‘‘Politiemensen zijn banger voor klachten dan voor klappen’’

Politie - je beste vriend [The Police - Your b...
Image by Erwin Bolwidt (El Rabbit) via Flickr

Politieagenten wachten regelmatig af met het gebruik van geweld tegen burgers totdat ze eigenlijk al te laat zijn. Inzet van proportioneel geweld is geen optie, omdat agenten bang zijn voor intern onderzoek en vervolging.

Twee politieagenten krijgen melding van een mogelijke verkrachting. Buurtbewoners zouden luid gegil hebben gehoord vanuit een naburige woning. Eenmaal ter plaatse wacht het tweetal niet op nadere orders van de meldkamer. Direct trappen ze de voordeur van het huis in om hulp te bieden. In de slaapkamer treffen ze een echtpaar aan dat bezig is met SM.

Een tijdje later krijgen twee andere agenten een zelfde soort melding. Op advies van de meldkamer wachten ze voor het desbetreffende huis af. Nadat ze uiteindelijk niet hebben ingegrepen, blijkt dat vlak voor hun neus een verkrachting heeft plaatsgevonden.

In beide gevallen krijgen de agenten klachten om hun oren en wordt intern onderzoek gedaan naar hun handelen. De competentie van elk van de betrokkenen wordt grondig onderzocht. Het zijn twee anekdotes die de ronde doen bij politiekorpsen. Het dilemma dat er achter verscholen gaat, houdt agenten in de greep.

Veel agenten lijken terughoudend met het gebruiken van geweld. Als ze geweld hanteren om zich te verdedigen, blijkt dat de situatie vaak al te ver uit de hand is gelopen en niet meer te beheersen valt. De kans op klachten of eventuele vervolging van de agenten neemt dan flink toe. Wachten agenten om de hoek af tot een geweldincident tussen burgers is afgelopen of laten ze zich in elkaar slaan, dan gaat dit ten koste van hun geloofwaardigheid. Kan de politie het tegenwoordig überhaupt nog goed doen? Of is een olifantenhuid het enige wapen dat agenten voorhanden hebben bij het ingrijpen tussen burgers?

Klaagcultuur
“Politiemensen zijn banger voor klachten dan voor klappen”, zegt voorzitter Gerrit van der Kamp van de Algemene Christelijke politievakbond (ACP), met 25.000 leden de grootste politievakbond van Nederland. Van der Kamp krijgt van vakbondsleden steeds vaker te horen dat ze zich geremd voelen in hun werk en scherpe escalaties met burgers liever uit de weg gaan, uit angst dat er een klacht tegen hen wordt ingediend.

Van der Kamp was tussen begin jaren tachtig en half jaren negentig zelf politieagent. Hij nam onruststokers op straat wel eens mee naar het politiebureau om af te koelen. Hoewel dit officieel onder ‘vrijheidsbeneming’ valt, gaven onruststokers na afloop nooit een krimp. Het indienen van klachten over agenten bij de politie was, volgens hem, nauwelijks aan de orde. Tegenwoordig is dat wel anders, stelt de vakbondbestuurder. “Als het gaat om preventief geweld door politiemensen, is er weinig bescherming vanuit de wet of van leidinggevenden en de overkoepelde organisatie. Nu laten agenten burgers het zelf uitvechten. Vervolgens kunnen ze het bloed van de muur vegen en de schade opnemen.”

Steeds vaker levert geweldgebruik door agenten aangiften en klachtenprocedures op, aldus Van der Kamp. Hij spreekt dan ook van ‘een toenemende klaagcultuur’. Lang niet alle klachten beschouwt hij als gegrond, maar ze worden wel allemaal behandeld. Bij de politie bestaan er twee klachttrajecten. Enerzijds is er directe bemiddeling tussen klagende burgers en agenten. Anderzijds is er een externe klachtenadviescommissie, bestaande uit onafhankelijke buitenstaanders, die een klacht onderzoeken en de korpsbeheerder adviseren over de afhandeling.

“Er wordt te pas en te onpas een vergrootglas op politieoptredens gelegd”, zegt de ACP-voorman. “Bij politieagenten heerst voortdurend het gevoel dat ze in de beklaagdenbank zitten. Regelmatig komen de klachten van notoire klieren die agenten willen dwarsbomen of de politieorganisatie willen pesten.”

Zwaard van Damocles
Toch ziet Jaap Timmer, hoofddocent politiestudies aan de Vrije Universiteit Amsterdam en gespecialiseerd op het gebied van politiegeweld, dat  er op basis van statistische gegevens geen sprake is van een nadrukkelijke klaagcultuur. “Bij de klachtenadviescommissies en bij de Nationale ombudsman neemt het aantal klachten over politie en politiegeweld al jaren niet extra meer toe. Over het algemeen stijgt het risico dat agenten hebben om na geweldgebruik voor de rechter te moeten verschijnen dan ook niet of nauwelijks.” 

