De zon komt op, een nieuwe dag breekt aan. En dat is altijd wel de dag van iets. Of iemand. De NAP-redactie kiest iedere aflevering ‘de dag van…’ uit en laat hier haar eigenzinnige licht over schijnen.
Ze kijkt me verbaasd aan vanachter het glas. Wat zei ik? Dat ik het waardeer dat ze even op mij bleef wachten, in plaats van geniepig door te rijden terwijl ik bezweet aan kwam rennen. Dat dit voor mij getuigt van uitermate vakkundig ’tramchauffeurschap’. Dank u wel, voeg ik er nog aan toe. Ze fronst haar geëpileerde wenkbrauwen en mompelt iets waarvan ik vermoed dat het ‘hmm’ betekent. Zonder mij verder een blik waardig te gunnen draait ze zich om en rijdt door. Niet van haar stuk gebracht. Ze zal thuis vast een mok hebben staan met de tekst ‘ ’s werelds beste tramchauffeur’.
Zelf kan ik slecht tegen complimenten. Heel slecht. Hoewel ik ze probeer te incasseren met een zekere nonchalance, krijg ik een rood hoofd, begin ik aan mijn haar te friemelen en voel ik het onvermijdelijke langzaam opkomen: ik begin te stotteren. Niet letterlijk, denk meer aan een ongecontroleerde waterval van warrige verklaringen en excuses. Zie ik er stralend uit? O ja, net onder de zonnebank geweest. Of misschien komt het door die appel vanochtend. Of door mijn nieuwe gezichtscrème. Echt topspul. Was in de uitverkoop bij de Etos. Ik heb er gelijk maar drie gekocht, altijd handig.
Het is verre van charmant en zeker niet die coolheid die ik probeer uit te stralen. Gelukkig zie ik om mij heen regelmatig lotgenoten. Misschien is het de Nederlandse bescheidenheid of die ‘doe-maar-gewoon-dan-doe-je-al-gek-genoeg-mentaliteit’. Maar complimenten halen mij en mijn mede-stotteraars uit onze comfortzone. Stiekem zijn ook wij heus wel op zoek naar een schouderklopje, begrijp me niet verkeerd. Maar wat ons onderscheidt van de coole massa, is onze ongecontroleerde neiging om elke blijk van bewondering in rap tempo te bagatelliseren. In plaats van een simpel ‘dankjewel’.
Mijn redding is dat die Nederlandse nuchterheid zich ook vertaalt naar de complimentgevers. Opgestoken duimen, een subtiele ‘goed gedaan’, wellicht een klein schouderklopje. Laten we vooral niet overdrijven. Mijn ultieme uitdaging kwam dan ook toen ik een tijdje in Amerika ging wonen. Het land waar niets te overdreven is. Waar bescheidenheid wordt gezien als een zwakte. Nou ja, je krijgt er in ieder geval geen compliment voor. Opeens werd ik geconfronteerd met een lading ‘O my gods’, was alles wat ik deed ‘amazing’ en ‘fantastic’ en hield iedereen van me. Ten minste, als ik hun stralende gezichten moest geloven.
Gek genoeg bleef het stotteren hier uit. Mijn wangen bleven neutraal gekleurd en mijn haar onaangeraakt. De overdaad aan lof en complimenten bracht mij niet van mijn stuk. Sterker nog, ik kon eindelijk de coolheid zelve spelen. Incasseren met een grote glimlach en zelfs een paar ‘o my gods’ en ‘amazings’ teruggooien. Hoewel het enthousiasme van mijn Amerikaanse vrienden zeker oprecht was, bracht de inhoud van hun woorden mij zelden uit mijn doen. Misschien kwam het door het grote gemak waarmee ze naast mij, ook de rest van de wereld met alles complimenteerden. Of omdat alleen al het hebben van een fiets in plaats van een auto werd gezien als het bewijs van mijn fantastic atletische capaciteiten. Dat ik na vijf minuten al buiten adem ben, deed er niet toe.
Ik leerde het met een korreltje zout te nemen, al die bewondering en positiviteit. Zelfverzekerd kwam ik terug naar Nederland. Kom maar op met die veren in mijn kont! Niet langer meer dat gestuntel, maar een gevatte opmerking terug. Daar was ik inmiddels amazingly goed in geworden, vond ik zelf. Maar Nederlanders zijn spaarzaam met hun complimenten. Je moet er voor werken, je best doen. Een rondje fietsen werkte niet meer. Toen ik na enige tijd plotseling een opgestoken duim kreeg, verviel ik ook meteen in mijn oude rolpatroon. Ik stotterde er weer op los.
Gewoontes zijn moeilijk te veranderen, hoe hard je het ook probeert. Daarom blijven mijn medestotteraars en ik lekker een dagje binnen op de Dag van de Complimenten.