Seksualiteit is een taboe-onderwerp voor psychische patiënten en hulpverleners. Het verlangen naar seks in psychiatrische inrichtingen zorgt voor moeilijkheden. Seksuologen maken zich zorgen.
Zoenen, betasten, vrijen. Patiënten die lange tijd in een psychiatrische instelling verblijven, hebben vaak behoefte aan seks. Bij de meeste psychiatrische instellingen is elke vorm van seksueel contact echter verboden. Zo willen de instellingen hun patiënten beschermen, omdat zij psychisch en emotioneel labiel zijn, of nare ervaringen hebben met seks.
Ondanks het verbod op seks in de psychische inrichtingen gebeurt het overal, zegt seksuoloog Renske Althuisius, werkzaam voor GGZ inGeest in Hoofddorp. “Ongewenste zwangerschappen, ruilseks: het is schering en inslag bij de instellingen. Dat is ook niet verwonderlijk als iemand voor een aantal weken of maanden intern zit en bijvoorbeeld seksueel ontremd is.”
De meeste instellingen voor mensen met een psychische afwijking houden de problemen met de seksuele behoeften van hun patiënten achter gesloten deuren. “Als dergelijke berichten naar buiten komen, hang je als instelling”, zegt Athuisius.
Toch heeft elke psychiatrische instelling waar patiënten langere tijd verblijven te maken met seks op de afdelingen, vermoedt Peter van Drunen, psycholoog en seksuoloog in opleiding bij GGZ-Friesland. “Het gaat om een serieus probleem. Zo weet ik dat het gebeurde in een inrichting waar ik werkte in Rotterdam. Ook op de drie verschillende afdelingen in Leeuwarden waar ik nu werk is regelmatig sprake van seksueel contact tussen patiënten.”
Op landelijk niveau bestaan geen afspraken over hoe om te gaan met seksuele behoeften van patiënten in de geestelijke gezondheidszorg. Hulpverleners moeten improviseren als patiënten seksuele neigingen hebben, en weten zich vaak geen raad. “Iedereen erkent het probleem. Maar niemand doet er wat aan”, zegt Althuisius. “Bij psychiatrische instellingen is de situatie hopeloos.”
De afdelingen in Leeuwarden waar Van Drunen werkt, verbiedt elk seksueel contact. Het gevolg: patiënten die stiekem seks met elkaar hebben en dit niet melden aan de hulpverleners. “Een slechte zaak, want zo los je het probleem niet op”, zegt Van Drunen. “Toch houden we vast aan deze regels, omdat we te maken hebben met vrouwen die in het verleden op seksueel gebied vreselijke dingen hebben meegemaakt of mensen die door een psychische aandoening moeilijk hun grenzen kunnen bepalen.”
Als hulpverleners patiënten betrappen, stoppen zij de behandeling. Volgens Van Drunen gaat dat te ver. “We schieten door in onze voorzichtigheid. Natuurlijk hebben we een zorgplicht en ben ik niet zomaar voor seks op de afdeling. Maar maanden zonder seks is ook niet echt gezond. Het is een vreselijk moeilijk dilemma.”
Maar is het dilemma ook op te lossen? Volgens seksuologen de hulpverleners. Zij vermijden het onderwerp seks liever, blijkt uit recent onderzoek. Ze voelen zich onzeker bij het bespreken van zo’n intiem onderwerp, waar tijdens de studietijd ook weinig aandacht voor is. “Ik schaam me bijna voor het niveau”, zegt Van Drunen. “Tijdens de opleiding komt het zijdelings aan de orde. Volgens mijn stellige overtuiging ligt daar de kern van het probleem.”
Ook volgens Althuisius beginnen de problemen bij de gebrekkige kennis van hulpverleners. “Veel behandelaren zeggen: ‘We zijn niet geschoold om door te vragen.’ Bovendien hebben ze door bezuinigingen vaak weinig tijd voor de patiënten en slaan ze dit onderwerp graag over.”