Wel bevestigt hij het bestaan van terughoudendheid bij politiemensen. Timmer weet van een aantal agenten dat ze op weg naar een geweldsdelict gas terugnemen als versterking nog onderweg blijkt zijn. Want ze willen niet per se als eerste arriveren. “Ze associëren het trekken van hun wapenstokken met het invullen van klachtenformulieren”, aldus de Timmer. Dat komt mede omdat het aantal klachten van schietincidenten en celdoden, een zeer klein percentage van de geweldsincidenten, wel toeneemt.

Steeds vaker maken slachtoffers en nabestaanden na schietincidenten door de politie gebruik van een procedure om beklag te doen tegen niet-vervolging door de Officier van Justitie. Bij gebruik van deze mogelijkheid – artikel 12 van het wetboek van Strafvordering – toetst het gerechtshof of vervolging van de agent haalbaar en ‘opportuun’ is. Als aan beide criteria wordt voldaan, kan het hof het Openbaar Ministerie opdracht geven alsnog tot vervolging over te gaan. Terwijl agenten na schietincidenten bijna nooit direct vervolgd worden, gebeurt dit dankzij deze burgerclaims nu vaker dan ooit tevoren.

Uniform nederlandse politie
Image via Wikipedia

Zoals Timmer in de Volkskrant van 5 oktober van dit jaar zegt: “Tussen 1978 en 1995 waren er ongeveer 300 schietincidenten met letsel door politiekogels. Dat leidde in totaal tot vijf artikel 12-procedures. Tussen 1996 en 2000 ging het al om zeker tien procedures op 82 gevallen.” De mondiger geworden burgers lijken in deze gevallen makkelijker de stap naar de rechtbank te maken dan vroeger. Dezelfde ontwikkeling doet zich voor als het gaat om (politie)celdoden.  

De strafprocedures leveren uiteindelijk echter nooit straffen op. Bovendien gaat het om zulke kleine aantallen dat Timmer niet vindt dat je op basis hiervan van een duidelijke toenemende klaagcultuur kan spreken. Hij schat dat er in 2009 ongeveer 1500 agenten gewond zijn geraakt door burgergeweld. In hetzelfde jaar zijn drie burgers omgekomen – en vijfentwintig burgers gewond geraakt – door politiekogels.

“Het beeld leeft dat je slechts naar je wapen hoeft te kijken om in de rechtbank te belanden”, aldus Timmer. “Dat is niet zo. Maar dat dit in de hoofden van agenten leeft, is voor te stellen. Die strafprocedures zorgen voor dreiging en indrukwekkende ervaringen.” Ook Van der Kamp bevestigt dit. “Achter de strafprocessen gaat een menselijk drama schuil dat jaren als het zwaard van Damocles boven je hoofd hangt.”

Bedreiging,mishandeling en belediging
Uit onderzoek van de Vrije Universiteit komt naar voren dat geweld tegen politieagenten de laatste tien jaar is verdrievoudigd en dat de ernst van dit geweld enkel toeneemt. Zo sloeg een Groninger in januari een agent met een mestvork in elkaar. Hij werd veroordeeld tot een taakstraf van tweehonderd uur, waarvan de helft voorwaardelijk. “Het valt me niet tegen”, was zijn reactie, aangezien de officier van justitie een straf van dertig maanden onvoorwaardelijke cel had geëist. Direct na de uitspraak overwoog de man om in hoger beroep te gaan.

In februari sloeg een man met zijn vuist op het oog van een agent. Dit nadat de dader een jonge vrouw bedreigde en de agent tussenbeide probeerde te komen. De rechtbank veroordeelde de man uiteindelijk tot het betalen van een schadevergoeding van vijftig euro aan de agent in kwestie. De uitspraak werd in verschillende media breed uitgemeten en op diverse discussiefora besproken.

Oud-hoofdcommissaris van de Amsterdamse politie, Joop van Riessen, meldt op 16 oktober in NRC Handelsblad wat betreft de beeldvorming over burgergeweld in Nederland: “Het is absoluut veel veiliger geworden de afgelopen jaren. Alleen, in deze mediacratie brengen we de incidenten zo in beeld dat we het gevoel overhouden dat het toch onveiliger wordt.”

Deze beeldvorming heeft ook zijn uitwerking op politieagenten, zo blijkt uit onderzoek van de Vrije Universiteit. 15 procent van de ruim 2000 ondervraagde agenten bleek zich wel eens ziek te melden na een geweldincident. 16 procent gaf aan minder plezier te hebben in het werk door wat ze hebben meegemaakt. Bovendien blijkt uit een rapport van de Arbeidsinspectie in april van dit jaar dat 94% van ruim tweehonderd geïnterviewde agenten weleens te maken heeft met geweld, bestaande uit bedreiging, mishandeling en belediging.

