wel succesvol, en werkt bij het achtuurjournaal. Lilly is hun geadopteerde, inmiddels volwassen, dochter uit Vietnam. Hans werkt voor stadskrant Almere Actueel en houdt zich bezig met de Almeerse rioolmoorden. Langzaam komt hij er achter dat zijn dochter gek is, en mogelijk iets met de moorden te maken heeft. Hans vertelt het boek vanuit een coma, denkt dat hij al dood is. Het boek springt steeds heen en weer, van zijn perspectief naar dat van Lilly. Aan het eind grijpt het in elkaar.”
Write what you know
Het verhaal speelt zich deels af in Almere. Ze is er opgegroeid. Write what you know. Maar ze koos ook voor de polderstad omdat ze denkt dat veel mensen Almere intrigerend vinden. “Iedereen heeft er wel een mening over. Maar niemand weet hoe het is om er te wonen. Zo van ‘He bah Almere! Wel eens geweest? Neuh’.” Precies zoals ik. Kemper kijkt me beschuldigend aan.
We lopen langs de strakke rijtjeshuizen in Muziekwijk. Het doet allemaal nogal klein aan. In 1976 werden de eerste woningen in Almere Haven opgeleverd. Toen de ouders van Kemper er in de jaren tachtig kwamen had de gemeente Almere nog geen 40.000 inwoners. Nu zijn dat er meer dan 190.000. Almere is echt grootstedelijk aan het worden, vindt ze. Met alle problemen die daarbij komen kijken. “Twee van mijn fietsen zijn hier gestolen! En op mijn zeventiende ben ik eens gearresteerd toen ik ruzie kreeg met een debiele motoragent. Ik zat drie uur in de cel omdat ik aan de verkeerde kant van de weg fietste. Toen ik daar brutaal over deed werd ik half van mijn fiets geslagen. Maar alle agenten houden elkaar hier de hand boven het hoofd”, verzucht Kemper.
Ze geeft toe dat het een weinig inspirerende omgeving is. Zeker met dit weer. “Maar zoals mijn vader altijd zegt, het maakt niet uit wáár je woont, maar met wíé je woont. Het was heel fijn opgroeien in Almere. Kijk, hier speelden we vroeger.” Ze wijst op een blok nieuwbouwhuizen.“Dat was er allemaal nog niet. Het was één grote zandvlakte waar we van alles konden doen. Verstoppertje spelen bijvoorbeeld. En vissen, in de slootjes.” De meeste gezinnen die in de jaren tachtig en negentig naar de snelst groeiende stad van Nederland trokken, kwamen uit Amsterdam. “Ik was zowat de enige in mijn klas zonder Amsterdams accent.”
We gaan achterom bij het huis van haar ouders om fietsen op te halen. In het onopvallende rijtjeshuis groeide Kemper met haar drie zussen op. Twee ervan wonen net als zijzelf inmiddels in Amsterdam.
“Mijn vader heeft nu we het huis uit zijn opeens weer veel tijd over. Zo mailt hij vaak met de PVV. Iets als ‘Beste PVV’ers, hebben jullie X-Factor gezien gisteravond? En mochten jullie er dan ook chips bij eten van Geert?’ Dan zit hij weer te huilen van het lachen achter zijn laptop en weten wij weer dat pap met de PVV aan het mailen is. Hij krijgt alleen nooit antwoord.”
Domme mensen
De PVV is sinds maart 2010 de grootste partij in de gemeenteraad van Almere. Dit komt volgens Kemper doordat er ´veel domme mensen´ wonen. “Het opleidingsniveau is laag en er is sprake van een enorme braindrain. Iedereen die hier VWO heeft gedaan vertrekt naar Amsterdam of Utrecht en komt de eerstvolgende tien jaar niet meer terug.” Als ze dat al doen.
Kemper begon in de journalistiek op haar negentiende, bij het krantje Almere Vandaag. “Ik weet het nog goed, mijn eerste stuk ging over straatvoetbal. Dat stuk heeft hier nog een hele tijd uitgeknipt aan de kast gehangen.” Ze studeerde toen journalistiek in Utrecht, liep stage bij de Volkskrant en trok vervolgens naar Amsterdam om geschiedenis te studeren. Haar boek schreef ze tijdens haar studie, via de bevriende schrijver/acteur Johan Fretz kwam het manuscript bij Lebowski te liggen. “Ik verwachtte er niet veel van, maar na twee maanden kreeg ik te horen dat ze het wel wilden uitgeven.”
