De één wacht smachtend op een elfstedentocht, de ander vervloekt de winter en droomt van tropische oorden. Een serie columns over de winter.
Nieuwjaarsdag wordt in het algemeen beschouwd als een feestdag. Toch maakt het eerste ontwaken in het nieuwe jaar mij nooit bijzonder vrolijk. Dat komt doordat er, hoewel er een nieuw jaar begonnen is, vooral veel dingen zijn afgelopen. Dat begint al bij de aanblik van de woonkamer: het feestje van vannacht is afgelopen. Half afgespeelde spelletjes, lege wijnglazen en een schrale lucht van sigaretten en bier maken dat pijnlijk duidelijk.
Maar ook de hele feestmaand is voorbij. De kerstboom staat er nog, maar hij hoort er eigenlijk niet meer. Er liggen meer naalden onder de boom dan er aan zitten en in de loop van de festiviteiten is het arme geval vervaarlijk scheef gezakt. Zo’n kerstboom wekt mijn medelijden. Het maakt me melancholiek, maar ook daadkrachtig.
Weg ermee, is namelijk mijn eerste gedachte. In mijn huis is na 2 januari vaak geen spoortje van kerstmis meer te bekennen. De boom is weg, de krans van de deur, de naalden opgezogen en de kaartjes, hup, in de papierbak gekieperd.
Nadat ik ook dit jaar ruim voor Driekoningen korte metten had gemaakt met Kerstmis, verheugde ik mij in de eerste week van januari op de frisse aanblik van de stad. Het nieuwe jaar was begonnen, weg met de Kerstmannen, kerstliedjes, en de flikkerende lampjes (sinds wanneer is blauw de kleur van kerst?). Maar in de eerste straten die ik doorkruiste bleek al dat ik mijn opruimwoede niet deelde met mijn stadgenoten. Alle straten hingen nog vol versiering en ’s avonds gingen al die vrolijke blauwe lampjes ook gewoon nog aan.
Nu, drie weken later, hebben de winkeliers in Amsterdam er nog steeds geen genoeg van. In de Haarlemmerstraat hangt nog volop verlichting. In een etalage staat zelfs nog een bordkartonnen kerstboom. De Amsterdamse ondernemers zijn kennelijk niet bang voor het ongeluk dat hen voorspeld wordt als ze te lang wachten met het opruimen van de kerstboel.
Ik raak hierdoor vertwijfeld. Net het hele huis aan kant, hangt al die rommel nog boven de straat. Net afscheid genomen van die warme kerstgevoelens, moeten fel verlichte plastic dennentakken je eraan herinneren dat het volgende AVRO musical kerstgala nog een jaar van ons verwijderd is.
Volgens Nel de Jager, die als voorzitter van de ondernemersvereniging Haarlemmerbuurt verantwoordelijk is voor de versiering in deze wijk, bedoelen de winkeliers het goed. “Januari is nog zo’n donkere maand, mensen zijn een beetje somber. Winkeliers vinden die verlichting dan extra feestelijk.” Bovendien zijn er praktische bezwaren tegen een te radicaal reinheidsideaal. “Anders hangt het er ook maar zo kort, in verhouding tot de moeite die het kost om het op te hangen en weg te halen. Door de vorst en de sneeuw was het ook extra moeilijk om de versiering op te ruimen.” Maar De Jager is het met me eens dat het soms wel iets minder kan. “Als het aan de winkeliers ligt hangt de versiering er het hele jaar. Dit jaar waren veel winkelstraten vroeg met ophangen, wij waren de laatsten. Dat werd me niet in dank afgenomen. Maar het moet niet elk jaar gekker worden. Anders kun je de verlichting wel in augustus ophangen en in april pas weer weghalen.”
Van dat schrikbeeld moet ik even bijkomen. Om al vanaf de nazomer gevoed te worden in mijn hunkering naar die warme decemberdagen, ik moet er niet aan denken. En dan tot in het vroege voorjaar geconfronteerd worden met dat wat er nog maandenlang niet zal zijn; volgens mij zou ik een verhuizing moeten overwegen. Wat dat betreft kan ik alleen maar hopen dat de Nel de Jagers de boel blijven bestieren hier in Amsterdam. Zij verzekert me: “Eind januari is alle verlichting verdwenen.”