Terwijl het Amsterdamse Scheepvaartmuseum pas in september haar deuren zal openen, bevindt zich vlakbij het schippersmuseum Werf ’t Kromhout. Slechts éénmaal in de week geopend, biedt het kleine museumpje een interessante kijk in de geschiedenis van de oudste nog in bedrijf zijnde scheepswerf van Amsterdam.
Amsterdam,9 feb – Een muffe dieselgeur vult samen met het gedreun van een gigantische dieselmotor de hal. Door het glas valt het licht van de waterige februarizon de fabriekshal van de oude scheepswerf binnen. Langs de muren staan oude stoom-, petroleum- en dieselmotoren opgesteld, waarachter vitrines met knopen, katrollen en scheepsmodellen verstopt zijn. Terwijl de opening van het beroemde Scheepvaartmuseum 500 meter verderop al meerdere keren werd uitgesteld, heet het onontdekte schippersmuseum Werf ’t Kromhout aan de Nieuwe Vaart nog elke week haar bezoekers welkom.
Het museum bevindt zich in de Oosthal van de werf aan de Entrepotdoksluis, de Westhal is nog steeds in gebruik. Nieuwe schepen of scheepsmotoren komen hier niet meer vandaan, maar er wordt nog wel onderhoud aan schepen gepleegd. Het is een gezellig rommeltje op het binnenplein waar rondleider Piet de Jong mij verwelkomt.
Klein, maar wereldbekend
De 70-jarige vrijwilliger werkt al drie jaar in het museum. Hij vertelt dat Museumwerf ’t Kromhout alleen maar vrijwilligers in dienst heeft. “We krijgen geen subsidie, niks, we moeten het hebben van de vijf euro entrée.” Stichting Stadsherstel beheert de monumentale scheepswerf en het bijbehorende museum. Elke dinsdag geeft Piet de Jong aan alle bezoekers een rondleiding en beantwoordt hij vragen. Hiernaast beheert hij het archief en de kleine bibliotheek van Werf ’t Kromhout.
De werf is samen met het naburige King William Scheepswerf de oudste nog in bedrijf zijnde werf in Amsterdam. De werf zelf bestaat sinds 1757, en werd in 1867 overgenomen door Daniel Goedkoop Senior. Diens zoon bouwde de vervallen werf verder uit. Met de overkapping die Goedkoop Junior in 1888 overnam van het ijsbaanterrein bij het concertgebouw werd het één van de eerste overdekte scheepswerven van Amsterdam. Aan het begin van de twintigste eeuw groeide de werf uit tot een bloeiende scheepsmotorenfabriek, die in 1967 werd overgenomen door het grote concern Werkspoor NV en naar de overkant van ’t IJ verhuisde. In 1983 werd de Oosthal van de werf omgebouwd tot museum.
Piet de Jong vertelt dat er in de zomer soms wel twintig bezoekers per dag komen. “Het loopt dan goed door hoor. En ze komen uit de hele wereld.” Zo was er volgens de oude rondleider laatst nog een Amerikaan speciaal naar het museum gekomen omdat zijn boot in de VS was uitgerust met een Kromhout motor. “Vorige week waren hier mensen uit Novosibirsk. Het koudste plekje ter wereld. Die vonden het hier in januari heer-lijk” lacht De Jong.
Oude motoren draaien nog steeds
In de hal bevindt zich volgens de rondleider de oudste petroleummotor in Nederland. Uit 1904. “Toen echt uniek”. Hij legt uit waarom de dieselmotoren aan het begin van de vorige eeuw zo snel de stoommotoren vervingen. “Je hoefde maar op een knop te drukken, of de motor liep. In de jaren twintig adverteerde Kromhout Scheepsmotoren met een plaatje van een neger, met van die dikke lippen, met de tekst: ‘Zelfs hij kan hem bedienen!’ ” De Jong grinnikt. “Dat kan nu echt niet meer, natuurlijk.”
Piet de Jong blaakt van trots wanneer hij een oude stoommotor aanzet. “Uit 1897, en hij loopt nog steeds.” Ondertussen dreunt de grote dieselmotor achter in de hal nog altijd stationair door. “Die laten we de hele dag aanstaan, voor bezoekers. Wist je dat je deze hal ook bij Stadsherstel kan huren? Voor trouwerijen, of andere borrels.”
Achter een grote deur van de hal bevindt zich nog een kleine smederij. Er staat een enorm aambeeld, oud gereedschap hangt aan de muur, loden pijpen liggen her en der verspreidt. Aan een grote werkbank zijn drie oudere mannen in overalls bezig een onderstel in elkaar te lassen. Voor nog een oude Kromhout stoommachine. “Die hebben we vorige week van iemand binnengekregen, die hij uit zijn boot had gesloopt.” Boven de grote antieke smidsoven hangt een oude lederen blaasbalg van een meter doorsnede. Een van de mannen trekt er aan: “Kijk, hij doet het nog prima hoor.” De Jong vertelt dat deze werklui ook gewoon vrijwilligers zijn. Voornamelijk gepensioneerde schippers of scheepsmonteurs die hier af en toe wat komen klussen.
Trots toont Piet de Jong nog de kleine bibliotheek, op een zoldertje van de werf. De wanden zijn bezaaid met archiefmappen, bouwtekeningen en oude boeken. “En alles stop ik nu ook in de pc”. Mocht je dus nog een Hercules type ZXB of een middeldrukmotor type M-O-met-gloeikop in huis hebben, kan de rondleider slash archivaris van dit obscure museum aan de werf je er alles over vertellen.