Kunstinstellingen moeten hun inkomsten van particulieren en sponsors verhogen door leden van hun raden van toezicht in te zetten als ambassadeur, werd gisteren geopperd tijdens het debat Mecenaat en sponsoring van belangenorganisatie Kunsten ’92. En individuele kunstenaars moeten hun gêne overwinnen en actief mecenassen benaderen.
Amsterdam, 12 jan – “Hallo, ik heb een toneelgezelschap. Ken je iemand met een miljoen?” Zo naïef verhouden kunstenaars zich tot geld, stelde debatleider Ruben Maes gisteren in een afgeladen zaal van het MC Theater op het Westergasfabriekterrein in Amsterdam. Daar moet verandering in komen.
De kunstsector moet op eigen benen staan, vindt het kabinet-Rutte. “Het kabinet wil meer ruimte geven aan de samenleving en het
particulier initiatief en de overheidsbemoeienis beperken”, zo staat in het regeerakkoord. Er moet actief worden gezocht naar sponsors uit het bedrijfsleven en naar particuliere schenkers, oftewel mecenassen. Zijn de verwachtingen van sponsoring van kunst door ‘de markt’ te hooggespannen? Of moeten kunstenaars en kunstinstellingen gewoon wat beter hun best doen?
Pinautomaten
Julienne Straatman, behalve invloedrijk kunstadviseur ook zelf mecenas, bijt de spits af. Ze wil geen ‘mopperdebat’, maar toch wil ze kwijt dat de Nederlandse kunstsector gulle gevers vaak onfatsoenlijk behandelt. Als donateur van het Museum of Modern Art in New York krijgt ze meerdere keren per jaar een nieuwsbrief over wat het museum zoal tot stand heeft gebracht met het gedoneerde geld. “En als ik op een maandagochtend aanklop, krijg ik met vier gasten een rondleiding door het museum.” Een Nederlandse instelling die ze al jaren ondersteunt, laat daarentegen nooit iets van zich horen. Alleen eens in de zoveel tijd ontvangt ze een brief waarin ze wordt gemaand haar geld over te maken. “Een enorme afknapper”, zegt Straatman verontwaardigd. “En zo kan ik zo nog wel even doorgaan. De slechte voorbeelden zijn legio.”
“Kunstinstellingen moeten leren de juiste mensen aan te spreken en aan zich te binden”, zegt ook journalist en adviseur Renée Steenbergen, auteur van De nieuwe mecenas (2008). “‘Dankjewel’ zeggen hoort daarbij.” Het gaat over mensen, benadrukt ze, niet over ‘pinautomaten’. Mecenassen willen niet alleen op hun portemonnee worden aangesproken. Ze willen ook worden betrokken bij de activiteiten van de instelling, en zien wat er met hun geld gebeurt.
Zelfonderzoek
Uit de zaal komen afwijzende reacties. “Dit is niet het juiste moment voor kritisch zelfonderzoek in het openbaar”, roept er een. “Er is al zoveel kritiek op de kunstwereld. Straks wil niemand meer in kunst investeren.” De debatleider concludeert dat er sprake is van een vreemde paradox: “De overheid zegt dat kunstwereld er niets van kan en dat de markt het maar moet oplossen. Maar waarom zou de markt dat dan nog doen?” Er volgt instemmend geknik vanuit de zaal.
Zo dreigt het toch nog een mopperdebat te worden. Maar dan weet Maes de discussie om te buigen naar de vraag wat kunstinstellingen en kunstenaars concreet kunnen doen. Straatman vindt dat kunstinstellingen ambassadeurs moeten werven die actief sponsoren en rijke particulieren kunnen benaderen. “Er zijn genoeg mensen die bereid zijn om geld te geven. Maar ze moeten op de juiste manier worden benaderd, door mensen van hun eigen statuur”, zegt ze. Bijvoorbeeld via leden van de raad van toezicht. “Dat zijn vaak invloedrijke personen met een groot netwerk. Zulke mensen zetten zo’n functie op hun CV. Laat ze ook eens iets terug doen! Stuur ze op pad!”
Pijnlijk
Helena Remeijers, een jonge theatermaakster, stelt de vraag hoe individuele kunstenaars mecenassen moeten benaderen. “Je kijkt iemand recht in de ogen, je voelt zijn adem in je gezicht, en dan moet je vragen: ‘wil jij geld in mij investeren?’ Hoe doe je dat?” Een particulier om geld vragen voelt anders dan subsidie aanvragen bij de overheid, zegt ze. Zeker als je als jonge vrouw tegenover een oudere man staat, voegt ze er aan toe.
Die gêne is nergens voor nodig, vindt Straatman. “Je moet niet vragen, maar bieden”, zegt ze. “Met jouw werk, jouw passie, jouw authenticiteit overtuig je ze. Eerst moeten ze overtuigd raken van jouw talent. Dan komt het geld vanzelf wel een keer ter sprake.”