Aan de Universiteit van Amsterdam, een van de twaalf Nederlandse universiteiten die de opleiding psychologie aanbiedt, is seksualiteit in de eerste vier jaar een keuzevak: een cursus van acht weken. “Postdoctoraal is er wel meer aandacht voor”, zegt klinisch psycholoog Marc Spiering van de Universiteit van Amsterdam. “Maar ik pleit er voor dat het ook tijdens andere vakken meer aan bod komt. In bijna elk vakgebied kun je de link met seksualiteit leggen, van het vak over reclame en beïnvloeding tot vakken over wat de mens beweegt.”
De problemen die ontstaan doordat hulpverleners na hun studie weinig bekend zijn met seksuele vraagstukken, beperken zich niet tot psychiatrische klinieken.
Ook in de zogeheten ambulante psychische zorg – waarbij mensen met psychische klachten vrijwillig met een therapeut bijvoorbeeld wekelijks een gesprek hebben- zijn zorgverleners vaak zorgvermijders.
Onderzoek toont aan dat ruim driekwart van de patiënten behoefte heeft aan hulp op seksueel gebied, terwijl psychiaters en psychologen er in minder dan drie op de tien gevallen naar vragen. “Als de hulpverlener er niet over begint, durven patiënten dat vaak ook niet”, zegt Althuisius. “Veel mensen generen zich er voor en houden het dan maar voor zich.”
En dat terwijl een op de vijf Nederlanders tussen de vijftien en zeventig jaar te maken heeft gehad met seksueel geweld, zo blijkt uit een grootschalige steekproef die expertisecentrum Rutger Nisso Groep vorig jaar in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport uitvoerde. Bij vrouwen ligt dat percentage het hoogst: een derde heeft te maken gehad met seksueel geweld en een op de acht vrouwen is ooit verkracht. Daarnaast geeft bijna de helft van de mensen aan niet of nauwelijks te genieten van seks. Kortom: miljoenen mensen kampen met vervelende seksuele ervaringen, bij velen van hen zou een gesprek met een hulpverlener helpen.
Het gevolg is dat patiënten de problemen opkroppen, wat kan leiden tot depressies of plotselinge (seksuele) uitspattingen. Bovendien kan seksuele frustratie de bestrijding van andere psychische aandoeningen in de weg zitten. Zo hebben medicijnen tegen psychoses vaak effect op de seksualiteit. “Uitblijven van een erectie of een orgasme en libidoverlies zijn bijwerkingen die mensen moeilijk verdragen als ze al worstelen met seksualiteit”, zegt Van Drunen. “We maken het vaak mee dat ze daardoor te vroeg stoppen met die medicatie, met als gevolg dat de psychose terugkomt.”
Tot nu toe zien de instellingen in de geestelijke gezondheidszorg geen reden voor grootschalige ingrepen. Psychiaters en psychologen krijgen weliswaar de kans om zich bij te scholen op het gebied van seksualiteit, maar regelmatig zijn er zo weinig geïnteresseerden dat de initiatieven nog voor de start gestaakt worden.
Ook de overheid ziet geen aanleiding om verbeteringen te eisen van de deskundigheid op het gebied van seksualiteit, omdat patiënten zich stil houden. Bij de Stichting Patiëntvertrouwenspersoon, waar cliënten van de geestelijke gezondheidszorg terecht kunnen voor bijstand en advies, kwamen op een totaal van ruim tienduizend klachten, dit jaar nog geen veertig binnen die te maken hadden met seksualiteit. Bij de Cliëntenbond, zijn “enkele mails over seksualiteit op afdelingen” binnengekomen. Ook dit was geen reden om de inspectiedienst in te schakelen.
“We doen pionierswerk”, zegt seksuoloog Althuisius. “Condoomapparaten op de psychiatrische afdeling, bemiddeling in sekszorg en voorlichting over medicatie die seksuele bijwerkingen heeft. Het is allemaal niet standaard en zou dat wel moeten zijn. Er moet nog veel veranderen.”