Beroepsrisico
De Arbeidsinspectie onderzocht ook hoe dertien van de 25 Nederlandse politiekorpsen omgaan met veiligheidsnormen. Volgens de inspectie neemt slechts één korps voldoende veiligheidsmaatregelen. Ruim de helft van de medewerkers gaf aan weinig voorlichting te krijgen over agressie en geweld en niet op de hoogte te zijn van het beleid met betrekking tot contact met burgers. Er kwam in dit rapport naar voren dat het niet altijd mogelijk is om tijdens bedreigende situaties om assistentie te vragen. Ook verklaarden leidinggevenden niet aan veiligheidseisen te kunnen voldoen door onder andere een gebrek aan financiële middelen en aan personeel.

Dat deze constateringen voor onzekerheid bij agenten zorgt, bevestigt ieder die met deze vraag te maken krijgt. De vraag is hoe de situatie te veranderen is. Want voor veel politiemensen bestaat van huis uit een drempel om intern melding te doen van het geweld waar ze mee te maken krijgen. Ze beschouwen geweld en agressie als beroepsrisico. Linda Huisman, medewerker Geweld Tegen Politie Ambtenaren (GTPA) van de politieregio Kennemerland, ziet dit ook. “Veel collega’s hebben een dikke huid en kunnen een hoop incasseren. Ze maken niet van elk wissewasje melding.” Toch merkt ze binnen haar korps dat collega’s de laatste jaren steeds meer aangeven dat ze met geweld te maken hebben gehad.

Dat komt volgens Huisman mede door overheidsinitiatieven zoals het ‘Programma Veilige Publieke Taak’. Dit initiatief van het ministerie van Binnenlandse Zaken uit 2006 richt zich op ‘de aanpak van agressie en geweld tegen werknemers met publieke taken’. Jan Smit, landelijk projectleider geweld tegen politieambtenaren, stimuleert politieagenten – vanuit het programma Veilige Publieke Taak – om blootstelling aan geweld te melden en altijd aangifte te doen van strafbare feiten. “Op die manier kan geregistreerd worden wat er werkelijk speelt op straat. Dan pas kunnen de arbeidsomstandigheden van agenten veiliger gemaakt worden. Daarnaast wordt er steeds meer ingezet op lik-op-stuk-beleid tegen geweldplegers.”

Zwaardere straffen
Het nieuwe kabinet sluit zich hier bij aan. Ze wil zwaardere straffen invoeren voor geweld tegen publieke gezagsdragers, zoals politie-, brandweer- en ambulancepersoneel. Oud-hoofdcommissaris Van Riessen als reactie op dit initiatief in NRC Handelsblad: ‘‘Dat helpt niet. Zeker niet als de geweldplegers bezopen zijn, of drugs hebben gebruikt. Misschien zouden we moeten zeggen: vechten met de politie levert altijd zitten op. Wie wordt aangehouden blijft in hechtenis totdat hij voor de rechter staat.’’ 

Volgens Timmer zijn de straffen in verband met geweld tegen agenten en andere hulpverleners de laatste tien á twintig jaar al strenger geworden. Het geweld tegen deze groep is echter alleen maar heviger geworden. “Het strafrecht heeft dus heel weinig preventieve werking”, concludeert Timmer. Ook Van der Kamp vraagt zich af of zwaardere straffen de oplossing is. ‘Incidentenpolitiek’ noemt hij het. Hij ziet liever dat agenten toestemming krijgen om preventief geweld te gebruiken ter verdediging en preventie van geweld in plaats van hard optreden achteraf.

Ook Smit constateert dat er in ieder geval op het gebied van preventief gedrag nog veel te halen, valt. Net als Timmer en Van der Kamp, weet hij uit eigen ervaring dat agenten soms afwachtend zijn als ze als eerste aankomen bij een geweldsdelict. Als ze dat bewust vanuit een veiligheidbesef doen, vindt Smit dat lovenswaardig. Maar hij denkt dat het afwachtende gedrag niet alleen gebaseerd is op dat besef, maar ook op angst. Daarom pleit hij er voor dat agenten zich meer bewust worden van hun eigen ‘professionele veiligheid’. Ze moeten aan de meldkamer vragen gaan stellen over de situatie die ze kunnen aantreffen, om daarop te kunnen anticiperen. Nu rijden agenten vaak zonder inschatting van de omstandigheden ergens op af. Smit: ‘‘Als mensen van de ME te maken kunnen krijgen met gooiers van Molentov cocktails, dan trekken ze brandwerende vesten aan. Waarom zouden agenten zich ook niet goed voorbereiden?’’