Bureau Jeugdzorg Amsterdam zit met de handen in het haar. Door een financieringstekort dreigen er opnieuw wachtlijsten te ontstaan. Terwijl het juist zo goed gaat. Een interview over dilemma’s en onderzoeksrapporten, met de directeur van Bureau Jeugdzorg Amsterdam, Claire Vlug.
Amsterdam, 4 feb – “Frustrerend”, noemt ze de huidige situatie. Claire Vlug (47) zit in de vergaderruimte van Bureau Jeugdzorg in Amsterdam-West. “Terwijl het juist zo goed gaat.” Vlug stond begin dit jaar voor een dilemma. De door Den Haag verplichte normen zijn niet haalbaar door een tekort aan financiering vanuit diezelfde regeringsstad. “We moesten kiezen tussen minder doen per kind óf wachtlijsten laten ontstaan. We willen niet langer kwaliteit inleveren en hebben gekozen voor het laatste.”
En dat terwijl het juist zo goed gaat. “Na een periode van onrust stelde bestuurder Erik Gerritsen orde op zaken. Er ontstond weer een voorzichtig vertrouwen in de toekomst. Toen we in 2010 eenmalig een miljoen euro van wethouder Lodewijk Asscher (Jeugdzaken, PvdA) kregen, waren we vanaf augustus zelfs wachttijdvrij”, vertelt Vlug. Daar komt dit jaar waarschijnlijk een eind aan: Den Haag financiert volgens een onderzoek van Deloitte acht procent te weinig om alle mensen op tijd te kunnen helpen. Dit is drie miljoen. “Het is het jaar van het jeugdzorgdilemma.”
Bovendien werd begin dit jaar opnieuw een kritisch landelijk rapport gepubliceer, ditmaal door de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Onder voorzitterschap van professor Pieter van Vollenhoven onderzocht de raad tussen 2004 en 2007, 27 gevallen van kindermishandeling in Nederland met fatale en bijna fatale afloop. Hun conclusie was dat de overheid niet in staat lijkt haar verantwoordelijkheid voor de veiligheid van kinderen waar te maken. De kranten kopten met ‘Jeugdzorg grijpt te laat in’, waarop verschillende jeugdzorgafdelingen gepikeerd reageerden.
Boos?
Vlug kijkt verrast als ze de vraag krijgt of ook zij boos is over het rapport. “Absoluut niet.” Ze schudt verbaasd haar hoofd. “We zijn er juist blij mee. Ik snap dat mensen boos zijn over de manier waarop de pers het heeft overgenomen. Het werd zelfs ‘vernietigende kritiek’ genoemd. Maar als je het rapport in zijn geheel leest, legt het precies de vinger op de zere plek. Dat is alleen maar goed voor ons, voor de jeugdzorg.”
De onderzoeksraad stelt onder andere dat het kind meer voorop gesteld moet worden in de hulpverlening. “Dat is nu precies waarmee wij noodgedwongen al begonnen waren.” Ook qua kennisuitwisseling tussen hulpverleners zit het rapport goed, aldus Vlug. “In Amsterdam zijn we een samenwerking aan het opbouwen met de GGZ en de dierenbescherming. Bij de GGZ kunnen we bijvoorbeeld informatie opvragen als we vermoeden dat de ouders psychische problemen hebben die een gevaar vormen voor hun kinderen.”
‘Als kinderen dood zijn, heeft iedereen gefaald’
Volgens het rapport en Vlug moet de aandacht meer komen te liggen op bewustwording van kindermishandeling en -verwaarlozing bij hulverleners in de zorg. “In Nederland worden er zo’n 40 duizend gevallen van kindermishandeling gemeld, op een totaal van ruim honderdduizend. Het is belangrijk dat er in de zorg meer notie komt wat ze met vermoedens en onderbuikgevoelens moeten doen. Als je de verschillende casii in het rapport leest, zie je heel precies waar hulpverleners iets hadden kunnen signaleren.”
Dat dit niet gebeurde, is volgens Vlug niet alleen Jeugdzorg aan te rekenen. “Laat ik duidelijk zijn: Als kinderen dood of bijna dood zijn, heeft iedereen gefaald. Het is de hele keten aan te rekenen.” Er valt bijvoorbeeld veel te halen door artsen en ziekenhuizen bewust te maken van signalen van kindermishandeling, legt Vlug uit. “Het AMC heeft kindermishandeling hoog op de agenda staan. Via meldcodes vragen ze advies en geven informatie aan ons door. Erg fijn, want zo kunnen er meer kinderen in nood ondervangen worden.”
Het enige dat er nog aan schort zijn toereikende financiële middelen vanuit de overheid. Politiek is een weerspiegeling van de mensen thuis, aldus Vlug. “We willen wel 130 kilometer per uur op de snelweg, maar hebben als samenleving te weinig over voor een groep kinderen in de knel.”