De zon komt op, een nieuwe dag breekt aan. En dat is altijd wel de dag van iets. Of iemand. De NAP-redactie kiest iedere aflevering ‘de dag van…’ uit en laat hier haar eigenzinnige licht over schijnen.
Amsterdam, 7 jan – Liefdadigheidsorganisaties hebben het anno 2011 niet makkelijk. Ze komen op voor de meest hartverscheurende zaken, maar krijgen hun multitaskende medemens van de eennentwintigste eeuw nauwelijks zo ver er daadwerkelijk om te geven. Om zich tussen alle andere wereldproblemen een plek toe te eigenen, moeten organisaties flink uitpakken. Aandacht is immers een schaars goed geworden.
Voorbijgangers op het Koningsplein en in de Kalverstraat weten de herkenbare jasjes en de map onder de arm vakkundig te ontwijken. Een Wereld Natuur Fond-lidmaatschap moet nou eenmaal inleveren aan populariteit als Het Glazen Huis de radio domineert en reclameborden om de zoveel meter een Afrikaans kind laten zien dat met grote ogen vraagt of je met één sms’je zijn leven wilt redden.
Organisaties als het Wereld Natuur Fonds slagen er pas in aandacht voor dieren te krijgen als zij iets ‘behapbaars’ en het liefst zelfs vermakelijks aanbieden. Een ‘Dag van…’ bijvoorbeeld.
9 Januari werd dit jaar door het Wereld Natuur Fonds uitgeroepen tot ‘De Dag van de Tijger’. In het Tropenmuseum schminkten afgelopen zondag WNF-medewerkers kindergezichtjes vol oranje strepen en snorharen. Met piepschuim en verf werden er tijgers in elkaar geknutseld.
Een vrolijk blond meisje van een jaar of twintig heeft een groep kinderen in een zaaltje verzameld. Ze hebben net een filmpje over de tijger gekeken. Het meisje verdeelt de ruimte denkbeeldig in twee stukken. Het ene deel staat voor ‘waar’, het andere voor ‘niet waar’.
“Delen van tijgers worden gebruikt als medicijn. Is dat waar of niet waar?” vraagt het meisje. De kinderen lopen vol spanning achter elkaar aan naar het waar-vak. Sommige kinderen blijven angstvallig staan met twee voeten in de verschillende vakken. “Heel goed”, roept het meisje opgewekt. “Het is waar”.
Voor het WNF gaat het deze dag natuurlijk niet alleen om de tijger. De organisatie maakt van dit zondagse familie-uitje handig gebruik om aandacht te vragen voor het WNF in het algemeen. In de kantine van het Tropenmuseum zijn een paar tafels tot kraampjes omgetoverd. Er liggen tijdschriften, knuffels, zonnekleppen, en inschrijfkaarten. Op de hoek van de tafel staat een collectebus.
Kinderen zijn een makkelijke doelgroep, leggen medewerkers in WNF t-shirts uit. Kinderen zijn immers vanzelf geïnteresseerd in dieren, ze zijn makkelijk te bereiken en ze maken het werk dankbaar. “Ik zie ze al op school roepen dat een tijger twaalf meter ver kan springen”, glundert één van de medewerkers.
Het lijkt inderdaad te werken, een dag vol entertainment voor de kids. Hele gezinnen scharen zich om de WNF-kraampjes heen. Bij de quiz weten de kinderen verbazingwekkend veel vragen over de tijger goed te beantwoorden. “Zijn er nog 23 Balinese tijgers over, waar of niet waar?” vraagt het blonde meisje de kinderen. “Ja, heel goed, het is niet waar! Of eigenlijk… heel jammer, want de Balinese tijger is uitgestorven. Volgende vraag.”
Het is maar een lastige taak: een serieuze zaak omzetten in iets aantrekkelijks voor het grote publiek. De liefdadigheidsorganisaties zullen ook snel weer met nieuwe trucs moeten komen. De aandacht van kinderen zal uiteindelijk toch uitputbaar blijken. En de vrije ‘dagen van’ van 2011 zijn alweer bijna op.
Laarsen onder een zomers rokje