Joost Conijn maakte vervoersmiddelen waarmee hij naar Oost Europa, India en kortgeleden ook door Afrika reisde. De kunstenaar is niet alleen op zoek naar het avontuur. Hij wil weten wat mensen echt bezighoudt.
“Ik was al een keer met de fiets geweest, toen met de auto. Dus nu dacht ik, dan ga ik met het vliegtuig.” Alsof het de normaalste zaak van de wereld is, zo vertelt kunstenaar Joost Conijn (1971) in Pauw en Witteman over zijn reis door Afrika. In een zelfgebouwd vliegtuigje van aluminium, hout en zeildoek vloog hij in vier maanden van Flevoland naar Kenia. In NRC Handelsblad schreef hij stukken over zijn reis. Twee weken geleden kwam hij terug in Nederland.
Met zijn zelfgebouwde OK-NUL 43 – driehonderd kilo, met een vliegsnelheid van 130 kilometer per uur en benzine voor vijf uur vliegen – vloog hij onder andere over Marokko, Mali, Niger, Tsjaad, de Centraal-Afrikaanse Republiek en Soedan. Conijn landde tussen Boeings, op afgelegen vliegvelden en bij een Oegandees legerkamp in het oerwoud van Zuid-Soedan. In Oeganda bracht hij een nacht in de cel door, aangehouden op verdenking van illegaal het land binnengaan. De autoriteiten wisten niet wat ze met het lichtgewicht vliegtuig aanmoesten, maar lieten hem uiteindelijk zijn reis vervolgen.
“Wat wilde je eigenlijk?” vraagt tafelgenoot en publicist Paul Scheffer. De ogen van Conijn vernauwen zich licht, zijn blonde haar zit nonchalant. Zijn mond krult een beetje, alsof hij moet lachen. “Ik wilde een reis maken.” De andere gasten lachen. “Dat wil ik ook wel eens. Dan ga ik naar Schiphol en check ik in”, reageert Scheffer. Conijn: “Dat zijn zo de gebaande paden. Ik wilde de achterkant zien. Niet als toerist gaan.” “Als kunstenaar?”, vraagt Scheffer. “Gewoon als mezelf”, zegt Conijn.
Brandend huis
Een maker, met durf en doorzettingsvermogen, zo typeren vrienden en kennissen Conijn. De kunstenaar die bekend staat om zijn zelfgemaakte voertuigen waarmee hij op reis gaat, legt deze reizen en de ontmoetingen onderweg vast op video en in tekst.
“Joost zijn werk kenmerkt zich door drie dingen: snelheid, zelf maken en ontmoetingen met mensen”, zegt Jos Houweling, voormalig directeur van het Sandberg Instituut waar Conijn studeerde. “Dat is een bijzondere combinatie. Meestal heb je makers óf sociaal geïnteresseerden. Door te reizen met bijzondere voertuigen, communiceert hij anders met de mensen die hij ontmoet.”
Zo maakte hij een auto die op hout rijdt en reisde daarmee door Oost-Europa, tot in Tsjernobyl. Houweling: “Als hij bij een moeilijke grensovergang kwam, eindigde het ermee dat de grenswachters hem vertelden waar je het beste hout kan vinden, in plaats van hem te stoppen.”
De eerste video die Houweling zich van Conijn herinnert noemt hij typerend voor de blik van Conijn. “Hij loopt op een brandend huis af met de camera, en raakt in een levendig gesprek met jongetjes van een jaar of acht. Ze vertellen over wat er gebeurd is. Op de achtergrond ontwikkelt de brand zich verder, een brandweerauto komt aanrijden. Maar hij volgt de mensen, niet de brand.”
lastige leerling
Een avonturier zoals de held uit een jongensboek, zo wordt Conijn vaak genoemd. Maar het gaat hem niet om het avontuur, zegt Wil Buitenhuis, moeder van Conijn. Tenminste, niet alleen. “Hij bouwt niet alleen een vliegtuig en gaat er mee vliegen. Hij reist er mee naar Afrika om de achterkant van de samenleving te zien. Dat is eigenlijk zijn interesse, om te zien wat er op de wereld aan de hand is, en dicht bij de mensen te komen. En dat vervolgens vast te leggen.”
Conijn werd geboren in Amsterdam en bracht zijn middelbare schooltijd door in Brabant. Techniek kreeg hij niet van huis uit mee – zijn ouders zijn beide psycholoog – maar op school lagen de exacte vakken hem goed. “Hij was een ondernemende jongen, en nieuwsgierig naar de wereld, maar welk kind is dat niet,” zegt Buitenhuis. In zijn vrije tijd leerde hij zichzelf lassen bij een bedrijfje in de buurt, en bouwde hij een ligfiets. Na zijn middelbare school fietste hij ermee naar India.
Op de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam leerde Jos Houweling hem kennen als “een lastige leerling”. “Je kon hem niet zomaar een opdracht geven, maar moest met een goed verhaal komen.” Na drie jaar op het Rietveld vervolgde Conijn zijn studie aan het Sandberg Instituut, de masteropleiding van het Rietveld. Hier was meer vrijheid om je eigen programma te volgen. “Op het Rietveld besteedde hij veel energie aan het zich afzetten tegen het systeem. Terwijl hij gewoon met zijn eigen plannen bezig moest zijn, want die waren goed,” zegt Houweling.
