Voor het Amsterdams theatergezelschap De Theatercompagnie viel in 2008 het doek, toen de subsidie werd stopgezet. Artistiek leider Boermans is sindsdien verwikkeld in een juridische strijd. “Zonder subsidies is het godsonmogelijk te doen wat ik doe. “
De vraag wat hij gaat doen als zijn theatergezelschap definitief geen subsidie krijgt, vindt hij vervelend, zoveel is duidelijk. Hij zucht en trommelt wat met zijn vingers. Dan, grappend: “Geen idee, heb jij misschien nog tips voor me? Ik denk nog even niet na over de mogelijkheid dat we niet door kunnen. Ik wil gewoon werken, theater maken.”
Theu Boermans (60) is sinds 1988 artistiek leider van het Amsterdamse theatergezelschap De Theatercompagnie. Sinds begin vorig jaar is zijn gezelschap verwikkeld in een juridische strijd over subsidie. In 2008 vroeg De Theatercompagnie een subsidie van ongeveer 3 miljoen aan voor een periode van vier jaar bij het Fonds voor de Podiumkunsten+, dat ongeveer 60 miljoen euro per jaar aan overheidssubsidies te verdelen heeft. Maar het fonds besloot vorig jaar het doek voor De Theatercompagnie te laten vallen. Zonder subsidie moest Boermans zijn acteurs en alle andere werknemers ontslaan. Hun theater aan de Kloveniersburgwal werd verkocht aan een investeerder.
Boermans voornaamste klacht tegen het subsidiebesluit is dat het fonds zich heeft gebaseerd op een adviescommissie die in ieder geval de schijn had van belangenverstrengeling. “Een commissie van zeven man uit de toneel- en theaterwereld adviseert het fonds over toekenning van de subsidies. Dit systeem waarin zogeheten peers elkaar beoordelen bestaat zo’n twintig jaar. Voorheen werden de subsidies beoordeeld door ambtenaren die geen verstand hadden van de toneelwereld. Die ambtenaren keken alleen maar naar cijfertjes, en vergaten de artistieke inhoud. Toen het systeem werd aangepast, zijn strenge regels opgesteld om misbruik te voorkomen. Het is natuurlijk niet de bedoeling dat advies wordt uitgebracht door gezelschappen die een direct belang hebben bij de subsidieverdeling. De toneelwereld is niet zo groot: er zijn gewoon te veel muizen, in een te kleine kooi met te weinig voedsel.”
Afgelopen oktober gaf de bestuursrechter in Amsterdam Boermans gelijk. De rechter vernietigde het besluit op grond van het feit dat een lid van de commissie een eigen belang had bij de subsidieverdeling van het fonds, de directeur van een ander theatergezelschap. Dit gezelschap dong mee naar dezelfde subsidie. Het fonds ging in hoger beroep bij de Raad van State. Het fonds stelt onder meer dat door deze uitspraak het hele systeem van peerreview op losse schroeven komt te staan.
Boermans gaat rechtop zitten. “Dat lijkt me overdreven. Het is natuurlijk een klein wereldje, maar dat wil niet zeggen dat je geen onafhankelijke experts kan vinden. Als theatergezelschap kan je subsidie aanvragen bij verschillende potjes. Zo kunnen grote theatergezelschappen subsidie aanvragen bij de zogeheten basisstructuur voor de grote gezelschappen. Kleinere gezelschappen halen hun subsidie uit een andere pot, die van het Fonds voor de Podiumkunsten+. In principe kan degene die subsidie heeft aangevraagd in de basisstructuur over het fonds oordelen en omgekeerd. Er werken ontzettend veel mensen in de basisstructuur die geen enkele betrokkenheid hebben bij gezelschappen die een beroep doen op het fonds.”
Boermans grinnikt om de constatering dat het wel een enorm gezeik is met die subsidies. “Ach, zonder subsidies is het godsonmogelijk om te doen wat ik doe. Mijn gezelschap speelt voornamelijk een klassiek repertoire. Maar het publiek dat nog naar Schillers, Goethes en Shakespeare gaat is afgenomen. Zeker in de provincie. Als je een Hamlet doet, dan moet je die minstens tweehonderd keer spelen om uit de kosten te komen. Maar als je hem veertig keer gespeeld heb, dan ben je overal geweest in Nederland.” Boermans haalt zijn schouders op. “Het idee dat toneelkunst bij de algemene ontwikkeling van het volk hoort dateert al uit de 18de eeuw. In de klassieke toneelkunst worden thema’s aangesneden die nu actueel zijn, zoals democratie en vrijheid. Je weet toch niet waar je heen gaat, als je vandaan komt?”
Verbaasde ogen. Elitair? Boermans kauwt even op het idee dat dit soort ‘educatie van het volk’ alleen werkt als niet steeds hetzelfde hoogopgeleide publiek het theater bezoekt. “Dat klopt. Maar is niets mis met elitair. Of het elitaire publiek draagkrachtig genoeg is om zonder subsidie te kunnen stellen, ja, dat is een hele andere discussie. Bovendien, de wereld zou ook gewoon een stuk minder interessant zijn zonder toneel en theater. Vergelijk het hiermee: vroeger had elke koning een hofnar. De hofnar werd betaald om de koning de achterkant van zijn gelijk te laten zien. Als de koning hem niet meer zou betalen dan zou de hofnar de koning naar de mond gaan praten om maar in de smaak te vallen. De nar zou dan niet meer vrij zijn om kritiek te leveren. Zo is het ook met kunst. Kunst moet vraagtekens zetten, en in ruil daarvoor wil ik alleen maar eten en onderdak.”