De krant Almere Actueel, waar Hans Mulder in haar boek voor werkt, is gebaseerd op de redactie waar ze haar journalistieke carrière begon, aan de Grote Markt in het centrum van Almere. We gaan er even langs. Haar oud-collega’s begroeten Kemper hartelijk en vragen meteenof ze Almere niet te hard afzeikt in haar boek. Zit Almere er dan echt mee dat de stad zo’n slecht imago heeft? “Jazeker!” roepen de redactieleden in koor. “Dat is hier echt een open zenuw. Mensen komen hier nooit, maar hebben er altijd wel een mening over.” Een andere redacteur moppert dat ik zeker ook weer zo’n flauw stuk ga schrijven.
Even later wandelen we weer met zijn tweeën door het wijdse, moderne stadshart. Het hoekig vormgegeven winkelcentrum van Rem Koolhaas is de grootste blikvanger. Kemper wijst op de ‘twintowers’, de enorme stadsschouwburg en het fraaie Apollohotel en vertelt dat er vaak busladingen architecten vol bewondering rondschuifelen.
Klap op je bek
Ze legt me de frustratie van haar oud-collega’s uit. “Er is misschien veel op Almere aan te merken. Maar, het blijft wel onze stad: zeur er niet over! Die mentaliteit hebben veel mensen hier. En daarom zal ik Almere ook altijd blijven verdedigen. Tegelijkertijd ben ik blij dat ik er weg ben.”
We schuilen in de foyer van het kunstencentrum. “Toen ik hier nog woonde was dit er allemaal niet. Er was echt niets te doen.” Toch bleef ze in Almere wonen toen ze aan haar studie in Utrecht begon. “Utrecht is echt een dorp. En veel te blank. Daar hou ik niet van. Almere heeft tenminste pit. Je kunt hier zo een klap op je bek krijgen als je mensen op straat te lang aankijkt. Mensen zijn hier harder, platter en agressiever.
“Vrienden van me waren een beetje huiverig toen ze in Almere moesten zijn voor een reportage over de PVV. Ze waren bang dat niemand wilde praten. Maar nee hoor, ze zullen je op straat zo vertellen wat ze van moslims vinden. Politieke correctheid bestaat hier niet.”
Het gebrek aan politieke correctheid werkt door in Lilly, denkt Kemper. Doordat Lilly in Almere is opgegroeid, kon ze makkelijker een hekel krijgen aan anderen.”
Het is ondertussen harder gaan regenen. We laten de fiets in het centrum staan en pakken de bus naar Almere Haven. Daar waar Almere begon. We lopen langs de haven. “De mensen zijn trots op hun stad: dat komt juist doordat er van buiten zo op deze stad wordt neergekeken.” Almere wil graag serieus genomen worden en heeft als voornaamste ambitie een schaalsprong te maken naar 350.000 inwoners in 2030. Megalomaan, vindt ze. Die ambitie zou te maken kunnen hebben met het minderwaardigheidscomplex van Almere. “Er is hier een enorme geldingsdrang. Zo van, kijk, dit kunnen wij allemaal. Almere moest bijvoorbeeld per se de eerste 3D-bioscoop hebben.”
Niet lang erna zitten we in de Sprinter. Terug naar Amsterdam. In haar boek is ze niet zo bezig met dat minderwaardigheidscomplex, vertelt ze. Het is geen afrekening met Almere. Wel is ze ´een beetje bang´ dat ze dezelfde reacties krijgt als Joris van Casteren, toen hij met zijn Lelystad die andere polderstad de grond in schreef. “Ik denk dat veel mensen me gaan haten. Wat in mijn boek naar voren komt, is dat er in Almere veel domme mensen wonen. Dat ligt gevoelig, juist bij die domme mensen.” De verstandige inwoners van Almere zullen er wel om moeten lachen, denkt Kemper.
De Sprinter trekt op langs Almere Poort. Een grote uitgestrekte bouwput, de uitwerking van de tekentafelambities van het gemeentebestuur. Buiten regent het nog steeds. Ik zou willen dat het anders was, maar na een dagje door een volbloed Almeerse te zijn rondgeleid is mijn beeld van Almere niet wezenlijk bijgesteld.
Kemper knikt. Ze haalt haar schouders op. Of haar tweede boek zich ook in Almere afspeelt? “Nee, ik zou niet weten wat ik dáár nog over moet zeggen.”