Goedkoop voor het museum, fijn voor de werknemer

Amsterdam, 7 jan – De helft van de werknemers van het Verzetsmuseum bestaat uit vrijwilligers en gesubsidieerde werknemers van re-integratiebedrijven als Pantar Amsterdam. De succesvolle samenwerking biedt uitkomst voor zowel het museum als de mensen die hierdoor weer opnieuw kunnen deelnemen aan de arbeidsmarkt. “Ik heb weer werk en ben tenminste weer onder de mensen.”

Henk Stadwijk controleer geluidfragment
Henk Stadwijk controleert een geluidsfragment. Foto: Yasmina Aboutaleb

Het geluid van een polygoonjournaal galmt door de grote tentoonstellingsruimte. Oude radio’s, borstbeelden en vergeelde foto’s liggen er verlaten bij. Het is ’s ochtends vroeg, buiten is het nog donker, maar de eerste medewerkers van het Verzetsmuseum druppelen binnen. Zo ook Henk Stadwijk (62), die sinds 2006 in het museum op de Plantage Kerklaan werkt. Stadwijk, gekleed in een wijde spijkerbroek en hippe gympen, is altijd ruim voor openingstijd in het museum aanwezig om zo op zijn gemak de objecten en apparaten in de tentoonstellingszalen te controleren. “Gelukkig is het geen haastje-repje-baan, zoals ik eerst had. Het is een museum dus alle spullen zijn oud, zo hoef je ook nooit iets te vernieuwen.”

Weer onder de mensen

Henk Stadwijk is door re-integratiebedrijf Pantar Amsterdam aan zijn werk in het museum geholpen. Hij heeft een gesubsidieerde baan – de vroegere Melkertbaan of ID-baan – die betaald wordt door Pantar. En Pantar wordt op zijn beurt weer gefinancierd door de lokale- en rijksoverheid. Stadwijk kreeg ruim acht jaar geleden een hersenbloeding en is daar nooit volledig van hersteld. Hij heeft vooral last van een slecht functionerend korte termijngeheugen. Het revalidatiecentrum waar hij in 2004 terecht kwam, bracht hem in contact met Pantar. Hiervoor was Stadwijk projectmanager bij een autofabrikant. De hersenbloeding heeft een grote impact gehad op het leven van Stadwijk. “Vroeger verdiende ik heel goed, bovenmodaal, nu werk ik voor een minimumloon.” Een verhuizing naar een kleinere en goedkopere huurwoning was hierdoor onvermijdelijk. Toch is Stadwijk blij met zijn huidige baan. “Ik ben officieel in dienst van Pantar, zij zijn degenen die mij betalen en begeleiden als er problemen zijn. En door het museum heb ik tenminste weer werk en ben ik onder de mensen.”

Gemeenschapsgeld

Ook de directeur van het Verzetsmuseum, Liesbeth van der Horst, zegt blij te zijn met de werknemers van Pantar in het museum. “Het mes snijdt aan twee kanten. Mensen kunnen via Pantar weer aan de slag, maar Pantar zorgt er ook voor dat het museum mankracht heeft die het zich anders niet zou kunnen veroorloven.”

Toch heeft Van der Horst ook kritiek op Pantar. “Wij worden niet alleen verplicht twee keer per jaar evaluatiegesprekken te houden, maar moeten ook een ontwikkelingsplan te maken voor de Pantarwerknemers.” Dit ontwikkelingplan is bedoeld om mensen naar een vaste functie op hun werkplek te helpen. “Bij sommige mensen vind ik dat een zinloze exercitie, omdat bij hen vaak bij voorbaat al duidelijk is dat ze ongeschikt zijn voor een vaste functie.” Dit levert volgens de directrice veel papierwerk op en kost het museum en haar weinige werknemers veel tijd. “Het is niet altijd even zinvol besteed gemeenschapsgeld.”

Met deze kritiek is Pantar Amsterdam het niet eens. “Het is ook voor werkgevers zelf nuttig om evaluatiegesprekken te houden. Daarnaast zijn de groeiplannen echt nodig, zowel voor de werknemers als voor Pantar. Zo beschikt niet alleen het museum over deze kennis maar wij ook. Wij zouden ons werk ook liever met minder papier doen. Hoe meer formulieren een werkgever invult, hoe meer formulieren door ons verwerkt moeten worden”, aldus een woordvoerster van het re-integratiebedrijf.

Wel werknemer, geen liefhebber

Het verzetsmuseum is slechts een van de vele musea met wie Pantar Amsterdam samenwerkt om mensen onder te brengen die opnieuw moeten (leren) deelnemen aan de arbeidsmarkt. Overige musea die van Pantarmedewerkers gebruik maken zijn onder andere de Hermitage, het Stedelijk museum en het Amsterdams historisch museum. Henk Stadwijk geeft toe eigenlijk helemaal niet van musea te houden: “Ik heb niks met musea, maar er was niks anders voor mij. In de loop van de tijd ga je het museum toch wel waarderen. Je wilt toch ergens bijhoren.”