Als het aan de Nederlandse regering ligt, worden illegale ouders het land uitgezet terwijl hun kinderen in een pleeggezin in Nederland worden geplaatst. Dat is een schending van mensenrechten, oordeelde het Gerechtshof Den Haag afgelopen dinsdag. Hoe zit dit precies?
AMSTERDAM, 14 jan – Al bijna tien jaar wonen ze in Nederland, de Angolese familie F. bestaande uit moeder Louisa en haar drie jonge kinderen. Na diverse procedures raakte de familie in 2009 uitgeprocedeerd en verblijft vanaf dat moment in de vrijheidsbeperkende locatie (VBL) Ter Apel. Daar moest het gezin meewerken aan een terugkeer naar Angola. Maar moeder wil niet terug. En de drie kinderen, van wie er twee in Nederland zijn geboren, al helemaal niet. Ze spreekt niet eens Angolees, vertelt dochter Rita in een uitzending van Nieuwsuur.
Dilemma
Niet meewerken aan terugkeer betekent dat iemand op straat komt te staan. Ook als er minderjarige kinderen bij betrokken zijn. En dat mag niet meer sinds oktober 2009. Toen bepaalde het Europees Comité voor Sociale Rechten (een orgaan van de Raad van Europa dat controleert of lidstaten zich houden aan het Europees Sociaal Handvest) dat Nederland illegale kinderen onderdak moet bieden. En dat was een dilemma voor de Nederlandse overheid. Want Nederland is verplicht zich te houden aan uitspraken van het Europees Comité voor Sociale Rechten maar heeft aan de andere kant ook te maken met een streng immigratiebeleid. “In plaats van te stoppen met het op straat zetten van kinderen, legde de Staat de uitspraak van het Comité gewoon naast zich neer”, vertelt Pim Fischer, de advocaat die samen met kinderrechtenorganisatie Defence for Children de zaak bij het Europees Comité aanspande.
Rechterlijk verzet
De rechterlijke macht vond dat de uitspraak van het Europees Comité wel nageleefd moest worden en wees in diverse zaken onderdak toe aan illegale kinderen. De Staat zag zich genoodzaakt met een oplossing te komen. Die oplossing werd gevonden in een constructie waarbij de kinderen in een pleeggezin werden geplaatst terwijl de ouders alsnog op straat kwamen te staan. Dat was ook hoe de Staat de zaak van de familie F. wilde oplossen. Maar afgelopen dinsdag bepaalde het Gerechtshof in Den Haag dat die oplossing niet door de beugel kan. Kinderen horen bij hun ouders, zo redeneerde het Hof. En ouders onder druk zetten door hun kinderen in een pleeggezin te plaatsen is een middel dat “uiteraard niet (mag) worden gebruikt”.
Geen plek voor illegalen
Onderdak voor illegale kinderen was tot nu toe niet gegarandeerd. Officiële opvangplekken, zoals het Leger des Heils, zijn niet toegankelijk voor illegalen. En de noodopvangadressen van de gemeente, waar de illegalen voorheen werden opgevangen, sluiten stuk voor stuk hun deuren na een afspraak hierover tussen het Rijk en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Dus worden illegale gezinnen opgevangen door particuliere organisaties, kerken en gewoon bij iemand op zolder. Of ze staan op straat.
Daar kan vluchtelingenorganisatie ASKV in Amsterdam over meepraten. Als particuliere organisatie voor illegale vreemdelingen krijgen zij bijna wekelijks illegalen op hun spreekuur die op zoek zijn naar onderdak. “Op jaarbasis gaat het om tientallen kinderen. We kunnen ze lang niet altijd ergens onderbrengen. Er zijn meer aanmeldingen dan plekken”, vertelt Ellis Beltman. Ze herinnert zich nog een gezin met kleine kinderen dat vorig jaar bij het ASKV aanklopte. “Er was geen plek om deze familie onder te brengen. En dus sliepen ze de ene nacht daar en de volgende dag weer ergens anders.”
Verkeerd signaal
Minister Leers van Asiel en Immigratie vindt de uitspraak “een verkeerd signaal” en denkt na over cassatie. Hij is bang dat dat illegalen nu denken: als ik hier eten en onderdak krijg, waarom zou ik dan nog teruggaan?, zo vertelt hij in een uitzending van Pauw en Witteman.
Advocaat Fischer vindt de uitspraak niet meer dan logisch: “Onderdak is een fundamenteel mensenrecht. Je mag kinderen niet reddeloos achterlaten. Doe je dat toch, zoals de Nederlandse Staat tot voor kort deed, dan kun je net zo goed het mensenrechtenverdrag opzeggen.”