CV Joost Conijn
Geboren in 1971, Amsterdam
’92- ’95 Gerrit Rietveld Academie
’95- ’97 Sandberg Instituut
’97 Film C’est un hek (Nederland/ Marokko)
’00 Film Vliegtuig, over een vlucht met een zelfgebouwd vliegtuig in Marokko
’00 Winnaar Charlotte Köhlerprijs voor beeldende kunst
’02 film Hout Auto, over een reis door Oost-Europa met een houten auto die op hout rijdt
’04 Film Siddieqa, Firdaus, Abdallah, Soelayman, Moestafa, Hawwa en Dzoel-kifl, over zes kinderen die wonen op een gekraakt haventerrein in Amsterdam
’05 Winnaar Cobra Kunstprijs, en genomineerd voor de Prix the Rome
’07 Film Olland, uitgezonden bij de Humanistische Omroep, opgenomen in Marokko
De films over zijn reizen en vervoersmiddelen waren onder andere te zien in:
Boymans van Beuningen (Rotterdam), La Biennale (Venetië), De Hallen (Haarlem), Museum of Modern Art (Chicago), Museum d’Art Modern (Parijs)
Een autonoom en oorspronkelijk persoon, dat is Conijn. Of, in de woorden van kunstenaar en geestverwant John Körmeling “een vreemde snuiter”. Hij leerde Conijn kennen op een tentoonstelling van hemzelf, in de jaren negentig. “Joost kwam aan op een zelfgebouwde motor. Vonden we leuk, een eigenwijs type. We hebben hem gevraagd een rondje door de tentoonstelling te rijden.”
Op de bonnefooi
“Ik ken maar weinig mensen die zo wezenlijk anders zijn,” zegt schrijver Peter Müller, beter bekend onder zijn pseudoniem A.L. Snijders, die bevriend is met Conijn en ook verhalen over hem schrijft. “Dat realiseerde ik me goed toen ik mijn zoon, ook student op het Rietveld, en Joost ging uitzwaaien op Schiphol voor een studiereis naar Zuid-Afrika. Joost liet op zich wachten. Net toen iedereen een beetje zenuwachtig begon te worden vanwege het inchecken kwam hij aanlopen. Hij zag eruit alsof hij even uit zijn atelier ging om naar de bakker te lopen en had bijna niets bij zich. Wat bleek, hij was zojuist op de fiets gekomen, die hij moeilijk kwijt kon.”
Gijs Müller, de zoon Snijders en al vijftien jaar bevriend met Conijn, vindt het voorbeeld typerend. “Joost houdt er zijn eigen infrastructuur en schema op na. Hij wil het allemaal zelf doen, en heeft niet veel op met de systematiek van de maatschappij.”
Niet voor niets zijn de plekken waar hij woont altijd vrijplaatsen, zegt ook kunstenaar en vriend Rogier Walrecht. “Joost stoort zich nogal aan regels. Hij wordt best vaak aangehouden door de politie, als ik met hem op reis ben. Omdat de auto verkeerd geparkeerd staat, of omdat er geen achterbank in de auto zit, alleen een matrasje. Maar hij praat zich er altijd uit. Doet alsof het de gewoonste zaak van de wereld is dat dat moet kunnen. En dat vindt hij ook.”
Conijn fietste in 2006 een maand met Walrecht en nog een vriend door het Rif en Atlasgebergte in Marokko. Daar maakte hij op verzoek van de Humanistische Omroep een film over Nederland, door de twee Nederlandse mannen te volgen in een andere cultuur. Ze reisden op de bonnefooi. “Joost wil zich niet laten leiden door angst. Als mensen waarschuwden om ’s avonds niet ergens te gaan fietsen, of niet over bepaalde paden in het gebergte te gaan zei Joost: die mensen zeggen wel veel, maar meestal klopt het helemaal niet.”
Dit brengt hem in situaties waar de meeste mensen nooit in zouden komen, zegt Walrecht. “Zo kwamen we een keer na een hele dag fietsen bij een klein dorpje aan, op zoek naar een slaapplaats. Een politieman bracht ons naar het gemeentehuis, daar konden we slapen. We kregen de sleutel, en of we dan wel ’s ochtends het gemeentehuis open wilde doen. Later kwam er nog een agent aan met een gitaar, die een slaapliedje zong.”
Insparatie voor anderen
Conijn geeft “kritisch weerwerk op de postindustriële kant-en-klaarmaatschappij,” schrijft het Financieel Dagblad als hij in 2005 de Cobra Kunstprijs wint, een prijs voor kunstenaars die vernieuwen en experimenteren. Volgens het juryrapport sluit Conijn aan bij de ideologie van de Cobra-groep, “die zich ook liet leiden door idealen over maatschappelijke ongebondenheid en het gebruik van alternatieve beeldmiddelen om een gedachtegoed uiteen te zetten.” Maar Conijn gaat het er niet om een boodschap uit te dragen, denkt Körmeling. “Dat zal hem een zorg wezen. Hij is nieuwsgierig, en geniet gewoon van wat hij doet. Een optimale levensgenieter, dat is het woord.”
Toch lijkt het deze tegendraadse vrijheid te zijn die ervoor zorgt dat zijn kunst aanspreekt. “Omdat hij dingen doet die anderen niet durven, spreekt hij tot de verbeelding,” zegt Walrecht. “Wij zijn blij met ons pensioen en een garagehouder waar je je auto heen kunt brengen. Maar ergens blijft knagen dat je ook in een houtauto naar de Oekraïne kan rijden,” zegt Snijders. “Hij zegt niet alleen dat je kunt doen wat je wilt, maar laat dat ook zien. Dat is de inspiratie die hij bij andere mensen opwekt.” Gijs Müller: “Joost bewijst de haalbaarheid van de droom.”