Mohammed Yusuf (28) uit Somalië is door de gemeente uitgeroepen tot de 25 duizendste Amsterdamse inburgeraar. NAP liep voor een ochtend mee met zijn inburgeringsklasje.
Amsterdam, 12 jan – Mohammed Yusuf (28) kijkt geconcentreerd naar een filmpje op zijn computerscherm. “Ben je bijna klaar?”, vraagt zijn docente Cathelijne Janssen (39) van het Amsterdamse inburgeringsbureau SIPI (Stichting voor Interculturele Participatie en Integratie). “Ja, maar ik wil nog een keer kijken”, zegt Yusuf terwijl hij in zijn werkboek schrijft.
Driemaal per week heeft Yusuf – samen met veertien andere cursisten – les in een buurtcentrum in de Transvaalbuurt. “Het zijn bijna allemaal beginners”, vertelt Janssen. “De meesten zijn verplichte inburgeraars, maar sommigen doen de cursus vrijwillig. Het is een vlotte groep.” Ze wijst naar de Dominicaanse Junior. Hij zit achter een computer op eigen initiatief woorden te vertalen op de website Google Translate. “Maar soms zijn er ook mensen die niet weten hoe een muis werkt.”
Janssen vraagt iedereen plaats te nemen aan de grote tafel in het midden van het lokaal. “Iman, vertel jij eens waar de film over gaat.” Iman denkt even na en antwoordt: “Een man raakt rijbewijs kwijt en gaat naar gemeentehuis.”
Junior gaapt, legt zijn telefoon op tafel en begint er luidruchtig mee te tollen. Janssen wendt haar blik naar Junior en tilt demonstratief een wenkbrauw op. “Sorry, sorry,” zegt hij met een lage, lachende stem.
“Moet de man in het gemeentehuis een ID laten zien?”, vervolgt Janssen.
“Ja”, antwoordt Junior.
“En welke papieren heeft hij nodig?”
Yusuf reageert als eerste: ‘ID en proces-verbaal.’
‘Heel goed.’
Bewijzen
“We gaan vandaag voor het eerst met het inburgeringsportfolio werken. Willen jullie het erbij pakken?”, vraagt Janssen aan haar leerlingen. Het inburgeringsportfolio vormt het praktijkgedeelte van het inburgeringsexamen. Inburgeraars moeten laten zien dat ze zelf zaken kunnen regelen in Nederland, zoals het aanvragen van een paspoort of een gesprek voeren met een dokter. Janssen legt aan de groep uit dat ze hiervoor minimaal twintig ‘bewijzen’ moeten verzamelen.
“Als je een rijbewijs aanvraagt bij de gemeente, moet je dit formulier laten invullen door de ambtenaar.” Janssen houdt een bladzijde uit de portfolio omhoog. “Dat heet een bewijs.”
“Ik heb een rijbewijs aangevraagd’” zegt Junior.
“Heb je ook om een bewijs gevraagd?”, vraagt Janssen.
“Nee.”
“Maak je geen zorgen. Er zijn nog genoeg gelegenheden om bewijzen te verzamelen. Als je een verhuizing doorgeeft aan de gemeente bijvoorbeeld.”
“Ik ben verhuisd”, zegt Junior.
“Heb je dat al doorgegeven?”, vraagt Janssen.
‘”Ja.”
“Heb je een bewijs?”
“Nee.”
“Wat jammer’, zegt Janssen. “Je hebt al die dingen gedaan, zonder te weten dat je bewijzen kon verzamelen.” Janssen vervolgt haar verhaal. “Ook als je bij de bank iets moet regelen, zoals een pinpas blokkeren of aanvragen, kun je een bewijs vragen.”
“Ik heb een nieuwe pinpas”, zegt Junior.
“Ik ben portemonnee verloren, met betaalpas, rijbewijs en alles.”
“Heb je je pinpas al geblokkeerd?”, vraagt Janssen.
“Ja”, antwoordt Junior.
“Heb je daar misschien wél een bewijs van?”, vraagt Janssen hoopvol.
“Nee”. Junior lacht.
Inburgeren met Lingo
Yusuf trekt zich weinig aan van het gesprek en maakt geconcentreerd aantekeningen in zijn schrift. Tijdens een luistertoets ter voorbereiding van de Toets Gesproken Nederlands, een ander onderdeel van het inburgeringsexamen, treedt Yusuf meer op de voorgrond. Zonder veel fouten te maken herhaalt hij zinnen als: ‘Ze heeft een afschuwelijk litteken in haar nek zitten.’ In tegenstelling tot zijn medestudenten onthoudt Yusuf vaak de hele zin.
In de pauze gaat een presentielijst rond. Yusuf tekent en loopt naar een tafel met koffie en thee. “Was jij gisteren op tv in Lingo?”, vraagt hij aan iemand die het lokaal binnenloopt. “Jij hebt zelfde gezicht.” De ander schudt zijn hoofd.
Blij om in Nederland te zijn
Yusuf vertelt dat hij “blij” is om in Nederland te zijn. Twee jaar geleden vluchtte hij uit Somalië. Toen twee mannen de waterput van zijn vader kwamen opeisen, vermoordden ze zijn broer en staken ze Yusuf in zijn arm, been, schouder en jukbeen. “Mijn vrouw is nog in Somalië. Ik mis haar.” Als Yusuf is ingeburgerd wil hij een aanvraag doen voor gezinshereniging.
Als 25 duizendste inburgeraar kreeg Yusuf onlangs bezoek van wethouder Andrée van Es, die hem een abonnement op het Parool cadeau deed. Hij volgt het nieuws een “beetje”. Zo weet hij dat op kerstavond twaalf Somaliërs werden opgepakt op verdenking van terrorisme om enkele dagen later weer te worden vrijgelaten. Yusuf voelt zich – in tegenstelling tot sommige Nederlandse Somaliërs – niet gestigmatiseerd. “Politie zei dat zij terroristen waren, maar ze deden niets. Maar ik ben niet boos. Als politie iets hoort, moeten zij kijken of het waar is. Politie moet ook werken.”