Amsterdam, 7 jan – Minimaal 350 meter moet er tussen een school en een coffeeshop zitten, vindt het kabinet-Rutte. Vier op de vijf Amsterdamse coffeeshops moet sluiten als het kabinet zijn zin krijgt. Wat vindt de Amsterdamse wietondernemer Wernard Bruining van dat plan?
“Een lachertje.” Wietondernemer Wernard Bruining heeft weinig woorden nodig om zijn mening over het kabinetsvoornemen te formuleren. In 1973 was hij degene die de Mellow Yellow opende, de eerste coffeeshop van Amsterdam. Later, in ’85, richtte hij Positronics op, Europa’s eerste growshop. Daar verkocht hij kweekbenodigdheden als zaadjes en lampen. Nog steeds zet hij zich in om wiet algemeen geaccepteerd te krijgen.
Voor het kabinetsplan heeft hij vooral onbegrip. “Iedereen weet dat scholieren helemaal niet in een coffeeshop kunnen komen. Daar staat zowat de doodstraf op. De minimumleeftijd is 18 jaar en als een coffeeshophouder gepakt wordt krijgt hij een enorme boete en wordt de winkel maanden dichtgetimmerd. Die ondernemers zetten duizenden euro’s per week om, denk je nou echt dat die dat gaan riskeren voor de €7,50 van een scholier? Dan ben je een imbeciel!”
De effecten van de kabinetsplannen zouden volgens hem desastreus zijn. “Je kunt de effectiviteit van het cannabisbeleid zien aan de wietprijs. Die is in Nederland al heel hoog. Door 187 van de 223 coffeeshops in de stad te sluiten, druk je de wiethandel de illegaliteit in. Als het aanbod namelijk zo hard afneemt, schiet de prijs de lucht in. Dan kun je er donder op zeggen dat er veel straathandel komt. Er zijn genoeg figuren die bij zulke hoge prijzen wel wat risico willen lopen en het niet erg vinden zo hier en daar een wet te overtreden.”
Bruining heeft een simpelere oplossing: gewoon toestaan dat iedere Nederlander vijf plantjes in de tuin mag hebben staan. “Dan halveert de prijs zo. En heb je minder illegaliteit.”
Amsterdam heeft al aangegeven niet zo blij te zijn met het voornemen van het kabinet. Net als Bruining vreest de stad dat de voorgestelde afstandsregel leidt tot meer illegaliteit, overlast en gezondheidsrisico’s, zo schreef burgemeester Eberhard van der Laan in een brief aan Ivo Opstelten, minister van veiligheid en justitie. Mocht het kabinet zijn zin krijgen, lijkt het Bruining een goed idee als Amsterdam zich ongehoorzaam opstelt en het afstandscriterium niet naleeft. “Amsterdam heeft in de loop der jaren, sinds de zeventiende eeuw zelfs, een imago opgebouwd als tolerante en vrijzinnige stad. Het wietbeleid hoort daar bij. Toeristen uit de hele wereld komen er voor naar Amsterdam. Sluiting van zo’n enorme hoeveelheid coffeeshops tast dat imago aan. Dat moet je niet willen.”
Amsterdam richt zich liever op meer voorlichting aan jongeren. Dat is wel goed, meent Bruining. “Zeg die kinderen dat ze geen drugs moeten gebruiken. Zeg ze ook dat je je beter kan sufblowen dan een slag in de rondte zuipen.”
Dat cannabis de afgelopen jaren veel sterker is geworden, zoals vaak beweerd wordt, vindt hij namelijk bangmakerij. Wiet kan niet zoveel kwaad, volgens hem. Maar de overheid is bemoeizuchtig en wil de cannabisgebruiker onder controle houden, meent hij.
Daarom is de Amsterdamse wietondernemer ook faliekant tegen een andere, voorgenomen maatregel: de wietpas. Met zo’n pas zouden alleen nog Nederlandse staatsburgers wiet kunnen kopen. Met name in de grensregio’s kan zo veel overlast van wiettoeristen uit het buitenland worden voorkomen. Bruining vermoedt echter andere motieven: “Met die pas kan precies gecontroleerd worden hoeveel jij als burger blowt. Die gegevens zijn dan bekend. Dat kan dan tegen je gebruikt worden als je bijvoorbeeld tien jaar later de politiek in wil.”