Met zijn fotoserie over Turkije speelt de Nederlands Turkse fotograaf Ahmet Polat met clichés. Tegelijkertijd dreigt ook hij in een hokje gestopt te worden. “In Nederland was geen plek voor mij.”
“Iemand die mijn foto’s onlangs zag, merkte op: ‘Goh, het lijkt alsof al jouw werk tijdens een feestje is genomen.’ Maar in Turkije ontmoet iedereen elkaar elke avond, altijd. Zo is die samenleving. Je bent nooit alleen, je bent altijd met elkaar. Dus het is altijd alsof er een feestje is.”
Intiem moest het zijn en dicht op de huid. De serie foto’s die de Nederlands Turkse fotograaf Ahmet Polat (1978), een grote vent met donkere krullen, de afgelopen jaren in Turkije maakte. Vooral niet het Turkije dat in de media voorbij komt. “Die hebben het over uithuwelijken, hoofddoekjes, de toetreding tot de Europese Unie, de Armeense kwestie en meer van die clichés. Ik heb altijd het gevoel gehad dat zulke beelden niet over het echte Turkije gaan.
Tegelijkertijd worstelde ook ik als tweede generatie Turk in Nederland met de vooroordelen. Er is maar heel weinig representatieve informatie beschikbaar. En áls Nederlandse Turken in Turkije zijn, dan is het maar voor een paar weken. Ze gaan naar Istanbul, vliegen gelijk door naar het dorp van hun ouders, nemen een keer een vakantietripje naar Bodrum of Antalya en that’s it. Je merkt dat een hele generatie jongeren in Europa opgroeit zonder dat ze echt weten hoe het in Turkije is.”
Desondanks heeft Polat wel van jongs af aan het gevoel dat hij zich voor zijn Turkse achtergrond moet verantwoorden. “Ik kreeg altijd dezelfde vragen: ‘Ben je moslim? Hoe sta je daar en daar tegenover? Wat vind je van de toetreding tot Europa?’ Want dat is nu eenmaal jouw identiteit en dáár mag je over praten. Terwijl ik veel breder geïnteresseerd ben en over heel veel dingen kan meekletsen. Maar daar wordt je niet voor gevraagd.”
CV Ahmet Polat
1978 geboren Roosendaal
2000 afgestudeerd aan kunstacademie Sint Joost in Breda
2005 docent Bilgi universiteit Istanbul
2006 wint I.C.P. Infinity award New York
2007 solo, Istanbul Museum of Modern Art
2008 expositie Neither here nor there, Breda Photo
2010 expositie Kemal’s Dream , Foam 15 oktober t/m 8 december
Het werk van Polat verscheen onder andere in de Franse en Turkse Vogue, Rolling Stone New York Times, Volkskrant en Vice magazine.
Het is hem vaak overkomen: ‘O jeeh, we moeten iets doen met integratie. Wie zullen we vragen? Laten we hém nemen, want hij is een succesvol fotograaf en hij heeft ook nog een Turkse vader en een Nederlandse moeder. Geweldig!’
Polat ervoer het als belemmerend dat hij alleen werd ingezet vanwege zijn Turkse achtergrond. “Er was verder geen plek voor mij.” Dat kwam niet alleen door de bredere maatschappelijke discussie, maar bleek in het één op één contact. “Ja, er is racisme in Nederland, en ja, er wordt gediscrimineerd. Ik geloof toch ook dat Nederland de Apartheid heeft uitgevonden?” Polat zegt het met een lach, maar in 2005 had hij er genoeg van en vertrok naar Turkije.
Doordat de fotograaf lange tijd in Turkije woonde, kreeg hij de gelegenheid het land van een andere kant te belichten. “Ik wilde Turkije van binnenuit laten zien, iets maken waar de gewone media niet bij kunnen. Ik heb vijf jaar over dit werk gedaan maar ik heb natuurlijk al sinds mijn jeugd in dit land geïnvesteerd. Mijn netwerk gaat veel verder en mijn inzichten zijn veel dieper dan die van iemand die er maar een week of twee komt en denkt: ‘Wat een leuke mensen heb ik allemaal ontmoet, wat zijn ze aardig en ik kreeg overal appelthee.’”
