Universiteiten moeten in de toekomst studenten strenger selecteren en zichzelf sterker profileren, vindt het kabinet. Een stap in de goede richting, volgens Paul Doop. Toch blijft de vicevoorzitter van het College van Bestuur (CvB) van de Universiteit van Amsterdam (UvA) en de Hogeschool van Amsterdam sceptisch over de plannen van het kabinet.
Amsterdam, 9 feb – Gisteren reageerde staatssecretaris Halbe Zijlstra (Onderwijs, VVD) in een brief naar de Tweede Kamer op aanbevelingen uit het rapport ‘Toekomstbestendig Hoger Onderwijs Stelsel’. Dit rapport werd vorig jaar april opgesteld door een commissie onder leiding van CDA-prominent Cees Veerman. De commissie concludeerde hierin dat het Nederlandse hoger onderwijs zich snel moet gaan verbeteren om te kunnen blijven concurreren met het buitenland. Onder andere door een strengere ‘selectie aan de poort’ en een duidelijke ‘profilering’ van universiteiten.
Zijlstra maakte gisteren bekend welke aanbevelingen hij wil overnemen, zonder dat hij hierin wil investeren. Zo moeten onderwijsinstellingen onder andere intakegesprekken gaan voeren met toekomstige studenten om te bepalen of zij voldoende gemotiveerd en gekwalificeerd zijn. “Wat ons betreft gaan we studenten in de toekomst inderdaad meer selecteren”, aldus College van Bestuur-vicevoorzitter, Paul Doop (56).
In het instellingsplan van de UvA ‘Leren Excelleren 2007-2010’ werd nog nadrukkelijk gekozen om niet aan de poort te selecteren. Gaat dit nu toch gebeuren?
“We zouden dit in de toekomst wel graag willen, ja. Dit door onder meer te kijken naar de cijfers die zijn gehaald op het vwo. Wij denken dat deze voorspellend zijn voor het toekomstige studiesucces van studenten. Ook willen we de studenten die op basis van selectiegesprekken volgens ons niet geschikt zijn, niet toelaten. Dat vergt meer tijd van ons, maar we verwachten dat we dat op een andere manier terug zullen verdienen.”
Hoe dan?
“Doordat je dan meer gemotiveerde studenten hebt. Kijkt naar het University College (samenwerking UvA en Vrije Universiteit, ging in 2009 van start – red.). Om toegelaten te worden moeten studenten op de middelbare school hoge cijfers hebben gehaald, ze moeten een motivatiebrief schrijven, een interview doen én er is een selectieve toelating. Vorig jaar heeft van de eerste lichting 92 procent het eerste jaar gehaald. Dat gemiddelde ligt bij de meeste studies onder de 50 procent.”
Moeten deze strenge toelatingseisen voor alle opleidingen gaan gelden?
“Als het aan mij ligt wel. Maar dan moet eerst worden nagedacht hoe je dat organisatorisch voor elkaar krijgt, want dat is nog best ingewikkeld. Voor bepaalde opleidingen zou een voorgesprek al kunnen volstaan op basis van de cijferlijst van studenten en een test die zij via internet kunnen invullen.”
Dreigt dit geen kostbare administratieve rompslomp te worden?
“In de eerste jaren zal het qua organisatie wel kostbaar zijn. Het vraagt ook om het nodige werk, we zijn het niet gewend. Een indicatie van de kosten hebben we nu nog niet, maar ik denk dat het zich op de lange termijn wel terugverdient.”
Volgens Zijlstra moeten universiteiten zich meer gaan profileren en specialiseren in een bepaald onderzoeksveld, zoals technische universiteiten dat bijvoorbeeld doen.
“Ik vind dat een goed idee, maar je moet er wel goed over nadenken. Veel van onze studenten studeren alpha- of gammawetenschappen. Wat is dan precies het profiel van de UvA? Eigenlijk zijn we een hele brede ‘bacheloruniversiteit’, waar je alle kanten mee op kunt. Dat is voor veel studenten aantrekkelijk.”
Zijlstra wil onderwijsinstellingen gaan belonen op basis van deze profilering. In plaats van een beloning op basis van het aantal studenten. Bent u het daarmee eens?
“Zoiets werkt eigenlijk alleen in combinatie met een beperkte toelating. Ik ben daar persoonlijk helemaal niet voor, maar je mag studenten best vragen om hun kwaliteiten te bewijzen. Een vwo-diploma is te weinig. Om de simpele reden dat het aantal vwo-gediplomeerden in het afgelopen jaar is gestegen van twaalf naar twintig procent. Als je al die studenten gewoon laat studeren terwijl het budget gelijk blijft, is er minder geld per student. Daar zijn we het afgelopen jaar ook mee geconfronteerd (de faculteit Economie en Bedrijfskunde kwam in financiële problemen, red.). Wanneer wij als universiteit het alpha- of gammaprofiel willen uitstralen, moet de regering zich wel realiseren dat daar nu eenmaal een grote groep studenten toebehoort.”
Zijlstra schrijft dat de ‘kwaliteitsverhoging van het hoger onderwijs de hoogste prioriteit heeft’. Maar aan de aanbeveling van de Commissie Veerman om hier ‘substantieel in te investeringen’, geeft hij geen gehoor. Volgens Zijlstra is er geen extra geld nodig. Het zal zich in de komende jaren terugbetalen door de verwachte besparingen van 370 miljoen op de langstudeerders. Is dit realistisch?
“Wij worden als universiteit voor tien procent gekort op ons budget, wat in ons geval neerkomt op zo’n twintig miljoen euro. Dat is gewoon een bezuiniging, geen investering. Een gekort budget in combinatie met een nog altijd stijgend aantal studenten zal zonder twijfel leiden tot een verslechtering van het onderwijs, niet een verbetering. Van het extra geld waar Zijlstra het over heeft, krijgen we pas in 2015 iets te zien. Daar zitten nog altijd een aantal jaren tussen waarin we minder geld krijgen en dus moeten bezuinigen.
“We willen proberen de docenten hierin zoveel mogelijk te ontzien en de bezuinigingen voornamelijk te zoeken in ons niet-onderwijzend of niet-onderzoekend personeel.”
Zijlstra weigert zijn plannen aan te passen zolang hij geen ‘reële alternatieven’ heeft gehoord. Wat zijn volgens u reële alternatieven?
Het invoeren van een sociaal leenstelsel (waarbij de studiebeurs wordt vervangen door een lening, red.), het instellen van een maximum aantal studenten op universiteiten en het hbo of het invoeren van een driejarige hbo-opleiding voor vwo-studenten (dit laatste aspect heeft Zijlstra inmiddels ook voorgesteld, red.).