“Laat ik het zo zeggen. Als jij naar het buitenland gaat, is het eerste wat opvalt datgene wat we niet kennen. Het andere kennen we al, dus dat is niet interessant. Wij zien meteen: ‘Heee een moskee! Wooow ze eten allemaal op straat! En wouw, moet je die kamelen zien!’ Staat daar toevallig net de enige kameel in heel Turkije. Maar dat zijn nu eenmaal de dingen die men opmerkt. Dat is niet erg, dat overkomt ons allemaal. Maar het duurt wel even voordat je voorbij je eigen clichés bent.”
“Ik deel een relatie met de mensen die ik fotografeer. Vaak zijn het vrienden en kennissen, soms is de relatie kortstondig. Maar ik ben altijd betrokken bij wat ik fotografeer. Ik maak er deel van uit. Bijvoorbeeld als gast aan een tafel van wie er één Raki inschenkt. De sterke nationale drank.” Want ook het beeld van een alcoholvrij Turkije, blijkt niet te kloppen. “Er is een Turks gezegde: We zouden goede moslims zijn als we die alcohol los konden laten.”
Toch probeert Polat de clichés in zijn werk niet te vermijden. Hij speelt er juist mee. “Ik was bijvoorbeeld in Izmir aan de westkust. Er was een concert op een plein met een aantal toeschouwers. Ik draai me om en ik zie daar een man met een tatoeage op zijn arm van oud-president Atatürk. Dat is op dit moment heel erg hip. Ik vroeg of ik daar een foto van mocht maken. De man zegt: ‘Weet je wat, doe maar niet deze, maar neem deze.’ En hij trekt de boord van zijn shirt omlaag en laat een tatoeage op zijn borst zien. Het blijkt een heel portret van Atatürk, op de plek van zijn hart. Dus ik maak die foto terwijl hij daar heel nonchalant staat, zijn tongetje net iets uitgestoken. Ondanks zijn wat ruige kop, is het allemaal heel sympathiek in het moment. En toch is het beeld ook heel cliché, bijna kitscherig: de nationalist met de tatoe op zijn hart.”
Ook bevat Polat’s tentoonstelling een foto van twee meiden die in de zee zitten, in kleine bikini’s met een sigaretje en een mobieltje in hun hand. “Ik moet ontzettend lachen om die dames. Wie gaat er nou met een peukje in de zee? Vrouwen zijn heel aanwezig in de maatschappij, maar op een heel andere manier. Vaak nog veel dominanter dan wij dat van buitenaf zouden zien.”
Polat ziet zijn tentoonstelling als een geheel, omdat in de Turkse maatschappij een Koerdisch gezin gewoon naast een Turks gezin woont. Wel en niet religieus, arm en rijk, het is allemaal verweven met elkaar. Het is niet zwart wit. Vol contrasten. “Je hebt meisjes op skateboards, naast meisjes met hoofddoekjes die op een trap een ijsje eten. Het zijn niet alleen de extremen die ik fotografeer, maar ook juist de alledaagse dingen.”
“Ik bied met dit werk de mogelijkheid om tot een ander inzicht te komen dan dat er nu is. Maar ik ga je niet precies vertellen hoe het is. Ik maak geen films, ik houd je niet bij de hand vast en zeg dit is a, dit is b en dit is c. Je moet de tentoonstelling ervaren. Je kunt er doorheen wandelen en je kunt zelf het tempo bepalen. Het is mijn bedoeling om door middel van beeld en vooral de leegte tussen de tussen de beelden in de fantasie van de kijker te triggeren. Daarmee creëer je betrokkenheid bij het verhaal en dat is wat ik met mijn werk probeer te doen.”
Dat zijn expositie in museum Foam komt te hangen, is voor de fotograaf een heel belangrijk. “Daar wordt puur gekeken naar de kwaliteit van het werk. Het was totaal anders geweest wanneer het Wereldmuseum had gezegd: ‘Zeg, met jou kunnen we iets moois maken.’”